De opgravingszone werd opgedeeld in werkputten zodat elke zone op korte termijn afgewerkt kon worden en de sporen niet degraderen door het openliggen. Elke werkput werd daarbij nog eens ingedeeld om zo het grondverzet zoveel als mogelijk te beperken. Het onderzochte terrein werd in zes werkputten opgedeeld en opgegraven. De werkputten werden aangelegd door middel van een rupskraan met een gladde kraanbak van 1,60 m breed. De teelaarde werd laagsgewijs verdiept tot op het archeologisch leesbaar niveau. Het eerste archeologische niveau bevindt zich daarbij op ca. 80 cm onder het maaiveld, tussen ca. 27,5 en 28,0 m +TAW. Overeenkomstig de geplande bodemingrepen werd ter hoogte van de toekomstige wadi en de nieuwbouw een tweede vlak aangelegd. Ter hoogte van de toekomstige wadi – in het noorden van het onderzoeksgebied – werd dit tweede vlak aangelegd op ca. 2 m diepte t.o.v. het maaiveld, op ca. 26,8 à 27,1 m +TAW. Ter hoogte van de nieuwbouw bevindt het tweede vlak zich op ca. 1,33 m -mv of op ca. 27,1 à 27,4 m +TAW.
Gelet op de in situ bewaring werden geen sporen gecoupeerd, met uitzondering van één ‘greppel’ in het noorden van het onderzoeksgebied voordat er verdiept werd naar het tweede archeologisch vlak.
De teelaarde, het aangelegde vlak, de sporen en de storten werden intensief onderzocht met een metaaldetector.
Budingenweg (Zoutleeuw) Naar aanleiding van de geplande sloop en nieuwbouw met aanhorigheden aan de Freinetschool werd een archeologisch vooronderzoek en een vervolgonderzoek uitgevoerd.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Freinetschool Tinteltuin (fase 1) [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1080461 (geraadpleegd op ).
