erfgoedobject

Brouwerswoning met brouwerij

bouwkundig element
ID
31377
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31377
10 m

Basis Lagen

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerswoning met brouwerij
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Brouwerswoning met brouwerij
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Dorpskom Reningelst
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskom Reningelst
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerswoning met brouwerij
    Deze vaststelling was geldig van tot

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpskom Reningelst
    Deze bescherming was geldig van tot

Beschrijving

De brouwerswoning van 1922 met 19de-eeuwse brouwerij Sint-Joris ligt aan het Reningelstplein, schuin tegenover de parochiekerk Sint-Vedastus. Ten zuidoosten van het brouwershuis situeren zich de na de Eerste Wereldoorlog gebouwde vredeskapel en de toegang tot de bijgebouwen en de brouwerijkoer. Vanop deze koer is het brouwerij-mouterijgebouw, dat zich achter het brouwershuis bevindt, toegankelijk. Ten zuiden van de koer staat het wagenhuis met paardenstal.

Historische evolutie van de brouwerij-mouterij Sint-Joris

Tot in het begin van de 20ste eeuw telde het plattelandsdorp Reningelst twee brouwerijen, namelijk de brouwerij De Ouderdom op het gehucht Ouderdom en de brouwerij-mouterij Sint-Joris op het Reningelstplein. De brouwerij Sint-Joris gaat in de kern minstens terug tot het midden van de 17de eeuw. Omstreeks 1660 was de Reningelstse baljuw Pierre de Wijcker er brouwer. Daarna volgden nog verscheidene brouwers, waaronder Jan-Baptist De Keuwer. Door het huwelijk in 1748 van zijn dochter Marie Jeanne met Pieter Camerlynck kwam de brouwerij in handen van de familie Camerlynck. Hun zoon Jacob Camerlynck liet in 1807 aan de zuidzijde van de brouwerijkoer een nieuw wagenhuis met paardenstal bouwen met bouwmaterialen die vermoedelijk werden gerecupereerd van het in 1793 afgebrande kasteel van Reningelst. In het baksteenmetselwerk van de noordelijke zijgevel is het bouwjaar verwerkt.

Op het einde van de 19de eeuw werd de familie Six eigenaar door het huwelijk in 1873 van Marie Céline Camerlynck met Gustave Six. Hun zoon Nestor Six breidde de mouterij uit en liet een mouttoren bouwen. Twee gevelstenen in de oostgevel van de moutast herinneren aan de bouwactiviteit: ”1913” en ”S.C.”, initialen die verwijzen naar het brouwerspaar Six-Colpaert. Ook moderniseerde Nestor Six de brouwerij door zich onder meer een bottelinstallatie aan te schaffen. Om zijn flessenbier te promoten liet hij op de noordgevel van de moutast het nog bewaarde opschrift ”brouwerij mouterij sint-joris – bijzonder bruin bier in vaten en flessen” schilderen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef de brouwerij-mouterij tot maart 1917 in bedrijf. Oprukkende bombardementen dwongen brouwer Nestor Six toen om zijn omwille van de vele Engelse soldaten lucratieve brouwactiviteit stop te zetten. Met de slag om de Kemmelberg in april 1918 kreeg Reningelst, dat buiten het frontlijn van de Ieperboog lag, het echter ook hard te verduren. Het brouwershuis, dat zes traveeën en twee bouwlagen telde en onder een zadeldak stak, werd daarbij volledig vernield. De mouterij-brouwerijgebouwen, het tegenover gelegen bijgebouw (met kuiperij, suikermagazijn, kolenberging en klein wagenkot) alsook het wagenhuis met paardenstal uit 1807 bleven gespaard. De kuiperij in het bijgebouw deed in de eerste naoorlogse jaren tijdelijk dienst als noodwoning voor één van de knechten, wiens woning was verwoest. In de mouterij-brouwerij werd onmiddellijk na de oorlog opnieuw gemout en gebrouwen. Voor de nodige drijfkracht werd echter niet langer gebruik gemaakt van een paardenmanège maar van een benzinemotor. De brouwerswoning werd rond 1922 op de vooroorlogse locatie, aan de noordoostzijde van de brouwerijsite, heropgebouwd. Ook werd aan de straatzijde de vredeskapel gebouwd.

