Geografisch thema

Bovekerke

ID
15773
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15773

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

In 1971 worden Koekelare, Bovekerke en Zande gefusioneerd. Bovekerke vormt het kleine zuidwestelijke deel van de fusiegemeente en heeft een oppervlakte van 540 hectare. De deelgemeente telde in 1971 1062 inwoners (actuele bevolkingscijfers worden niet meer bijgehouden).

Bovekerke is gelegen op vijf kilometer van Koekelare, op vier en een halve kilometer van Vladslo (Diksmuide) en op vier kilometer van Werken (Kortemark). Bovekerke grenst ten westen aan Vladslo (Diksmuide), ten zuiden en ten oosten aan Werken (Kortemark) en ten noordoosten aan Koekelare.

FYSISCH-GEOGRAFISCHE KENMERKEN

Fysisch-geografisch behoort Bovekerke tot Zandig Vlaanderen en meer specifiek het Westelijk Houtland.

De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zand- en lichte zandleemgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud), waarbij de zuidelijk gesitueerde gronden een duidelijk meer lemig profiel vertonen. In de smalle beekvalleien komen plaatselijk alluviale kleigronden voor.

Bovekerke heeft een zacht tot plaatselijk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 10 meter boven zeespiegelniveau in het overgangsgebied naar de polderintrusie van de Handzamevaart tot circa 21 meter in het noorden nabij het gehucht "Moskou". Het dorpscentrum ligt op een hoogte van circa 15 meter boven zeespiegelniveau. Het reliëf neemt af in het zuidwesten van het grondgebied, naar het grondgebied van Vladslo (Diksmuide) en Werken (Kortemark) toe.

De beekstelsels ten zuiden van de Provinciebaan (N363), met name de vertakking van de Kolvebeek en de bovenlopen van de Plaatsebeek en de Kasteelbeek, wateren in essentie zuidwestwaarts af naar de Handzamevaart (deelbekken van de IJzer).

In het noorden van het grondgebied treffen we een voormalig veldgebied aan, nu een bebost restant met dreven en veldtoponiemen (zie "Domeinbos Koekelare", net over de grens op grondgebied Koekelare, "Bovekerkestraat).

HISTORISCHE INLEIDING

Bronstijd (tweede millennium voor Christus)

In het naburige Werken (Kortemark) is een enkelvoudige bronstijdgrafcirkel aangetroffen (langs de Bovekerksebeek, dicht bij de Burgemeester Van Ackerstraat). De bewoning die hieraan gekoppeld moet worden, ruwweg te situeren in het tweede millennium voor Christus, kan zich evengoed op Bovekerke bevinden. Er wordt hier ook verwezen naar de historische inleiding voor de fusiegemeente Koekelare (van de prehistorie tot de vroege middeleeuwen).

Heerlijkheden tijdens het ancien regime

Bovekerke maakt deel uit van het Ambacht Koekelare onder het Brugse Vrije. De heerlijkheid het "Hof van Bovekerke" dat zicht uitstrekt over de parochies Bovekerke, Vladslo (Diksmuide) en Werken (Kortemark) is afhankelijk van het "Schoutetendom" of het "Eeckhof" te Esen (Diksmuide), dat op zijn beurt afhangt van het prinselijk leenhof van de burg van Brugge. Zeker vanaf 1501 tot aan de Franse Revolutie zijn de heren van Koekelare of de heren van het "Oosthof" ook de heren van het "Hof van Bovekerke". Het leenregister van 1517 draagt dan ook de titel "Regystre vanden manschepen vanden leenen gehouden vanden oosthove te Couckelare ende vanden hove van Bovekercke (…)". Er waren diverse volglenen te Bovekerke, Werken en Vladslo.

