waarneming

Nierlenders Broechem

archeologisch element
ID
980683
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980683

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 3114
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Na de melding van 2 intacte Merovingische potjes in 2001 en de bedreiging van de vindplaats door graafwerken en verkavelingsplannen, ondernam het toenmalige IAP (later VIOE en agentschap Onroerend Erfgoed) een vlakdekkende opgravingscampagne gedurende de jaren 2001-2003 en 2007-2010. Tijdens deze opgraving werd een volledig vroegmiddeleeuws grafveld blootgelegd. Het grafveld telde 513 graven, meer bepaald 435 menselijke inhumaties, 3 paardengraven en 75 crematiegraven.

De vindplaats is gelegen op de zuidoostelijke helling van een dekzandrug die zich uitstrekt tussen de Merrebeek (noordelijk) en de Molenbeek (zuidelijk) en de waterscheiding vormt tussen Schijn- en Netebekken. Het huidige dorp Broechem waarvan de toponymische betekenis terug gaat tot de vroege middeleeuwen, ligt ten noordoosten van de vindplaats. De ruimere regio maakt deel uit van een lemig zandplateau dat begrensd is door de rivieren Schelde, Schijn, Nete en Rupel. Dit gebied is historisch bekend als de pagus Renensis of pagus Rien die reeds van in de 8ste eeuw vermeld wordt in de schriftelijke bronnen. Het gaat om een perifeer gelegen regio in het uiterste noorden van het Frankische rijk en het bisdom Kamerijk. Het grafveld is de eerste vroegmiddeleeuwse funeraire locatie in Vlaanderen die sinds decennia opgegraven werd en waarvoor moderne opgravingstechnieken toegepast werden.

Deze aanpak, samen met de interdisciplinaire verwerking en hedendaagse conservatiehandelingen, resulteerden in een opmerkelijke kennistoename over deze periode in Vlaanderen. De talrijke grafvondsten zijn ondertussen beschermd als Cultureel Erfgoed dankzij het zgn. Topstukkendecreet. Het grafveld is vermoedelijk reeds in de eerste helft van de 5de eeuw aangelegd boven een nederzetting uit de vroege ijzertijd en bleef in gebruik tot het midden van de 7de eeuw. Door het uitgraven van de graven is er slechts weinig bewaard van de oudere nederzetting uit de metaaltijden: enkel een paar afvalkuilen met o.m. een rituele aardewerkdepositie aan de zuidelijke rand van het grafveld, een aantal paalsporen tussen de graven en een zestal spijkers en palenclusters ten westen van het grafveld zijn de enige getuigenissen van deze nederzetting.

De 435 menselijke inhumatiegraven tekenden zich af als rechthoekige kuilen waarin meestal nog een rechthoekige kistaflijning waar te nemen was. Vanwege de zandige bodemgesteldheid bleef het organisch materiaal niet bewaard zodat het hout van de grafcontainers (meestal rechthoekige kisten, soms ook uitgeholde boomstammen) noch het botmateriaal van de overledenen bewaard bleef. De meeste graven bevatten bijgaven in aardewerk, glas en metaal waaronder mantelspelden, sieraden, werktuigen en wapens. Organische elementen zoals kledij, voorwerpen in been of hoorn en voedsel bleven niet bewaard. Enkel in de corrosie van de metalen voorwerpen waren vaak nog gemineraliseerde textielresten aanwezig die dankzij blokberging en aangepaste conservatiehandelingen vrijgelegd en geanalyseerd werden. Dit onderzoek leverde interessante gegevens op over klederdracht en genderspecifieke tradities.

