waarneming

Poekestraat

archeologisch element
ID
980928
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980928

Juridische gevolgen

  • is deel van de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 6547
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

De opgraving te Ruiselede Poekestraat heeft de verwachtingen uit het proefsleuvenonderzoek zeker ingelost. Naast de verwachte Romeinse sporen zijn sporen gevonden van een steentijdoccupatie, een occupatie in de late bronstijd, in de midden ijzertijd en de volle middeleeuwen. Geïsoleerde sporen konden waargenomen worden uit de late middeleeuwen, de Tweede Wereldoorlog en de 19de-20ste eeuw. 

De steentijdoccupatie is ex situ aangetroffen en gaat eigenlijk om het restant van een occupatie in die periode, die doorheen de tijd verstoord is geraakt, waardoor de vondsten enkel bij de aanleg van het vlak (in de bouwvoor) en in jongere contexten werden verzameld. 

De occupatie uit de late bronstijd betreft een enkele afvalkuil, met drie complete potjes, die in het oosten van de opgraving is gedocumenteerd. Dit doet vermoeden dat de bijhorende nederzetting zich vermoedelijk nog meer naar het oosten bevindt.

Ook de waterput uit de ijzertijd is het enige spoor uit deze periode, die zo een hint geeft naar een nederzetting meer naar het oosten. Het aardewerk, in totaal 385 scherven, geeft een datering van de waterput in de late ijzertijd, namelijk de Vroeg La Tène. Het dendrochronologisch onderzoek heeft de houten beschoeiing gedateerd op het einde van de 5e eeuw v. Chr. met kapdata na 432, na 436 en na 433 v. Chr. Een botanisch staal lijken te wijzen op verwerking van cultuurgewassen in de onmiddellijke omgeving van de waterput, waardoor wordt vermoed dat het erf niet ver van de waterput lag. Het landschap was nog bosrijk, met soorten voor zowel droge als natte gronden. 

De Romeinse sporen op de site kunnen eigenlijk over een ruimere periode gedateerd worden gezien de huisplattegronden een evolutie doen vermoeden die wordt ingezet in de late ijzertijd en tot in de Romeinse periode doorloopt. Deze occupatie lijkt een sterke relatie te vertonen met de specifieke locatie, namelijk nabij de aftakking van de beekloop, waarvan het water noodzakelijk was voor de rootkuilen en -greppels die in deze periode een duidelijke ambachtelijke specialisatie lijken te vertonen. De dempingspakketten van de rootkuilen lijken te dateren vanaf het einde van de 1ste eeuw tot het begin van de 3de eeuw. Deze specialisatie was mogelijk ook aanwezig aan de Ommegangstraat hoewel daar de desbetreffende kuil niet als dusdanig is geïnterpreteerd, noch verder is onderzocht.

Vulling 17 uit de geul is gedateerd en geanalyseerd op pollen en macroresten. De datering is veelbelovend met een datering tussen 73 en 226 n. Chr. Het palynologisch onderzoek en de resultaten op het macrobotanische materiaal wijzen in de richting van een recent afgesneden beekdal, waarbij de onmiddellijke omgeving nog begroeid was met natte bossen en rietmoeras, maar verderop was de ontginning van het landschap reeds aan de gang, waarbij het beekdal geregeld werd bezocht. De resultaten zijn sterk vergelijkbaar met deze van twee midden-Romeinse waterputten te Ruiselede-Bundingstraat.

In de volle middeleeuwen is de locatie eveneens van belang, gezien uit het botanisch verhaal uit de vulling van de waterput de teelt van vlas wordt aangegeven. Het roten van deze stengels werd dan vermoedelijk in de beekloop zelf gedaan, gezien er in deze periode geen specifieke kuilen voor zijn gegraven. Wel is het woonerf compleet, met erfgreppel en een woonhuis van een type dat tot nu toe enkel lijkt voor te komen te Oudenburg. 

Enkele geïsoleerde sporen uit de nieuwe en nieuwste tijden, zoals een bomkrater en het tramspoor, vervolledigen het archeologisch verhaal van de site. 

De macroresten in de waterput uit de late ijzertijd geven een beeld van een vermoedelijk vrij beboste omgeving. De macroresten van eik, berk, hazelaar en wilde appel bevestigen het beeld van eiken-beukenbossen op lemige bodem, terwijl zwarte els en sporkehout de alluviale bossen vertegenwoordigen. In het landschap bevinden zich vrij voedselarme, vaak natte graslanden, waar men het vee kon weiden. De drogere bodem ten oosten van de site is de meest waarschijnlijke plaats voor de akkers. De akkers werden ingezaaid met granen (spelt, pluimgierst en mogelijk emmer), vlas en oliegewassen (nogmaals vlas, maanzaad, huttentut en wellicht raapzaad). Dit cultuurgewassenspectrum past goed bij wat bekend is over de ijzertijdlandbouw op de zandleemgronden.