Middeleeuwen

De ontginning van Bovekerke moet gesitueerd worden in de tweede grote ontginningsfase van het einde van de 11de eeuw tot circa 1170. Zowel de patroonheilige Gertrudis van Nijvel (de dochter van Pepijn van Landen, gestorven in 659) van de parochie Bovekerke, als de uitgang "-kerke" wijzen op de late stichting. De ontginning gaat samen met de bouw van de romaanse kruiskerk, die te dateren is in de 12de eeuw (Bovekerkestraat nummer + 149). De veldstenen toren - het enige restant van deze kerk - is meteen het oudst bewaarde gebouw van Koekelare. De inplanting van de nederzetting is vermoedelijk te relateren met de vol-middeleeuwse ontginning van de "Utfanc" of "Fang". Een oorkonde van graaf Karel de Goede uit 1119 beschrijft de noordelijke helft van de gemeentes Eernegem, Ichtegem, Koekelare, Vladslo en Bovekerke e.a. als één groot heideveld. Als eigenaar van die woeste gronden schenkt de graaf een vijfde van de tienden van de ontgonnen gronden in dit gebied aan de abdij van Oudenburg. In 1176 luidt het in Oudenburgse kronieken "Fang vel Wostyna, in parochiis de Erneghem, et Ichteghem, et Coclare et Bovenkerca, usque ad confinium de Flardeslo" ('tot aan de grens van Vladslo'). De "Utfanc" vormde een bos- en heidegebied ('wostine') over grote delen van Eernegem (Ichtegem), Koekelare, Vladslo ("Ter Heyde", fusiegemeente Diksmuide) en Bovekerke. Bovekerke is het randgebied van de "Utfanc" en ligt in de invloedssfeer van de heren van Petegem die reeds in de vroege middeleeuwen de noordelijke rand van de Handzamevallei bezaten. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is duidelijk te zien hoe het noordelijk gedeelte van de parochie volledig door bos ingenomen was, terwijl het zuidelijk stuk reeds zo goed als volledig ontgonnen was.

Waarschijnlijk is Bovekerke gesticht vanuit één van de oudere nederzettingen in de omgeving, waardoor het omringd is: Koekelare wordt reeds vermeld in 847, Vladslo (Diksmuide) in 992. Werken (Kortemark) wordt pas voor het eerst vermeld in 1135, maar van dit dorp is archeologisch vastgesteld dat het een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft. De drie genoemde dorpen spelen een belangrijke rol bij de vroegmiddeleeuwse landinname van de zandstreek. Het is dan ook waarschijnlijk dat Bovekerke gesticht is vanuit één van de genoemde oudere nederzettingen en dat het grondgebied van Bovekerke uitgesneden werd uit een moederparochie.

Bovekerke wordt in 1119 voor het eerst vernoemd als "Bovenkerca" en als "altare de Erninghem et de Bovenkyrke". Het altaar van Bovekerke wordt hier in één adem genoemd met dat van Eernegem (Ichtegem). In 1119 schenkt Lambert, bisschop van Doornik en Noyon het patronaatschap van de kerk en de zielenzorg aan de abt van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars (Noord-Frankrijk).

Een eerste these in verband met het ontstaan van Bovekerke verdedigt de stichting door de Sint-Bertinusabdij. Sinds 1106 had deze abdij immers een priorij in het naburige Koekelare. Dit kan ook gelinkt worden aan de discussie over de etymologie van Bovekerke. Is de naam afgeleid van het Germaanse "Boban kirika", wat betekent "kerk van Bobo" (zie Gysseling M., Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), 1960) ? Of is het "kerk van Bovo" ? Als Bovo verwijst naar de abt van de Sint-Bertinusabdij in de periode 1042-1065, ondersteunt dit de these dat de eerste kerk van Bovekerke gesticht zou zijn door (de abt van) de Sint-Bertijnsabdij.