Om de toekomst te verzekeren werd de brouwerij rond 1932 gemoderniseerd. Het brouwerijgebouw werd deels met een derde bouwlaag uitgebreid. De brouwzaal werd van de begane grond overgebracht naar de eerste verdieping en heringericht met een nieuwe warmwaterketel, een nieuwe houten roerkuip met mechanisch roerwerk en een nieuwe brouwketel. Om de gistingsomstandigheden te optimaliseren werd het afkoelingsproces bevorderd door de installatie van een wortkoeler. De gisting zelf vond voortaan niet langer plaats in gistings- en biervaten maar in open gistingskuipen. Voor de aandrijving van de moutpletter en de diverse water- en wortpompen werd in de machinekamer een Lister-dieselmotor geplaatst ter vervanging van de benzinemotor. Na het overlijden van Nestor Six in 1933 liet zijn zoon Joseph, die als ingenieur-brouwer het belang van koeling voor een goede proces- en kwaliteitsbeheersing kende, in de bewaarkelder zeven koel- en lagertanks installeren. Deze investering liet hem toe om bier van halfhoge gisting te brouwen. In de bewaarkelder onder het mouterijgebouw werd een bierafvullerij ingericht. Dankzij deze belangrijke moderniseringen werd het mogelijk om wekelijks twee tot drie brouwsels van 70 hectoliter te bereiden en werd de brouwerij Sint-Joris één van de belangrijkste bierproducenten van de streek. Bekend was vooral de donkerbruine ’Speciaal’, die omwille van het rode porceleinen beugelslot in de volksmond ‘Rookop’ werd genoemd.

De harde concurrentie binnen de brouwerijsector noopte de brouwerij Sint-Joris in april 1963 tot het stopzetten van de brouwactiviteit. De mouterij- en brouwerijgebouwen werden daarna gedurende een paar decennia gebruikt als opslagruimte voor de handel in bieren die werden afgenomen van respectievelijk de brouwerij de Blieck in Aalst, het Anglo-Belge-depot Backar in Vlamertinge en het Anglo-Belge-depot Lootens in Diksmuide. Vandaag zijn de mouterij-brouwerijgebouwen gerestaureerd en sinds 2012 herbestemd als ‘kinderbrouwerij’. De mouttoren is sedert 2023 in gebruik als uitkijktoren. Het voormalige wagenhuis met paardenstal werd uitgebreid met een polyvalente zaal en samen vormen ze het ‘OC De Rookop’.

Beschrijving van de brouwerijsite

Brouwerswoning met koermuur, toegangshekken en vredeskapel

Uit het materiaalgebruik van geel-beige sierbaksteen blijkt dat de brouwerswoning, de koermuur met hekken dat toegang verschaft tot de brouwerijkoer, en de vredeskapel als één architecturaal geheel heropgebouwd zijn in de vroege jaren 1920. In de achtergevel van de woning steken links en rechts van het zoldervenster gevelstenen: de initialen “S.C.” verwijzen naar het brouwerspaar Six-Colpaert als bouwheer, terwijl de jaarsteen “1922” de voltooiing van de wederopbouw aangeeft.

De brouwerswoning is met de representatieve oostgevel naar het Reningelstplein gericht. Ze vormt het architecturale pendant van de kerk met omringend kerkhof schuin er tegenover. Tegen de geelbakstenen noordelijke zijgevel van deze woning sluit de herberg Sint-Joris aan. Dit lagere, in kern 19de-eeuws pand met bakstenen lijstgevel ontsnapte aan de oorlogsvernietiging.

Het statige herenhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen is gevat onder een breed gemansardeerd zadeldak (nok evenwijdig met de straat). In de twee zuidelijke traveeën wordt het hoofddak gekruist door een smaller en lager mansardedak (nok haaks op de straat), waarboven een wolfseind de verbinding met de nok van het hoofddak maakt. De dakbedekking van rechthoekige leien is bij de door gootlijsten afgelijnde mansarde-opstand verrijkt met cirkelvormige motieven. Dakkapellen onder plat dak met geprofileerde gootlijst ritmeren in de straat- en de zuidgevel het mansardegedeelte.

