Er werd een variëteit aan sporen en structuren aangetroffen: paalsporen, kuilen, grachten, greppels en natuurlijke sporen of windvallen.
Enkele kuilen konden aan de hand van 14C-dateringen en het aanwezige aardewerk gedateerd worden in de vroege middeleeuwen. De functie van de kuilen is ongekend. Eén kuil bevatte Maaslandse witbakkende scherven, waaronder twee lensbodems, een bandoor en enkele randfragmenten. Op basis van het vormenspectrum is dit ensemble te dateren tussen de late 9de eeuw en de eerste helft van de 10de eeuw.
Een aantal van de sporen, op basis van 14C dateringen en het aanwezige aardewerk, kan geplaatst kan worden in de overgang tussen de vroege middeleeuwen en de volle middeleeuwen.
In het noorden van het projectgebied, werden verschillende paalsporen aangetroffen die tot één en dezelfde structuur behoren. Het betreft een bootvormig noordoost – zuidwest georiënteerd hoofdgebouw. Aan de hand van een 14C-datering, kan het paalspoor worden tussen 890 – 1020 n. Chr., de overgangsperiode tussen de vroege en volle middeleeuwen. Het aardewerk wijst op een een datering tussen de 1050 – 1200 n. Chr.
Er waren meerdere gelaagde kuilen aanwezig, waarvan er aan de hand van het witbakkend Maaslands aardewerk twee gedateerd kunnen worden in de volle middeleeuwen.
Een opvallende vondst is een paardenschedel, die aan de hand van de vondstcontext kan gedateerd worden in de vroege middeleeuwen. Ander dierlijk botmateriaal omvatten een slecht bewaard skelet van mogelijk kat of hond, en verder verspreid botmateriaal van schaap/geit, rund en paard.