Een andere these linkt het ontstaan van Bovekerke aan het 'eigenkerkenbegrip', waarbij plaatselijke heren een kerk stichten op hun domein. Vooral in de kustvlakte is dit een veelvuldig terugkerend fenomeen en wordt het aan een intensievere ontginning gelinkt. Waarschijnlijk heeft ook de stichting van Bovekerke met doorgedreven ontginning te maken, waaraan ook de "Rondlopersmotte" of "Vrouwenhillewal" (Werken, Steenstraat) op de grens van Werken (Kortemark) met Bovekerke, dicht bij de Steenstraat en gelegen in de vallei van de Bovekerkse Beek kan worden verbonden. Het gaat dan om een ontginningsbeweging startend vanaf de Handzamevallei. Mottes zijn te dateren van het begin van de 11de eeuw tot het midden van de 13de eeuw. Mogelijk bevond zich ten oosten van de kerk, in de vallei van de Plaatsebeek een motte als een vervolgnederzetting van "Vrouwenhillewal". De kerk zou dan te situeren zijn op het neerhof van deze motte. Rond "Vrouwenhillewal" ontstond geen nederzetting, maar wel rond de kerk van Bovekerke, omdat de ontginningsbeweging zich verder doorzette.

Vermoedelijk kan de Portweg beschouwd worden als de oudste doorgangsweg door Bovekerke. De oorspronkelijke Portweg (de huidige Portweg op grondgebied Koekelare; de Populiereweg, de Populierewegel en de Vladslostraat op grondgebied Bovekerke, parallel met de Plaatsebeek) vertrok vanuit het grafelijk domein van Wijnendale op grondgebied Torhout en liep tot aan de Einsdijk aan de Handzamevaart in Vladslo (Diksmuide). De (weliswaar herbouwde) poort op het kerkhof van Bovekerke is mogelijk een reminiscentie aan het tracé van de Portweg. Deze weg, waarvan de naam vermoedelijk teruggaat op de Latijnse term "portus" (haven), geraakte geleidelijk in verval en is nu zelfs gedeeltelijk verduisterd. De Einsdijk (zie nog bestaand gehucht "Einsdijk" op grondgebied Vladslo) was in de middeleeuwse periode een aanlegplaats: goederen werden er uit de schepen gelost en op karren geladen. Ook de Carrestraat en de Westveldwegel (grondgebied Koekelare) maakten een verbinding met het domein van Wijnendale. De Moervijverweg speelde eveneens een belangrijke rol in het ontstaan van de parochie, vermits de weg de middeleeuwse scheidingslijn was tussen de parochies Bovekerke en Koekelare. De Moervijverweg moet gerelateerd worden met de veenwinning ten noorden van de Moervijverweg. In de buurt van deze weg bevonden zich de restanten van twee grote veenwinningsputten, die nog in de 18de eeuw als visvijvers gebruikt werden. Nadat door de verbetering van het wegennet zeevis sneller verspreid kon worden, verlandden de vijvers. Er waren in de buurt ook "marelputten" voor de ontginning van leem, vermoedelijk in functie van steen- en pottenbakkerij.

In 1279 wordt de heerlijkheid Werken (Kortemark) met afhankelijkheden onder meer te Bovekerke, Koekelare en Eernegem (Ichtegem) door de in geldnood verkerende Thomas van Mortagne aan graaf Gwijde van Dampierre verkocht. Een oorkonde van 1280 regelt de nieuwe organisatie van de heerlijkheid samen met die van Wijnendale en Torhouthoek onder één schepenbank.

Een aantal omwalde hoevesites gaan minimaal terug tot de veertiende eeuw, maar kunnen een oudere oorsprong hebben. Dit gegeven kan afgeleid worden van de inplanting van de omwalde hoeves op de P.C. Poppkaart (circa 1856).

Nieuwe Tijd (16de eeuw-1795)

Omstreeks 1500 wonen er in Bovekerke 220 personen (aantal berekend op basis van het aantal communicanten). Door de godsdiensttroebelen vanaf de Beeldenstorm in 1566 wordt haast heel het Brugse Vrije getroffen door een enorme bevolkingsdaling. Gemiddeld twee derde van de inwoners uit de dorpen van het Brugse Vrije wijkt naar steden als Brugge of andere veilige oorden uit.