De eclectische architectuur van de brouwerswoning blijkt onder meer uit het parement van geel-beige sierbaksteen (straatgevel en zuidelijke zijgevel), de tegelfriezen en de driezijdige erker. De uitkragende dakstructuur van de twee zuidelijke traveeën verwijst dan weer naar de cottage-architectuur. De dubbelhuisopstand van de direct aan de straat gelegen voorgevel is gespiegeld rondom het centrale portaal. Ter hoogte van de twee zuidelijke traveeën (links) wordt de symmetrie vanaf de verdieping doorbroken door de erker en de geknikte puntgevel erboven. Rondom de zoldervensters kragen witgeschilderde houten windborden met trekker en makelaar uit op sierlijke modillons. De sokkel in gebouchardeerde blauwe hardsteen-blokken is voorzien van vier rechthoekige keldervensters met smeedwerk en, bij de deur, een voetenschraper. Banden in rode sierbaksteen en blauwe hardsteen lijnen de bovenzijde van de sokkel af. De hardstenen band loopt gelijk op met de dito onderdorpels van de benedenvensters. Ter hoogte van de tussendorpels van deur en vensters (begane grond, verdieping en zolder) is de lijstgevel geleed door een fries van rechthoekige, geglazuurde tegels. De afbeelding van een hopperank met -bellen en gersthalmen, tegen een lichtblauwe achtergrond, verwijst naar de brouw- en moutactiviteiten. Tegelpaneeltjes (vierkante tegels met beige omranding) in de borstwering van de erker tonen een variant waarbij een blauw lint ranken en halmen verbindt. Op basis van stilistische kenmerken zijn de tegels vermoedelijk geproduceerd door het Maison Helman in Sint-Agatha-Berchem (Brussel). De korfboogvormige muuropeningen met geprofileerde omlijsting steken onder een strek en een roodbakstenen kopse laag. Het overwegend witgeschilderde houtwerk met sierlijke, groengeschilderde paneeldeur, ramen met T-indeling (onderstukken in glas-in-lood) en bovenlichten met kleine roedeverdeling versterken de horizontale geleding van de lijstgevel. Ook de ramen in de dakkapellen zijn voorzien van gelede bovenlichten. De driezijdige erker in blauwe hardsteen is gevat onder een overkragend leien dakje en rust op een blauwhardstenen console. De rechthoekige erkervensters zijn ingevuld met ramen met korfboogvormige bovenlichten met kleine roedeverdeling. De borstwering boven de drie rechter traveeën is verlevendigd door een patroon van baksteenkoppen in rode sierbaksteen. Een hoekliseen rechts geeft de scheiding tussen het brouwershuis en de aanpalende herberg aan.

Ook de vrijstaande zuidelijke zijgevel (links vanaf het plein bekeken) is beeldbepalend vanaf het openbaar domein en kreeg daarom eenzelfde parement in geel-beige sierbaksteen. Op de verdieping wordt deze blinde gevel geritmeerd door vier korfboognissen en twee uitkragende schoorstenen. Deze nissen hernemen, net als de roodbakstenen banden, de ritmering van de straatgevel.

Aan de zuidzijde van de brouwerswoning sluit aan de straatzijde de in de vroege jaren 1920 herbouwde, blinde koermuur aan. Deze muur zet het parement en de geleding van de voorgevel van de woning verder. Van noord naar zuid verlaagt de muur trapsgewijs in de richting van het toegangshekken en de kapel. In de rechter travee, aansluitend bij de woning, is de sokkel mét kelderraam doorgetrokken. Een liseen markeert de overgang naar de lagere tweede travee. Deze travee, met lagere blauwhardstenen sokkel, maakt een lichte knik naar de hekpijlers toe. De vierkante hekpijlers zijn sierlijk uitgewerkt met sokkel, schamppaaltjes en afgeronde dekstenen in blauwe hardsteen. Tussen de hekpijlers verschaft een sierlijk smeedijzeren toegangshekken met gebogen profiel toegang tot de brouwerijkoer. Tegen de linker zijgevel van de woning leunt een halfronde serre in gietijzer en glas aan. Aan de straatkant zit deze serre verscholen achter de hoge koermuur.