Het pollenbeeld van de midden-Romeinse periode is van een vrij beboste omgeving. Het wordt gedomineerd door bossen op natte bodem en grasland (alsook mogelijk rietvegetatie). Pollen van cultuurgewassen en akkeronkruiden zijn nauwelijks aanwezig, wijzend op een slechts beperkte menselijke aanwezigheid, ondanks de nabijgelegen nederzetting uit deze periode. Economisch lijkt het primair om weiland te gaan.


Auteurs: Dyselinck, Tina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba

Afvalkuil late bronstijd

Datering: late bronstijd
Typologie: afvalkuilen, vaatwerk
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Vondst van drie complete potjes gevonden, naast de restanten van een bodem en enkele losse scherven.

Bomkrater Tweede Wereldoorlog

Datering: WO II
Typologie: bomkraters, wapens en munitie
Materiaal: metaal
Thema: Erfgoed Tweede Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Fragmenten van een granaat naast een fragment van een drijfband.

Geïsoleerde sporen nieuwe tijd

Datering: nieuwe tijd
Typologie: kuilen
Context: potstallen
Materiaal: aardewerk, metaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
S8036: de functie van de kuil is niet te achterhalen, maar er wordt vermoed dat het gaat om een restant van een potstal. In de kuil zijn slechts vijf scherven, wat bouwceramiek en een aantal nagels aangetroffen

Onbepaalde sporen

Typologie: archeologische sporen en uitgravingen, gebouwplattegronden, greppels
Context: beken
Materiaal: aardewerk, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
In het westen van het opgegraven gebied is een palenrij gevonden die over een lengte van 107 meter gevolgd kan worden. De greppel is te volgen over een lengte van 164 meter en heeft een breedte van 6,5 meter.
In werkput 0 is een beekdal gedocumenteerd. De vondsten zijn ofwel niet dateerbaar ofwel intrusief in de sporen.

Sporen Romeinse tijd

Datering: Romeinse tijd
Typologie: ambachtelijke objecten, bijgebouwen, bouwmaterialen, gebouwplattegronden, greppels, kuilen, paalkuilen, rootputten, waterputten
Materiaal: aardewerk, bot, hout, houtskool, metaal, natuursteen, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Structuren H1, H5 en H6 kunnen typologisch aan de plattegrond toegewezen worden van het type IB, een tweeschepig gebouw met drie nokstaanders. De plattegrond van structuren H2, B1 en B5 horen typologisch mogelijk thuis bij het type IA, een tweeschepig gebouw met vier of meer middenstaanders. De werkhypothese wat betreft de functie van de kuilen is een rootkuil. In één van de kuilen zijn verschillende weefgewichten aangetroffen.
Voor het aardewerk in het algemeen gaat het voornamelijk om handgevormd aardewerk. Uit de waterput kwamen verschillende houten planken, aanzienlijk wat vondsten van aardewerk, natuursteen, vuursteen, metaal, bouwceramiek en verbrand bot.

Sporen volle middeleeuwen

Datering: volle middeleeuwen
Typologie: afvalkuilen, gebouwplattegronden, greppels, kuilen, waterputten
Context: erven
Materiaal: aardewerk, hout, houtskool
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Voor structuur H3 gaat het om een drieschepige plattegrond, bestaande uit minimaal drie staanderkoppels, waaraan de wandpalen eveneens zijn gekoppeld. bij Structuur H4 gaat het mogelijk om een drieschepige plattegrond, waarbij de dragende structuur bestaat uit drie staanderkoppels.
Kuilen met grote hoeveelheden houtskool. Vondsten van een houten laddertje in een kuil.
In de waterput werd ter hoogte van het bovenste deel van de houten bekisting vlechtwerk aangetroffen. Er is een kleine smalle greppel aangetroffen die deze waterput lijkt af te bakenen van zijn omgeving.

Steentijdvondsten

Datering: steentijd
Typologie: losse vondsten
Materiaal: natuursteen, vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
De vuurstenen beperken zich tot vondsten ex situ.

Tramspoor nieuwste tijd

Datering: nieuwste tijd
Typologie: tramsporen
Gebeurtenis:

Waterput ijzertijd

Datering: late ijzertijd (westen)
Typologie: waterputten
Stijl: La Tène
Materiaal: aardewerk, hout
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Het gaat om een waterput met ronde houten losse bekisting uit verticale elementen. Het merendeel van het hout bleek eik, slechts één stuk werd als mogelijk beuk beschreven. Het aardewerk, in totaal 385 scherven, geeft een datering van de waterput in de late ijzertijd, namelijk de Vroeg La Tène.


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Poekestraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980928 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.