Vanaf 1559 ressorteert Bovekerke onder het bisdom Brugge en de dekenij Gistel.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens in 1601 bestaat de dorpskern van Bovekerke uit een (romaanse) kruiskerk waarrond een beperkte bebouwing is aangegeven. Het wegenpatroon is reeds vrij goed ontwikkeld. Ten zuidwesten van het dorp is reeds de "Bove Meulen" aangeduid, vanaf 1749 ook de "Bovekercke Meulen" genoemd (grens met Werken, Molenhoek).

Op een kaart van 1662 loopt de grenslijn tussen de dekenij Gistel en Torhout door Bovekerke.

In 1748 vindt er een volkstelling plaats voor de parochie Bovekerke. Circa 1762 is een herbergier ook schoolmeester voor de jongens te Bovekerke. Respectievelijk in 1764 en in 1766 eist de centrale overheid in Wenen een straatschouwing en een beekschouwing. Dit is een uiting van de toenemende centralisatie van het bestuur, daarvoor behoorden de schouwingen tot de heerlijke rechten. In Bovekerke waren toen uitsluitend aardewegen. Voor Bovekerke is er een opgave van de gewassen in de omgeving van de beken en straten: er worden vooral gewassen voor arme gronden vermeld (weinig tarwe en veel haver en rogge), ook veel veeteelt. Er is nog aanzienlijk veel bos (brandhout, materiaal voor de bouw, wegenis, gereedschap, meubels). De aardappelteelt is in de tweede helft van de 18de eeuw nog maar weinig ingeburgerd in Bovekerke. Een aantal hoveniershoven en boomgaarden wijzen op een productie voor de omliggende stadsmarkten (Diksmuide, Torhout, Gistel, telkens binnen een straal van tien kilometer). Hiervoor is een goed onderhouden wegennet van belang. De Oostenrijkse weg Wijnendale-Beerst (de huidige Provinciebaan) die het uiterste noorden van Bovekerke doorsnijdt, wordt in 1769-1771 aangelegd.

Op de Ferrariskaart (1770-1778) is het noordelijke deel van Bovekerke nog ingenomen door het "Bovekercke Bosch", een restant van een groot aaneengesloten boscomplex, de "Utfanc". Bovekerke is een klein dorp met centraal de kerk, omsloten door een Y-vormige wegenstructuur.

Nieuwste Tijd (1795-1945)

Negentiende eeuw

De Franse bezetter schaft bij de aanhechting in 1795 de heerlijkheden met hun feodale rechten af. De Franse staat neemt de goederen van de heer van Koekelare, toen Louise Pauline de Brancas, in beslag. Ze krijgt die gesekwestreerde goederen ("Oosthof", "Zuidhof" en "Bovekerkehof") in 1800 terug maar louter als grondeigenaar. Ze is gehuwd met Louis-Engelbert, hertog van Arenberg, die bij haar dood (1812) grootgrondbezitter in Koekelare en Bovekerke wordt.

Circa 1800 telt Bovekerke 512 inwoners. Vanaf 1801 ressorteert Bovekerke onder het bisdom Gent en de dekenij Torhout. Pieter Van Acker (Ruddervoorde 1760-Bovekerke 1850) is burgemeester te Bovekerke onder meer tijdens de zogenaamde 'honderd dagen' in 1814-1815: in het voorjaar van 1814 verjagen de geallieerde legers de Fransen uit ons land, maar dit gaat gepaard met plunderingen. Om de leveringen aan de garnizoenen te betalen werden extra belastingen geheven. Eveneens inkwartiering van (Pruisische) soldaten. Hij blijft in functie tot 1820.

Vanaf circa 1830 geeft meester Van den Berghe les voor jongens in Bovekerke. Een eigenlijk schoollokaal wordt gebouwd in 1847. Zijn school wordt aangenomen in 1850 en in 1859 als gemeenteschool erkend.