De naar de brouwerijkoer gerichte, geelbakstenen achtergevel van de brouwerswoning vertoont een dubbelhuisopstand, gespiegeld rondom de centrale deur. Op de begane grond zijn de brede rechthoekige muuropeningen gevat onder metalen I-profielen. Erboven fungeren steekboogstrekken in rode sierbaksteen als ontlastingsboog. Op de verdieping worden de steekboogvensters geaccentueerd door strekken en sluitstenen in rode sierbaksteen. Verder geleden banden in dito baksteen deze gevel. Boven de twee rechter traveeën is de geknikte puntgevel op dezelfde sierlijke wijze als bij de straatgevel uitgewerkt. Het witgeschilderde houtwerk met ramen met T- en kruisindeling vertoont voornamelijk in de bovenlichten kleine roedeverdelingen. De sierlijke houten vleugeldeur heeft beglaasde bovendelen met traliewerk.

Ter hoogte van de linker travee van de achtergevel sluit een achterbouw van drie bouwlagen onder plat dak aan. Dat de gele baksteenbouw geleed is door roodbakstenen banden en dat de steekbogige muuropeningen onder dito strekken steken, toont aan dat dit hoge volume op vierkante plattegrond uit de bouwperiode van de woning dateert. Aan de westzijde sluit een nutsgebouw op smalle plattegrond aan. Dit gebouw van twee tot drie bouwlagen, gevat onder opvallende lessenaarsdaken, vertoont twee bouwfases. De geelbakstenen begane grond met muuropeningen onder roodbakstenen strek sluit aan bij de achtergevel. De verdiepingen in een andere baksteensoort zijn daarentegen in de jaren 1930 of 1940 door brouwer Joseph Six, die ook duivenmelker was, opgetrokken als duivenverblijf. De rechthoekige houten ramen van de bovenverdiepingen, oorspronkelijk voorzien van uitklapluiken, waren speciaal ontworpen voor het uitvliegen van de duiven. Tussen deze vensters zijn er beglaasde erkers uitgebouwd. Boven het rechter gedeelte van het duivenverblijf en ook in de zijgevel steken er oculi in een omlijsting van rode baksteen.

Links van de toegangshekken werd in de vroege jaren 1920 de kapel, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Vrede, gebouwd. Ter hoogte van de vredeskapel gaat de afsluiting van het brouwerijdomein over in lage gietijzeren hekken boven een gecementeerde sokkel. Vierkante pijlers van geel-beige sierbaksteen ritmeren het hekwerk. De kapel op rechthoekige plattegrond met driezijdige sluiting is gevat onder een leien zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat). De geelbakstenen zijgevels zijn opengewerkt door een spitsboogvenster en -deurtje, en afgelijnd door een muizentandfries. De straatgevel met portaal - net zoals bij de woning voorzien van een parement van geel-beige sierbaksteen – is opgevat als een puntgevel met schouderstukken, uitkragend op blauwhardstenen consoles, en aandaken. Het rechthoekige portaal onder blauwhardstenen latei zit verdiept in een geprofileerde spitsboognis. Het gecementeerde boogveld vertoont het opschrift in metalen letters: “O.-L.-Vrouw van Vrede B.V.O.” Het eigenlijke kapelinterieur met houten spitstongewelf steekt achter een verdiepte houten deur, uitgewerkt met briefpaneel en beglazing. Het altaar is uitgewerkt in blauwe hardsteen.

De hoger genoemde hekken geven toegang tot de gekasseide binnenkoer. Ten noorden van de kapel is de erfoprit afgeboord door een met rondbogen geajoureerde bakstenen muur. Ten zuidwesten van de serre is er een siertuintje met treures.

