Bij het proefsleuvenonderzoek werden slechts 2 twee aaneensluitende grachten aagetroffen. Daarnaast werden voornamelijk omvangrijke verstoringen vastgesteld en opgemeten.
De grachten bevinden zich centraal in het noordelijke deel van het eerste hoofdvoetbalveld in de enige niet-verstoorde zone. Eén gracht heeft een bijna OW-oriëntatie en volgt daarmee de 18de-20ste-eeuwse percelering. Het grachtverloop wordt naar het westen toe verstoord. Aan de oostelijke zijde sluit deze aan op de andere gracht en loopt niet verder meer door. Beide grachten kenmerken zich door een scherpe aflijning met een zandige bruin tot donkerbruingrijze kleur. Vondstmateriaal is afwezig maar gezien de vulling kunnen deze in de postmiddeleeuwen gedateerd worden.
Tijdens het veldwerk werden vijf metaalvondsten aangetroffen. Het gaat om een Nederlandse 2 ½ gulden uit 1969, een laat 19de-eeuws fabrieksloodje, een hangertje, een mogelijk muntgewichtje en een rekenpenning uit Nurenberg uit de late 16de of vroege 17de eeuw.