De vlasnijverheid te Bovekerke dateert minimaal uit de 18de eeuw. Vanaf 1838 treft de vlascrisis ook Bovekerke (voor de vlascrisis, zie historische inleiding Koekelare).

"Moscou" was rond het midden van de 19de eeuw de belangrijkste wijk van Bovekerke: in 1851 telt Bovekerke 232 huizen, waarvan er 68 op het gehucht "Moscou" gesitueerd zijn en slechts 57 op "De Platse". De benaming "Moscou" houdt mogelijk verband met de oorlog van Napoleon tegen Rusland, circa 1812. Volgens een tijdgenoot leeft de helft van de inwoners in 1851 in armoede. Net als in Koekelare maakt de seizoensarbeid in Frankrijk vanaf de tweede helft van de 19de eeuw een belangrijk deel van de tewerkstelling uit (voor de seizoensarbeiders, zie historische inleiding Koekelare). Te Bovekerke is tot in de 19de eeuw een vierde van het grondgebied 'veld' (onontgonnen gronden).

In 1841 wordt op initiatief van de pastoor een armenschool voor meisjes gesticht te Bovekerke. Juffrouw Theresia De Poorter stelt haar eigen huis ter beschikking voor deze school, zogenaamd de "Borgerschool". In 1846 verleent de adellijke heer de Crombrugghe van het nabij gelegen kasteel "Ter Heyden" van Vladslo (Diksmuide) steun voor de bouw van een nieuwe school met een klaslokaal en een woonhuis voor twee juffrouwen. In 1847 stichten de juffrouwen de congregatie van de zusters van de Heilige Vincentius, later treden deze zusters toe tot de congregatie van Pittem (Oudstrijdersstraat).

In 1844 wordt de "Westmolen", een graan- en schorsmolen die te Diksmuide reeds bestond circa 1775, overgebracht en herbouwd als de "Olifantemolen" op het kruispunt van de Populiereweg en de Middelstraat (voorheen Kleine Middelstraat). Het gaat om een houten staakmolen op open voet (later ombouwd), een driezolder met combinatie van koren- en oliemolen. Na 1900 is het enkel nog een korenmolen.

In West-Vlaanderen verkeren de buurtwegen in de 19de eeuw in een erbarmelijke staat. De wet op de buurtwegen van 1841 verplicht de opmaak van de "Atlas der Buurtwegen". Deze komt er voor Bovekerke circa 1846. Circa 1846 telt Bovekerke 1.114 inwoners.

In 1844-1851 wordt een nieuwe neoromaanse kerk gebouwd naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge, 1805-1877), de oude romaanse toren wordt hierbij behouden (Bovekerkestraat nummer + 149). De oude kerk was bouwvallig. De oorspronkelijke kruiskerk met vieringtoren was traditioneel georiënteerd (koor aan de oostzijde, inkom aan de westzijde tegenover het Konijnenstraatje). Bij de nieuwbouw van 1848 komt het koor aan de westzijde en de inkom aan de oostzijde. De oorspronkelijke veldstenen toren wordt nu een oosttoren met portaal. In het politiereglement van 1856 wordt bepaald dat nieuwe huizen palend aan de openbare weg minstens 1000 fr. moesten kosten. Deze waarde daalt voor panden op meer dan tien meter van de openbare weg. Wellicht is het de bedoeling om lemen huisjes in het dorpscentrum te vervangen door stenen huizen. Het leggen of herstellen van strodaken wordt over de hele gemeente verboden, tenzij de gebouwen meer dan 40 meter van andere woningen verwijderd liggen. Bakovens moeten voortaan in baksteen opgetrokken of hersteld worden. Zo wordt brandgevaar vermeden in Bovekerke dat niet over een brandweerkorps beschikt.