Brouwerij-mouterij

Achter de brouwerswoning bevindt zich in een gesloten opstelling rond de binnenkoer het grotendeels 19de-eeuws brouwerij-mouterijcomplex. Het nijverheidscomplex bestaat uit een brouwerijgebouw met haaks daarop een mouterijgebouw met bijhorende moutast.

De brouwerij is een verankerd bakstenen gebouw van twee bouwlagen, dat in 1934 deels met een derde bouwlaag is opgetrokken. Beide volumes zijn met een pannen zadeldak afgedekt. Ter hoogte van de brouwzaal is een verluchtingsnok voorzien. Tegen de oostelijke zijgevel is een hoge rechthoekige schoorsteen aangebouwd. Rechthoekige venster- en deuropeningen, op het gelijkvloers met bakstenen latei en op de verdiepingen een ijzeren I-profiel als latei, doorbreken het parament van rode baksteen. Tussen de gelijkvloerse en eerste verdieping steekt door de erfgevel ter hoogte van de brouwzaal een ijzeren drafgoot. Twee ijzeren steektrappen leiden naar respectievelijk de brouwzaal en de stookruimte. Tussen beide toegangstrappen vertoont het parament een dichtgemetselde muuropening onder een geelrode bakstenen ontlastingsboog met sluitsteen. Indien nodig kon dit parament worden weggebroken voor het inbrengen van een nieuwe brouw- of kookketel.

Binnenin het brouwerijgebouw is de brouwinstallatie grotendeels bewaard. De benedenverdieping bestaat uit een machinekamer met in het bijzonder een gemetselde pekelbak, een compressor op ammoniakbasis en een met een Lister-dieselmotor aangedreven waterpomp. In de brouwzaal op de eerste verdieping bevinden zich een ingemetselde waterketel (60 hl 97 l) en een dito brouwketel (74 hl 40 l), die vanop de derde verdieping toegankelijk zijn. Op deze verdieping zijn er ook twee gemetselde waterbakken (n° 1 met een inhoud van 9 hl [...] l en n° 2 met een inhoud va 11 hl 40 l) en een gegalvaniseerde waterbak (met een inhoud van 8 hl 47 l). De oorspronkelijke mechanisch aangedreven roerkuip in de brouwzaal is verdwenen. De koelruimte naast de brouwzaal is uitgerust met een koperen koelschip (van 75 hl 18 l) die is voorzien van een houten bekisting. Achter de koelruimte bevindt zich de afkoelingszaal die zich verticaal uitstrekt over de gelijkvloerse en de eerste verdieping. In deze ruimte staat een grote wortkoeler (of ‘baudelot’), vervaardigd door ”L. Biron Constructeur Lille – Réfrigerant capillaire Lawrence” zoals een firmaplaatje aangeeft. De gistingszaal ten westen van de afkoelingszaal is uitgerust met twee gegalvaniseerde gistingskuipen. In de onderliggende gistingskelder staan zeven koel- of lagertanks (van 30 hl) opgesteld die door middel van een koelinstallatie met pekelwater op een temperatuur van 0 °C werden gehouden. Ter hoogte van de machinekamer is tegen de erfgevel van het brouwerijgebouw een bakstenen tonnenwaskot onder pannen lessenaarsdak aangebouwd.

De mouterij is een verankerd bakstenen gebouw van twee bouwlagen en voorzien van een deels afgewolfd pannen zadeldak. Het gebouw is volledig onderkelderd. De kelders stonden in functie van de brouwerij en werden gebruikt om het tonnenbier te bewaren alsook om het bier deels op flessen te trekken. Van de firma ”H. Dechaineux et Cie Successeur de J. Ponty et Cie Montigne-aux-Anges Bruxelles” is nog een bierfilter bewaard, en van de ”Usines A. Vandergeeten Bruxelles” een flessenreingingsmachine. De deels betegelde deels gecementeerde kiemvloer op de gelijkvloerse verdieping wijst op een vloermouterij die vermoedelijk rond 1913 werd uitgebreid. Op de eerste verdieping werd de mout bewaard. De zolderverdieping fungeerde als gerstzolder. Hier werd de brouwersgerst ook gereinigd. Vóór de herbestemming van de mouterij-brouwerij tot kinderbrouwerij staken in de vloer van de zolderverdieping twee weekkuipen die de eerste verdieping doorboorden. Bij de herbestemming tot kinderbrouwerij werden de lage mout- en gerstzolder tot één zolder herleid en werd maar één weekkuip behouden.

