Inhoudelijk thema

Wederopbouw van Roeselare

ID
17308
URI
https://id.erfgoed.net/themas/17308

Beschrijving

Het oorlogsverhaal van Roeselare, in het Duitse Operationsgebiet, dicht bij het front gelegen, vertoont zowel gelijkenissen met de martelaarssteden als met de frontsteden. Net zoals de martelaarssteden kende Roeselare eind 1914 brandstichting en plundering door het Duitse leger. Eind 1917 volgde opnieuw plundering. Gelijklopend met de frontsteden stond Roeselare regelmatig bloot aan artilleriegeschut en bombardementen. Eind 1918 was de stad zwaar beschadigd, maar niet volledig verwoest. Ook door de regionalistische wederopbouw in een “moderne Vlaamse stijl" neemt Roeselare een aparte plaats in.

Eind 1918 waren 70% van de woningen in Roeselare onbewoonbaar. Vooral de arbeiderswijken hadden zwaar geleden onder de Duitse plunderingen. Ook hadden de Duitsers zowat alle fabrieksschoorstenen van het groeiende industriestadje gedynamiteerd en de fabrieksgebouwen ontmanteld.

Eind 1917 gaf de naar Brussel gevluchte burgemeester opdracht voor een algemeen aanlegplan aan de Brusselse architecten Arthur Verhelle, René Doom en Jérome Vermeersch. Opgemaakt zonder terreinkennis was dit aanlegplan totaal onrealistisch. Na de oorlog kwam er dan ook felle kritiek, onder meer van Roeselaarse architecten. Op het terrein en met kadasterplannen in de hand schrapten de Brusselse architecten in 1919 de meest onrealistische elementen, zoals de aanleg van een kanaal midden in de stad. Uit het oorspronkelijke plan behielden ze wel rechtgetrokken rooilijnen, een aantal nieuwe straten, een ruimer plein rond de Sint-Michielskerk, de zonering van fabrieks- en arbeiderswijken aan de stadsrand en de aanzet voor een ringweg. Ook kreeg de volkse wijk rond de Onze-Lieve-Vrouwkerk zijn sinds 1899 gevraagde marktplein. Bij de goedkeuring van het aangepaste aanlegplan eind 1919 bepaalde de Hoog Koninklijk Commissaris dat nieuwe rooilijnen in de door de staat geadopteerde stad enkel mochten doorgedrukt worden bij zwaar vernielde gebouwen. Door de massale terugkeer van vluchtelingen was er immers een hoge woningnood.

Het aanlegplan van 1919 omvatte ook een gevelvoorstel voor de burger- en handelshuizen op de Grote Markt van de hand van René Doom (intussen stadsarchitect) en Jérome Vermeersch. Dat dit net één van de minst vernielde pleinen was, vormde geen bezwaar: ook voor herstelbare panden stimuleerde het stadsbestuur immers afbraak en wederopbouw via een premiestelsel. Daarbij kregen afwijkende ontwerpen, zoals een apotheek met eclectisch witstenen parement, wel een bouwtoelating maar geen premie. Een beenhouwerij in regionalistische baksteenbouw kon in 1919 net wel op een premie rekenen. Andere eigenaars kozen ervoor om hun beschadigde 19de-eeuwse lijstgevel nog te herstellen. Kenmerkend voor de wederopbouwpanden van Doom en Vermeersch en ook van de Roeselaarse architect Alfons Van Coillie zijn de gestileerde puntgevels of afgeplatte klokgevels, de verzorgde baksteenbouw, verrijkt met siermetselwerk en banden en sierelementen in natuur- of similisteen. Publicist Edward Leonard (1921) waardeert de gevelarchitectuur van René Doom als het streven naar een “moderne Vlaamse stijl”. Vanuit modernistische hoek werd deze architectuur echter afgedaan als “reformistisch modernisme”.

Roeselare bezat vóór de oorlog weinig grote monumenten of private architectuur van vóór de 19de eeuw. De stadshalle met belfort die zich centraal op het marktplein bevond, was al in 1704 vernield. In 1769-1771 werd een halle geïntegreerd in het nieuwe stadhuis in Lodewijk XV-stijl. Het belfort zou pas 150 jaar later herrijzen, mogelijk geïnspireerd door het wederopbouwdebat in Ieper en Leuven: het 18de-eeuwse stadhuis werd nu door de stadsarchitect uitgebreid met een belfort. Dit regionalistisch geïnspireerde belfort in art deco was klaar bij de wederopbouwfeesten in 1925, die samenvielen met de toewijding van de stad aan het Heilig Hart. Een gedenkteken met het silhouet van de herbouwde stad, met torens én fabrieksschoorstenen herdenkt zowel het einde van de wederopbouw als deze toewijding.

Meer lezen?

  • LEONARD E. 1921: Schets der ontwikkeling van het huisuitzicht in Vlaanderen, Verhandelingen van de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, 191-192, Antwerpen.
  • MAES J. 1980: De wederopbouw van Roeselare na de Eerste Wereldoorlog, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit der Toegepaste Wetenschappen (onuitgegeven licentiaatsverhandeling).
  • SMETS M. & MAES J. 1983: Woningbouwexperimenten bij Roeselares wederopbouw, Wonen - TABK Tijdschrift voor Architectuur, Stedebouw en Beeldende Kunst 4-5.83, 44-55.

Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Grote Markt 2 (Roeselare)
Het complex uit het derde kwart van de 18de eeuw en de 20ste eeuw ligt ten zuiden van de Grote Markt. In zijn huidige vorm, samenstel van het "Oude Stadhuis" van 1769-1771 met uitbreiding van 1924-1925. Totaalbeeld met recentere uitbreidingen: L-vormig bouwblok begrensd door Grote Markt, Zuidstraat en Botermarkt.


Grote Markt 26 (Roeselare)
Eclectische apotheek met neobarokke en neorococo-elementen. Sinds circa 1880 is een apotheek gevestigd in dit pand. Nieuwbouw na oorlogsschade ontworpen door architect Valère Duyvewaardt in 1919.


Grote Markt 11 (Roeselare)
Diephuis met winkel en werkplaats gebouwd in 1922 (zie topstuk) naar ontwerp van René Doom (Roeselare) van 1921.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouw van Roeselare [online], https://id.erfgoed.net/themas/17308 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.