In 1856 is er te Bovekerke nog geen enkele verharde weg of kasseiweg (het stukje Provinciebaan uitgezonderd). Bovekerke is op dat moment een gemeente in de arme zandstreek met enkele grote boeren en veel arme landwerklieden. Uit het genoemde politiereglement blijkt de armoede van het toenmalige Bovekerke: er komt een verbod op het 'zanten' (verzamelen) van korenaren of kleine aardappelen op pas geoogste landen.

Ten gevolge van de wet op de buurtwegen van 1841 worden de gemeenten aangemoedigd om de buurtwegen te verharden. Dankzij deze wet worden heel wat nieuwe buurtwegen aangelegd en bestaande wegen verbreed en soms ook rechtgetrokken ter hoogte van hinderlijke bochten. Dit proces loopt verder tot in de 20ste eeuw. In het Provinciaal reglement van 1854 wordt aan de lijst van 'buitengewone werken' aan de buurtwegen die door de gemeentes moesten gefinancierd worden (en niet door de aangelanden) het kasseien toegevoegd. Voor de "buurtwegen van groot verkeer" (verbindingen tussen gemeentes) kon de provincie ook zelf geldelijke middelen ter beschikking stellen.

Albert Van Acker (Bovekerke 1813-1865) laat tijdens zijn ambtstermijn als burgemeester in 1854-1865 de Vladslostraat kasseien, de eerste steenweg van Bovekerke. Deze realisatie wordt vermeld op de neogotische, blauwhardstenen 'gedenkzuil' voor Albert Van Acker op het kerkhof rond de kerk (Bovekerkestraat): "(…) Binst de laetste elf jaeren zyns levens als burgemeester der gemeente van Bovekerke was hy de ware vader zyner medeburgers/ Bragt veel by tot het leggen van den steenweg (…)".

De school van meester Van den Berghe wordt in 1859 erkend als gemeenteschool. In 1873 wordt een nieuwe gemeenteschool met huis van de bestuurder gebouwd (Bovekerkestraat nummer 168), in theorie bedoeld voor jongens en meisjes. Het dossier sleepte al aan sinds de inspectie van de oude, ongezonde klas in 1867. Het ontwerp was van de hand van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge, 1805-1877). De bouw van de gemeenteschool kadert in de schoolwet van 1842. Ook in 1842 wordt Buyck aangesteld als provinciaal architect voor de arrondissementen Brugge, Oostende, Veurne en Diksmuide. In die functie bouwde hij talrijke kerken (de kerk van Bovekerke in 1848), gemeente- of stadhuizen en scholen, en leidde ook diverse restauraties. Buyck bouwde zowel in neoclassicistische, neoromaanse of neogotische stijl.

Ten gevolge van de schoolstrijd wordt in 1879 ook een vrije katholieke jongensschool opgericht. De gemeenteschool krijgt nu de naam 'liberale school'. Zeker vanaf 1885 vervangt de vrije katholieke jongensschool de gemeenteschool, de lokalen van de gemeenteschool worden nu gebruikt door de aangenomen katholieke school.

Twintigste eeuw

Aan het begin van de 20ste eeuw, circa 1910, telt Bovekerke 1.403 inwoners. Daarna daalt dit cijfer.

Eerste Wereldoorlog

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ligt Bovekerke op de rand van het door de Duitsers bezette gebied. Op 16 en 17 oktober 1914 komen de eerste Duitse patrouilles het dorp binnen. De Duitsers trekken zich terug in het bos (vermoedelijk het "Bovekerkebos" ten noorden van de dorpskom). Franse, Marokkaanse en Belgische soldaten bezetten "De Platse" van Bovekerke. Na wederzijds geweervuur trekken de geallieerden zich terug tot Werken (Kortemark). Hierop bezetten de Duitsers het dorp. De Sint-Gertrudiskerk wordt door de Duitsers aanvankelijk als hospitaal gebruikt, nadien als pakhuis. De toren doet dienst als waarnemingspost. De klokken worden vernield. De meisjesschool (Oudstrijdersstraat) wordt ingericht als hospitaal, de gemeentelijke jongensschool (Bovekerkestraat nummer 168) als paardenstal. Er zijn verplicht tewerkgestelden, die logeerden bij het schoolgebouw (de gemeenteschool?), in het zogenaamde "Vlooikwartier".

