Uit de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat nergens een begraven loopoppervlak aanwezig was en dat de bewaringscondities van de bodem op een matig slechte bewaring wijzen. In het projectgebied is een diepe ploeglaag aanwezig tot ca. 50 cm diep waar de top helemaal is gehomogeniseerd.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 25 sporen en bijhorende vondsten aangetroffen. Het betreffen 13 paalkuilen, 9 greppels en drie grachten. De sporen en vondsten (o.v.v. aardewerk en bouwmateriaal) lijken te wijzen op een occupatie in de ijzertijd en/of Gallo-Romeinse periode. De sporen vormen samen de aanzet van een ruraal landschap waarin heel wat erfgrachten/greppels het landschap indelen en waarbinnen zich nog nederzettingssporen ophouden. Vermoedelijk bevinden we ons hier op de rand van het woonerf.