Het landschappelijk booronderzoek maakt duidelijk dat er geen intacte podzolbodem of andere begraven bodem werd aangetroffen. De onderzochte sedimenten behoren tot hellingssedimenten, deze sedimenten werden onder natuurlijke omstandigheden verplaatst en herwerkt. Hierdoor is de
lokalisatie en stratigrafische positie van mogelijke relevante steentijd artefacten hoogtswaarschijnlijk verplaatst, dit heeft als gevolg dat er een laag potentieel van gepreserveerde steentijdsporen/artefacten aanwezig is.
Er werden 13 paalsporen en één greppel aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek, de sporen dateren vermoedelijk uit de Nieuwe tot Nieuwste Tijd. Deze sporen werden als recent geïdentificeerd en zijn vermoedelijk te connecteren aan een voormalige perceelsindeling op het terrein, bestaande uit paaltjes en een greppel. Enkele van deze paalsporen kenden een ietwat meer organische en donkere vulling en hadden sporen van houtrestanten, dit kan wijzen op de aanwezigheid van bomen (eventueel zelfs een bomenrij) ter hoogte van deze perceelsgrens.