Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van een distributiecentrum, werd binnen het plangebied een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Het archeologisch niveau bevond zich op een diepte tussen 63 en 125 cm onder het maaiveld of op een hoogte tussen 5,22 en 4,60 m TAW. Dit verschil in diepte is te wijten aan de veranderlijke verstoringsdiepte over het hele terrein. Met uitzondering van 4 bodemprofielen waar onder den Ap-horizont (20 tot 40cm dik) was in de 16 andere profielen een ophogingspakket waar te nemen. Dit pakket varieerde verspreid over het terrein van 1 tot 4 lagen met een maximum dikte van 130cm. In 2 profielen was nog een 10cm dik restant van de Apb-horizont aanwezig. In 3 andere profielen was slechts de gebioturbeerde overgangslaag tussen de A- en een C-horizont (A/C) zichtbaar. In totaal werden 82 sporen geregistreerd, waarvan een paalspoor, vier greppels, 48 verstoringen en 29 natuurlijke sporen. De sporen bevonden zich op een diepte van 63 tot 125 cm onder het maaiveld. De sporen bevinden zich verspreid over het hele terrein. De paalsporen en greppels zijn op basis van hun kleur en aflijning in de nieuwe tot nieuwste tijd te dateren. Er zijn geen vondsten aangetroffen die een nauwkeurigere datering kunnen vooropstellen.