waarneming

Aalter Woestijnepark

archeologisch element
ID
980492
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980492

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 2422
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Het opgravingsproject Aalter-Woestijne kwam tot stand door de plannen voor de ontwikkeling van ongeveer 32 ha landbouwgrond tot een watergebonden bedrijventerrein. Na de evaluatie van de vooronderzoeken werd besloten om in totaal ongeveer 20 ha integraal op te graven.
De hoge verwachtingen gebaseerd op de luchtfotografische documentatie, kleinschalig onderzoek door de Universiteit Gent in 1989-1990 en het proefsleuvenonderzoek van 2009, werden door het vlakdekkende onderzoek van 2010-2011 niet alleen ingelost, maar zelfs ruimschoots overtroffen. Het hele gebied ten oosten van de Woestijnebeek bleek sporen en vondsten te bevatten uit de steentijden, de metaaltijden, de Romeinse periode, de middeleeuwen en de nieuwe tijden. Ondanks het eeuwenlang onder cultuur zitten van deze zandgronden en de nefaste invloed van onder meer ploegen en bemesten op de bewaring van bodemsporen en -vondsten, was de kwaliteit van wat werd aangetroffen nog verrassend goed. Daarenboven werden in de lager gelegen zone ten westen van de Woestijnebeek de restanten aangetroffen van het laatmiddeleeuwse kasteel van de heren van Woestijne, waarvan het bestaan volledig in de vergetelheid was geraakt.
In de talrijke archeologische structuren is er ook heel wat natuurwetenschappelijke info verzameld. Zo kan op basis van het pollenonderzoek een eerste globaal beeld verkregen worden van de evolutie van het landschap gedurende enkele millennia. In de vroege tot midden bronstijd was er loofbos met open plekken grasland en heide ertussen, met een zwakke aanwijzing voor akkerbouw in de buurt. In de ijzertijd ging het bos vrij sterk achteruit en ontwikkelde zich meer heide. De pollenspectra wijzen op een menselijke aanwezigheid, mogelijk in de vorm van veeteelt. Na een tweede fase van heideontwikkeling werd het heidegebied deels ingenomen door grasland, maar ook deels door nieuw bos. Deze ontwikkeling gebeurde waarschijnlijk nog in de late ijzertijd. Niks lijkt erop te wijzen dat er aan akkerbouw gedaan werd in de directe omgeving van de imposante grachtstelsels en de monumenten. De spectra uit de Romeinse periode wijzen op een relatief open bos, waarin zowel hazelaar, eik als els een plaats hadden. De meer open plekken bestonden uit grasland en heide. Het verdwijnen van de Romeinse bewoning en het in onbruik geraken van de weg resulteerden in een herbebossing van deze open strook in het landschap. In de vroege tot volle middeleeuwen werd het bos denser. Het pollenspectrum uit een gracht uit het midden van de 12de eeuw wijst op een bebost landschap met open plekken waarin heide voorkomt. Rond 1200 is er op korte tijd een opmerkelijke verandering zichtbaar in de vegetatie waarbij de heide zo goed als verdwenen is als gevolg van de hernieuwde exploitatie van de gronden vanaf het midden van de 12de eeuw in het kader van de ontginningsbeweging. Mogelijk is er een gedeeltelijke herbebossing van de voormalige heidegronden maar de stijging bij sommige kruiden wijst eveneens op een toegenomen belang van verstoorde grond en mogelijk van akkerbouw in de omgeving. Waarschijnlijk reeds in de late middeleeuwen maar zeker in de postmiddeleeuwen komt het gebied grotendeels onder akkerland te liggen.

 

 


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Kasteel

Datering: 14de eeuw, 15de eeuw, late middeleeuwen, nieuwe tijd
Typologie: kastelen (woningen)
Materiaal: bot (dierlijk)
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Een opvallende vondst op de site van Aalter-Woestijne zijn de restanten van een kasteel, waarvan het bestaan volledig in de vergetelheid geraakt was. Het bakstenen kasteel van Aalter Woestijne werd waarschijnlijk in het laatste kwart van de 14de eeuw opgericht door de adellijke familie van Vlaanderen, heren van Woestijne vanaf 1376. Het was hun residentie tot het midden of de tweede helft van de 15de eeuw. Het vierkante kasteeltype is zeer geschikt om een militaire en een residentiële functie te combineren en is kenmerkend voor de 14de-eeuwse kastelenbouw in Vlaanderen. De resten van het kasteel vormen waarschijnlijk een stille getuige van de moeilijke relatie tussen de laatste Vlaamse graaf en zijn Bourgondische opvolgers met de machtige Vlaamse steden. Over het functioneren van het kasteel als adellijke residentie is nauwelijks archeologische informatie voorhanden. Het afval dat in de kasteelgracht werd aangetroffen weerspiegelt enkel het gebruik van het kasteel op het einde van zijn bestaan eind 15de eeuw en laat op dat moment geen bijzondere status zien. Slechts enkele elementen vormen een verwijzing naar de oorspronkelijke status van het kasteel als residentie van de hoogadellijke familie van Vlaanderen, heren van Woestijne, Praet en Woeste en gelieerd aan het Bourgondische hof. Bij het dierlijke afval is namelijk de tot nu toe grootste gekende archeologische collectie van edelhertbot in Vlaanderen aangetroffen, een directe verwijzing naar de hoge sociale status van de kasteeleigenaars. De meerderheid van de vondsten maken echter duidelijk dat de heren van Woestijne er eind 15de eeuw niet meer resideerden en dat het in die periode door hen enkel nog als jachtslot werd gebruikt.

