In de meest westelijke zijde van het plangebied kan een zone worden aangeduid waar verschillende sporen aan het licht kwamen. Er zijn in totaal zijn er 44 sporen aangetroffen. Het grootste gedeelte van het sporenbestand bestaat uit paalkuilen (n=19), maar verder werden ook tien greppels en drie kuilen aangetroffen. Deze sporen lijken te behoren tot een bewoningsite die dankzij gevonden aardewerk kan gedateerd worden in de vroege ijzertijd. Het aantreffen van besmijting op de buitenwand van het aardewerk zorgt voor een nauwere datering rond 900 v.Chr. Naast het handgevormde aardewerk werd nog een Romeinse scherf aangetroffen maar deze wordt als intrusief beschouwd.
Het grillige en eerder smalle verloop van de eigendomspercelen bemoeilijkte de aanleg van kijkvensters. Hierdoor konden geen structuren worden vrij gelegd tijdens het vooronderzoek. Aan de hand van enkele gecoupeerde paalkuilen bevinden er zich mogelijk wel structuren in het onderzoeksgebied. Naast paalkuilen werden ook enkele greppels aangesneden die voorlopig nog moeilijk te dateren zijn. In een van de greppels werd de punt van een eergetouw teruggevonden samen met handgevormd aardewerk uit de metaaltijden. De oriƫntatie van de greppel volgde echter hetzelfde verloop als de middeleeuwse greppels aangetroffen op het onderzochte naburige perceel. Ook werd een stuk natuursteen gevonden. Vermoedelijk is het een stuk bouwsteen. Deze vondst is moeilijk te dateren, er werd ook geen aardewerk aangetroffen dat voor een datering zou kunnen zorgen.