Op 17 september 1917 wordt het dorp beschoten door de geallieerden. De dorpskom wordt hierbij zwaar beschadigd (welke gebouwen precies is niet bekend). Op diezelfde dag moeten de zusters hun klooster verlaten (Oudstrijdersstraat). Op 9 november 1917 moet de volledige bevolking naar Sint-Truiden en omstreken vertrekken.

De wederopbouwperiode

In 1919 herneemt het leven te Bovekerke. Vanaf de zomer kunnen de zusters opnieuw les geven. De jongens krijgen les in het zogenaamde "frontschooltje", een voorkamer van het schoolhuis. Blijkbaar waren de eigenlijke klassen beschadigd. In 1920 worden de klaslokalen heropgebouwd (Bovekerkestraat nummer 168). Naast de gemeenteschool wordt nu een gemeentehuis gebouwd (Bovekerkestraat nummer 170). Voor de Eerste Wereldoorlog vonden de gemeenteraadszittingen vermoedelijk plaats in een herberg.

In de periode 1910-1926 telt Bovekerke vijf petroleumlantaarns. Ze staan opgesteld op de hoeken van de dorpsstraten en branden enkel in de winter. In minimaal één geval was de petroleumlamp gemonteerd op een gietijzeren paal die ook dienst deed als wegwijzer (zie wegwijzer aan het begin van de Werkenstraat).

Na zware beschietingen van de "Bovekerkse molen" (grens met Werken, Molenhoek) door de Belgische artillerie in 1914, wordt de molen gesloopt in 1918. De molen wordt vervangen door een mechanische maalderij. In 1920 wordt de molenwal afgegraven voor een verbreding van de straat.

De "Olifantemolen" (op het kruispunt van de Populiereweg en de Kleine Middelstraat, de huidige Middelstraat) wordt gesloopt in 1926 of 1931. De oude molenaarswoning is bewaard (Middelstraat nummer 15).

Tweede Wereldoorlog

Te Bovekerke worden Duitse troepen ingekwartierd en lokalen opgeëist. De jongensschool moet ontruimd worden, ook lokalen in de meisjesschool worden opgeëist.

Naoorlogse periode

Rond het midden van de 20ste eeuw is "Moscou" nog steeds het belangrijkste gehucht van Bovekerke: in 1952 staan er 89 huizen op "Moscou" tegenover slechts 51 op "De Platse". Circa 1960 telt Bovekerke 1.109 inwoners.

Op 14 mei 1999 wordt de "Dorpskernrenovatie Bovekerke" (studiebureau Verschave, Brugge) ingehuldigd.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Het dorp Bovekerke met de kerk is gelegen ten oosten van het kruispunt van drie doorgangswegen, de Bovekerkestraat, de Werkenstraat en de Vladslostraat. Ter hoogte van de kerk maakt de voor de rest kaarsrechte Bovekerkestraat een bocht omheen het kerkkoor. De Bovekerkestraat wordt gekenmerkt door recente min of meer aaneengesloten bebouwing naar het "Bovekerke-" of "Koekelarebos" ten noorden. De bocht van de Bovekerkestraat rondom het kerkkoor en de eigenlijke kern ten oosten van de kerk (de kleine dorpsstraten Populiereweg en Oudstrijdersstraat) hebben echter een oudere aaneengesloten bebouwing. De overige straten van Bovekerke lopen door landelijk gebied met verspreide hoevebouw en gehuchten.

De Vladslostraat is de oudste gekasseide weg van Bovekerke, gerealiseerd in de periode 1854-1865, aan deze ‘daad’ wordt herinnerd op de grafzuil van Burgemeester Van Acker op het kerkhof (Bovekerkestraat). Zowel aan de Vladslostraat als bij de kerk is een wegwijzer bewaard, vermoedelijk van circa 1935.