Middeleeuwse boerderijen

Datering: 12de eeuw, 13de eeuw, 14de eeuw, late middeleeuwen, volle middeleeuwen
Typologie: hoeven
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Vanaf de 12de eeuw werd het gebied opnieuw in gebruik genomen, getuige de oprichting van twee boerderijen in het midden van deze eeuw en de aanwezigheid van heel wat grachten uit dezelfde periode. De erven werden vermoedelijk reeds eind 12de of begin 13de eeuw opgegeven. Wellicht kadert de aanwezigheid van deze twee boerderijen uit het midden van de 12de eeuw in een groter geheel van ontginningen van schrale zandgronden die in deze periode gaande was. Beide boerderijen bevonden zich in de onmiddellijke
omgeving van het centrale domein van de heerlijkheid Woestijne, waarvan ze wellicht ook afhankelijk waren. De archeologische gegevens sluiten aan bij de historische bronnen, waarbij de oudste vermelding van ontginningen ‘ex Wastina de Haltra’ dateert uit 1187. Een dergelijke evolutie van losse boerderijen in de 12de eeuw naar een centrale grote hoeve die het landbouwbedrijf uitbaat in de 13de eeuw is ook elders in Vlaanderen reeds vastgesteld. Jongere grachten uit de 13de en 14de eeuw in de Zones 1 en 3 illustreren enkel nog de verdere exploitatie van het gebied. Een reeks grachtvullingen uit het midden of de tweede helft van de 14de eeuw markeren waarschijnlijk een grote herstructurering op de site, waarschijnlijk samengaand met grote veranderingen in de organisatie van het Woestijnegoed na de overgang van de heerlijkheid naar de familie van Vlaanderen in 1376.
Gracht- of kuilstructuren die verband houden met de exploitatie van het gebied zijn vanaf deze periode quasi afwezig in deze zones, evenals vondstcomplexen met grote(re) hoeveelheden afval.

Specifieke vondsten in de oudste middeleeuwse contexten wijzen op het belang van veeteelt vanaf de eerste boerderijen. Gemengde landbouwexploitatie was gebruikelijk in deze periode, waarbij de boer een goede verhouding tussen planten- en veeteelt nastreefde omdat de mestproductie van de veestapel belangrijk was voor de akkerbouw op deze schrale zandgronden. Het opvallend grote aandeel van melkteilen in nagenoeg alle aardewerkensembles uit de 12de tot de 14de eeuw vormen het indirecte bewijs voor het houden van melkvee en van de productie van boter en kaas. Dat het innovatieve gebruik van een voor de 12de eeuw nog totaal nieuwe en bijzondere vorm als de melkteil juist op deze plaats voor het eerst en dadelijk in grote hoeveelheden geattesteerd wordt, lijkt eveneens te wijzen op het belang van de melkveehouderij op Woestijne. Over de grootte van de runder- en schapenkuddes van het Woestijnegoed is geen informatie bekend. De geschikte gronden bevonden zich echter wel in de directe omgeving, zowel het grasland in de valleien van
de Woestijnebeek en de Durme voor de runderen als de iets verder gelegen heidegronden van het Maldegemveld en het Bulskampveld voor de schapen.