De 75 crematiegraven waren van bijzonder belang omdat deze graven de enige deposities waren waar het menselijk (en dierlijk) bot nog bewaard was dankzij het calcinerende verbrandingsproces. Hierdoor was het mogelijk om van een groot aantal deposities geslacht en leeftijd op het ogenblik van het overlijden te bepalen. In sommige gevallen was het zelfs mogelijk om traumatische aandoeningen te herkennen. De botresten kwamen tevens in aanmerking voor 14C-datering en strontiumisotopenanalyses. De evolutie van het grafveld verloopt van noord naar zuid en van oost naar west. In de noordelijke zone die te dateren is vanaf de 5de eeuw tot het begin van de 6de eeuw, zijn de graven aangelegd met een oost-west oriëntatie. De aanleg vertoont een rijenstructuur en de graven vertonen een eerder egalitair karakter. Vanaf de 6de eeuw breidt het grafveld uit in zuidelijke richting waar clusters van graven zijn te herkennen. Vanaf het einde van de 6de eeuw en in de 7de eeuw verspreiden de graven zich westwaarts en verschijnen grote en diep uitgegraven kamergraven waarvan de kist op 2 houten dwarsbalken geplaatst is. In deze periode neemt het aantal bijgaven opvallend af.

Wat de crematiegraven betreft, is een opvallende cluster aanwezig in het oudste, noordelijke deel van het grafveld. Een van deze crematies is bijgezet in een urn in handgevormd aardewerk waarvan de oorsprong eerder in noordelijke regio's van Germania te situeren is. Uit radiokoolstofonderzoek blijkt dat deze groep crematies tot de oudste fase van het grafveld horen. De overige crematies zijn verspreid over het grafveld teruggevonden. De crematiegraven bevatten een gelijkaardig gamma aan bijgaven maar deze zijn duidelijk mee op de brandstapel verbrand. De aanwezigheid van het crematieritueel lijkt een typisch gegeven voor de vroegmiddeleeuwse Scheldevallei. Het onderzoek van Broechem heeft geleid tot een duidelijker beeld van het voorkomen van beide rituelen. Het lijkt er op dat een kleine groep Overrijnse migranten zich te Broechem gevestigd heeft en zich vermengd heeft met de plaatselijke bevolking maar eigen tradities in het grafritueel is blijven toepassen. Deze crematieritus heeft zich in de latere periode verspreid onder de ganse gemeenschap. De bijgaven van zowel inhumatie- als crematiegraven wijzen immers op een acculturatie. Ook het bijzondere ritueel van grafheropening is herhaaldelijk vastgesteld te Broechem. Dit ritueel wordt in verband gebracht met de vooroudercultus die een grote rol heeft gespeeld in de vroegmiddeleeuwse maatschappij. Verder heeft de studie van de bijgaven een beter inzicht gegeven in de sociaaleconomische situatie van de bewoners van deze perifere regio. Er zijn geen aanwijzingen van een elite maar vele bijgaven zijn duidelijk afkomstig uit noordelijke en mediterrane regio's. Te Broechem was dus een vreedzame boerenbevolking met heterogene roots gevestigd die toch toegang had tot de regionale en zelfs internationale handelsnetwerken. Dit verandert het beeld van de zogenaamde 'Duistere middeleeuwen' en een elitaire krijgersgemeenschap.


Bron: ANNAERT R. 2018: Het vroegmiddeleeuwse grafveld van Broechem. The early medieval cemetery of Broechem, Merovingian Archaeology in the Low Countries 5/Relicta Monografieën 17, Bonn.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Nederzetting vroege ijzertijd

Datering: vroege ijzertijd
Typologie: funeraire, rituele en religieuze objecten, greppels, kuilen, paalkuilen, vaatwerk, vierpostenspijkers
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Op de plaats waar later het vroegmiddeleeuws grafveld werd aangelegd, bevond zich een nederzetting uit de vroege ijzertijd. Deze nederzetting werd grotendeels vergraven bij de aanleg van de latere graven. Enkele paalsporen met handgevormd aardewerk uit de ijzertijd, greppels, enkele afvalkuilen waaronder een kuil met een rituele depositie in aardewerk in de zuidelijke zone van het grafveld en enkele vierpostenspijkers ten westen van het grafveld zijn de enige overblijvende getuigenissen van deze nederzetting.