De deels in het mouterijgebouw geïntegreerde mouttoren behoorde typologisch tot de mouttorens met twee of meer eestvloeren. In 2001 implodeerde de in 1913 opgetrokken mouttoren echter. Van de vier bouwlagen van het verankerde roodbakstenen gebouw stond enkel nog de gelijkvloerse verdieping met de eestoven overeind. Van de warmluchtkamer (‘hel’) en de twee eestvloeren op respectievelijk de tweede en de derde verdieping bleef niets meer over. Tijdens de restauratiecampagne omstreeks 2017 werd de mouttoren heropgebouwd en heringericht als uitkijktoren. Een ronde eestschouw met vaste muts bekroont opnieuw de vlak afgedekte ast. In de noordgevel werden de gevelstenen ”S.C.“ en ”1913” alsook het met donkergrijze bakstenen geaccentueerde rondboognisje met heiligenbeeld (Sint-Joris) opnieuw geïntegreerd. Ook de geschilderde promotietekst ”brouwerij mouterij sint-joris – bijzonder bruin bier in vaten en flessen” opnieuw aangebracht.

Wagenhuis met paardenstal en bijgebouw

Aan de zuidzijde van de brouwerijkoer, tegenover het mouterij-brouwerijgebouw, bevindt zich het voormalige wagenhuis met de paardenstal die later als autobergplaats dienstdeed. Het in rode baksteen opgetrokken gebouw telt één bouwlaag en steekt onder een pannen zadeldak met dakkapel met trapgeveltje. Onder de metselaarstekens in de top van de linkerzijgevel is het gebouw door middel van rode bakstenen, verwerkt in het metselwerk, ”1807” gedateerd. De gele en blauwgeglazuurde bakstenen waarmee deze zijgevel is opgetrokken, zijn vermoedelijk afkomstig van het in 1793 afgebrande kasteel aan de overzijde van de straat. De erfgevel wordt doorbroken door een getoogde deur en koetspoort. Links bevindt zich een deels dichtgemaakte getoogde poort onder een driehoekig fronton. De poort, die leidt naar een achterliggende tuin, verbindt het wagenhuis met het bijgebouw ten zuidoosten van de brouwerijkoer. Dit nutsgebouw, een verankerde rode baksteenbouw onder een pannen lessenaarsdak, herbergde vroeger van links naar rechts een kuiperij, een suikermagazijn (‘siroopkot’), een kolenberging (‘koolkot’) en een klein wagenhuis (‘voiturekot’).

  • Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DW002024, Dorpsgezicht Reningelst (DE SCHEPPER J. en TERMOTE J. 1997).
  • BECUWE F. 1998: De Roo(d)kop van Sint-Joris. De mouterij-brouwerij Sint-Joris in Reningelst (19de - 20ste eeuw), Alveringem, Mout- & Brouwhuis de Snoek, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 3.
  • BECUWE F. 2016: Tel orge, tel malt. Klein- en grootmouterij in Vlaanderen (1850-1950), Brussel - Gent, Onroerend Erfgoed - Mens & Cultuur Uitgevers, Relicta Monografieën 10.
  • BECUWE F. 2021-2022: Van De Snoek en consorten. De dorpsbrouwerij in Vlaanderen, (ca. 1750 - ca. 1950), Alveringem, Mout- & Brouwhuis de Snoek, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 26-27, 2 delen.
  • Informatie verstrekt door Mario Baeck (24 januari 2025).

Auteurs: Becuwe, Frank; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Dorpskom Reningelst

  • Is deel van
    Reningelstplein


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Brouwerswoning met brouwerij [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31377 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.