Militair kamp 18de eeuw

Datering: 18de eeuw, nieuwe tijd
Typologie: militaire kampen, wegen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Naast een reeks grachten die verband houden met de akker- en weilandstructuur van deze gronden zijn van de periode na de middeleeuwen twee opvallende sporenreeksen aanwezig. Enerzijds bevond zich aan de zuidzijde, op de rand van de alluvia van de Woestijnebeek en de Durme, een 17de-18de-eeuwse veldweg die aansluiting gaf op een brug of een overzet over het kanaal. Anderzijds werd in het oosten van Zone 3 een groep van 30 kuilen aangetroffen die de restanten vormde van een kampement uit het tweede kwart van de 18de eeuw en een aanpalende ongedateerde kleine stervormige structuur, waarschijnlijk een fortje. Bij de kuilen kan het om de resten van een legerkamp gaan of van de verblijven van zogenaamde zoetelaars of marketenters, die zich steeds in het gevolg van een leger bevonden. Er kan echter ook niet uitgesloten worden dat het de restanten zijn
van een volledig civiel kampement, bijvoorbeeld een tijdelijk kamp voor arbeiders tijdens grootscheepse werken aan het kanaal in het midden van de 18de eeuw. De ongedateerde stervormige greppelstructuur getuigt echter zeker van een militaire aanwezigheid op deze plaats gedurende de 17de of de 18de eeuw. Het kanaal Brugge-Gent was in die periode een belangrijke strategische linie. Een dergelijk klein defensief liniefort kon dienen om het verkeer op de vaart te controleren of als uitkijkpost. De directe nabijheid van het Woestijnegoed en van de weg naar een kanaaloverzet kan hierbij een strategisch belangrijk punt geweest zijn.

Nederzetting en funeraire structuren Romeins

Datering: Midden-Romeinse tijd
Typologie: brandrestengraven, crematiegraven, funerair gerelateerde constructies, gebouwplattegronden, nederzettingen, wegen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
In de Romeinse periode is ten dele een verschuiving zichtbaar in de aard van de menselijke activiteiten. Bleven in de noordelijke zone van de site de sporen uit deze periode beperkt tot een klein grafveldje in de nabijheid van de grote grafheuvel uit de bronstijd, dan evolueerde het zuidelijke gebied op de zandrug op de rand van de riviervallei tot een nederzettingszone. Er werden restanten gevonden van kleine landbouwerven van het inheems-Romeinse type. Of de gebouwsporen afkomstig zijn van één verplaatst erf of van meerdere boerderijcomplexen is niet duidelijk. Door de aftopping van het microreliëf zijn de grachtcomplexen niet zo goed bewaard gebleven en is de vorm van de enclosures ongekend. De hoofdgebouwen vertonen onderlinge verschillen in bouwwijze die wellicht chronologisch relevant zijn. Wel opvallend is de afwezigheid van waterputten, waarschijnlijk het gevolg van de directe aanwezigheid van drie waterlopen. Deze sporen reflecteren alvast een bewoning die er zich situeerde van de tweede helft van de 1ste tot de 3de eeuw. Doorheen de volledige Zones 1 en 3 liep de in de voorgaande periodes reeds ten dele geattesteerde aarden weg, vanaf dan geflankeerd door twee grachten. Er waren in de buurt van de bewoning ook twee typische kleine grafvelden, met respectievelijk zes en acht brandrestengraven. Heel ongebruikelijk echter was de aanwezigheid van een imposant funerair monument dat zich aan de oostzijde van de site aan de Romeinse weg situeerde. Het betrof een grote vierkante structuur met zijden van 17,5 m met telkens twaalf palen aan elke kant, waarbinnen zich twee brandrestengraven en een rituele kuil bevonden. De Romeinse sporen en resten van bewoning en begraafplaatsen langsheen een aarden weg sluiten aan bij de zeer dichte Romeinse occupatie in de regio rond Aalter, waar zich een castellum bevond. De erven en grafvelden van Woestijne onderscheiden zich wel door hun grote eenvoud zowel in uitleg als in materiële cultuur. De uitzondering is het imposante grafmonument dat als een sterke uitdrukking van status kan gezien worden.

Nederzetting en funeraire structuren bronstijd

Datering: late bronstijd, middenbronstijd
Typologie: crematiegraven, gebouwplattegronden, grafheuvels, karrensporen, kringgreppels, wegen
Thema: Prehistorische grafheuvelcomplexen en urnenvelden
Gebeurtenis:

Beschrijving:
De menselijke aanwezigheid in de bronstijd blijkt niet alleen uit een aantal funeraire structuren waarvan er reeds aanwijzingen waren gevonden via de luchtfotografie en tijdens het proefsleuvenonderzoek. Minder verwacht waren de nederzettingssporen die verspreid over de site zijn aangetroffen. Twee afvalkuilen maken duidelijk dat er reeds in het begin van de midden bronstijd occupatie moet geweest zijn. De vondst van een huisplattegrond uit de late midden bronstijd bevestigt dat er dan effectief een nederzetting op deze plaats aanwezig was, ook al werden er buiten het gebouw zelf in de omgeving geen andere erfstructuren teruggevonden. Een kuil met nederzettingsafval lijkt erop te wijzen dat de bewoning zich in de late bronstijd verderzette in de omgeving, ook al zijn daar verder geen sporen van teruggevonden. Naast deze nederzettingsresten zijn er ook vijf funeraire structuren uit de bronstijd geregistreerd die tot één grafveld behoorden. Drie daarvan waren restanten van grafheuvels, de typische begravingspraktijk uit voornamelijk de midden
bronstijd. Op de site Woestijne waren enkel de circulaire omgrachtingen bewaard en één exemplaar had ook een palenkrans. Daarnaast was er een ovaal monument aanwezig uit dezelfde periode, een type dat afwijkt van het gekende patroon in Zandig Vlaanderen. Deze vier monumenten liggen allemaal op één oost-noordoost georiënteerde lijn op de zandige opduiking. Het vijfde funeraire spoor was een kleine rechthoekige structuur uit de midden bronstijd die sterk afwijkt van de gebruikelijke begravingswijze voor die periode. Het is de enige structuur uit de bronstijd waarin gecremeerd bot werd aangetroffen. Bijzonder is ook dat er op de zandige opduiking waar zich de funeraire sporen bevonden, karrensporen zijn aangetroffen die langs en over de grafmonumenten liepen. Een deel ervan is te dateren in de midden bronstijd. Ze vormen een aanwijzing dat het jongere wegtracé uit de Romeinse periode zich bevond op een veel oudere, bestaande voorganger, die mogelijk reeds tot de bronstijd terug reikt.

Nederzetting en funeraire structuren ijzertijd

Datering: ijzertijd
Typologie: crematiegraven, gebouwplattegronden, grachten (infrastructuur), grafheuvels, karrensporen, palissaden, spijkers
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Uit de ijzertijd werden veel sporen geattesteerd, zowel nederzettingsresten als funeraire structuren, maar ook een reeks monumentale grachtcomplexen waarvan de betekenis onduidelijk blijft. De nederzettingsresten betreffen een reeks gebouwplattegronden, vooral van bijgebouwen en spiekertjes. De datering in de late ijzertijd van een omgracht erf op Zone 1 is onzeker, en bij de talrijke paalstructuren van de vele bijgebouwtjes op Zone 3 is het niet duidelijk of het wel gewone erfstructuren betreft en niet eerder verband houdt met de verschillende grachtenstelsels. Deze bijzondere structuren strekten zich voornamelijk uit over de noordwestelijke helft van Zone 3, gesitueerd tussen de natuurlijke loop van de Woestijnebeek in het westen en van het brongebied van de Gottebeek in het noordoosten. Kenmerkend is de aanwezigheid van palissades die hen langs hun volledige lengte flankeerden. Hun betekenis blijft momenteel onduidelijk. Gaat het om een defensief systeem of hebben ze meer te maken met een rituele ruimte die zich hier uitstrekt? Langsheen twee van deze grachtenstelsels werden alvast respectievelijk een vierkante en een rechthoekige grachtstructuur aangetroffen die als funerair of religieus monument beschouwd worden. Het is alvast duidelijk dat in de ijzertijd enorme inspanningen geleverd zijn om het landschap actief in te richten. Er werden lijnen in het landschap gecreëerd door middel van honderden meters grachten met palissades waarop een of twee monumenten gericht waren. Binnen het gebied van deze grachtstelsels zijn funeraire zones aangetroffen, in het noorden bestaande uit een kleine grafheuvel en een beenderpakgraf in de nabijheid van een grote grafheuvel uit de bronstijd, in het zuiden waarschijnlijk vertegenwoordigd door enkele kleine ronde en ovale grafstructuren. Ten slotte vormen enkele reeksen van karrensporen uit deze periode een duidelijke aanwijzing dat de Romeinse weg
gesitueerd was op een voorloper uit de ijzertijd.

Vondsten uit de Steentijden

Datering: finaalneolithicum, laatmesolithicum, middenmesolithicum, middenneolithicum, vroegmesolithicum
Materiaal: vuursteen
Gebeurtenis:

Beschrijving:
De steentijd is vooral vertegenwoordigd door vondsten uit de natuurlijke depressies, de windvalstructuren die deze depressies verstoorden en de vullingen van jongere archeologische sporen. De depressies bleken een vrijwel continue low density spreiding aan vondstmateriaal te bevatten, met hier en daar geclusterde vondsten uit windvalstructuren. Een eerste studie van het materiaal toont aan dat het een cumulatieve palimpsest betreft, ontstaan door herhaalde kortstondige, seizoensgebonden bezoeken aan de site tijdens het vroeg-, midden- en laat-mesolithicum, het middenneolithicum, het finaal-neolithicum en de overgang met de vroege bronstijd.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Aalter Woestijnepark [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980492 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.