Vroegmiddeleeuws grafveld

Datering: Merovingische periode
Typologie: beenderpakgraven, brandrestengraven, crematiegraven, deposities van menselijke resten, dierengraven, funerair gerelateerde constructies, funeraire, rituele en religieuze objecten, grafkuilen, individuele graven, inhumatiegraven, kamergraven, kistgraven, kleding en -accessoires, mensengraven, munten, muntschatten, paalsporen, sieraden, uitrusting voor dieren, urnengraven, vaatwerk, wapens en munitie, werktuigen
Materiaal: aardewerk, barnsteen, biologisch materiaal, bot (dierlijk), bot (menselijk), glas, goud, hoorn, houtskool, ijzer, koperlegering, lithisch materiaal, natuursteen, textiel, zilver
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Het grafveld bestond uit 513 graven waaronder 435 inhumatiegraven, 3 paardengraven en 75 crematiegraven. In de rechthoekige grafkuilen/kamergraven was meestal een houten container (kist of uitgeholde boomstam) geplaatst waarin de overledene in vol ornaat vergezeld van meerdere bijgaven bijgezet was. Sommige graven waren afgezet door een palenstructuur. In de kamergraven was de grote kist op 2 dwarsbalken geplaatst. In de paardengraven lag het paard op de linkerflank of was het rechtop staand afgemaakt en door de knieën gezakt. De crematiegraven omvatten zowel beenderpakgraven als brandrestengraven en 1 urngraf. Boven 4 crematiedeposities was een vierpalig dodenhuisje opgetrokken. Organisch materiaal was niet bewaard tenzij in gemineraliseerde vorm (textiel en leder) of gecalcineerde vorm (menselijk en dierlijk bot en hoorn). De bijgaven in de graven vertonen een rijk en gevarieerd vormengoed: biconisch aardewerk al dan niet met radstempel versierd, zgn. Wölbwandtöpfe, kannen, kookpotten, handgemaakt huishoudelijk aardewerk (zowel import als lokaal vervaardigd), houten emmers met metalen hengsel en beslag, glazen vaatwerk, wapens (scramasaxen, schildknoppen, bijlen en franciska's, lansen, pijlen), gebruiksvoorwerpen (messen, priemen, scharen, pincetten, kammen, beurssluitingen, vuurslagen, sleutels, speelstenen, klokjes, spinstenen, weefgerei), paardentuig, kledij-accessoires (mantelspelden, riembeslag en gespen, beurzen, châtelaines), sieraden (kralenkettingen in glas en/of barnsteen, oorringen, vingerringen, armbanden, sierspelden), munten waaronder een kleine goudschat van 10 munten (1 solidus en 9 tremisses), lithische artefacten en heirlooms of symbolisch geladen objecten (antieke vondsten, laat-Romeinse militaria, grote glaskralen en amuletten). Vele objecten hebben een niet-lokale herkomst o.a. van Angelsaksche, Allamannische, Thuringische gebieden, het Baltische gebied, Overrijnse regio's, Constantinopel, Sri Lanka en India (granaatsteen), Alpen (bergkristal). Vele glaskralen en granaatstenen zijn chemisch onderzoek (Université de Liège en Orléans-F). De gemineraliseerde textielresten zijn onderzocht in York (UK). De gemineraliseerde houtresten in de wapens zijn gedetermineerd (OE). Op de crematieresten is fysisch-antropologisch en archeozoölogisch onderzoek toegepast (OE) alsook radiokoolstofdateringen (KIK) en strontiumisotopenonderzoek (VUB). De houtskool en zaden en vruchten uit de crematiegraven zijn geanalyseerd op hout- en plantensoort (OE)

bunker KW linie

Datering: interbellum, WO II
Typologie: bunkers, greppels, linies
Materiaal: beton
Thema: Erfgoed Tweede Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Op het terrein bevond zich een goed bewaarde commandobunker 1ste lijn van de KW-Linie (1939-1940) van waaruit verschillende greppels vertrokken die tijdens de opgraving waargenomen zijn.


Relaties

  • Omvat
    Bunkers KW-linie Antwerpen

  • Is gerelateerd aan
    KW-Linie C 11


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Nierlenders Broechem [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980683 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.