Het kleine dorpje wordt gedomineerd door de neoromaanse Sint-Gertrudiskerk van 1844-1851 naar ontwerp van provinciaal architect Pierre Buyck (Brugge, 1805-1877). De romaanse veldstenen vieringtoren uit de 12de eeuw werd hierbij omgevormd tot een oosttoren met portaal. Ook het kerkhof rondom de kerk is gaaf bewaard: er staan 19de- en vroeg 20ste-eeuwse grafmonumenten en een oorlogsgedenkteken. De dorpsbebouwing rond de kerk betreft breedhuizen van één of twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Het beeld wordt niet verstoord door appartementsbouw. Een interessant pand is onder meer het hoekpand en de voormalige herberg "In den hert/ herberg bij F. Hosten" met een parement in cimorné (Bovekerkestraat nummer 192). Voorts zijn er nog enkele gaaf bewaarde dorpswoningen. Een bijkomend interessant gegeven te Bovekerke is dat naast de neoromaanse Sint-Gertrudiskerk ook de neogotische pastorie van 1861-1868 (Werkenstraat nummer 1) en de neoclassicistissche gemeenteschool van 1873 (Bovekerkestraat nummer 168) ontworpen zijn door de provinciearchitect. Daarmee zijn op korte afstand de drie door Pierre Buyck gebruikte stijlen vertegenwoordigd te Bovekerke. Bovendien is in de wederopbouwperiode van de jaren 1920 naast de gemeenteschool het regionalistische gemeentehuis (typische trapgevels) gebouwd naar ontwerp van de Brugse architect Theo Raison. Een aantal jaren geleden renoveerde het gemeentebestuur op een geslaagde wijze dit gemeentehuis tot wooneenheden. De samenhang van genoemde gebouwen in de relatief ongeschonden dorpskern zorgt voor een hoge ensemblewaarde.

In het zuiden van Bovekerke bewaart het landelijk gebied enkele mooie hoeves met losstaande bestanddelen (Vladslostraat nummers 5, 16, Werkenstraat nummer 2). Er is één hoeve met een dubbele dwarsschuur uit de wederopbouwperiode bewaard, naar ontwerp van de Brusselse architect Renders (Burgemeester van Ackerestraat nummer 20). Het noorden van de gemeente gaat terug op een voormalig veld- en bosgebied. Hier situeren zich (kleine) gehuchten met kleine boerenarbeidershuisjes, men kan deze bebouwing ook typeren als boskanterswoningen. Vooral het gehucht "Moscou" kent een hoge concentratie van deze huisjes.

Het voormalige veldgebied rond het "domeinbos Koekelarebos" is pas ontgonnen vanaf circa 1740. Het strekt zich uit over de grondgebieden van Koekelare, Bovekerke en Vladslo (Diksmuide) en is opgenomen als ankerplaats in de Landschapsatlas (A30028: Koekelarebos en Kasteel Ter Heide).

  • Informatie Marc Dewilde.
  • ARREN R., HEUS J., Onderwijs in Koekelare 19de eeuw, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 11, 2004, p. 177-183.
  • DE FLOU K., Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel 2, Brugge, 1921, kolom 567-568, 572-573.
  • DEREEPER T., Koekelare in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
  • DEWILDE M., STAELENS G., Bovekerke en z'n kerktoren, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 6, 1998, p. 105-119.
  • GHYSELEN J., Anderhalve eeuw onderwijs in Boverkerke, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 6, 1998, p. 35-46.
  • HEUS J., Demografische studie over Koekelare (1500-1800), onuitgegeven seminariewerk Kulak 1971.
  • HEUS J., Straat- en beekschouwing in Koekelare en Bovekerke, (1764-1766), in Coclariensia. Driemaandelijks tijdschrift gemeentelijke kring voor heemkunde Groot-Koekelare, jg. 2, nr. 3, 1987, p. 41-47.
  • KOCKELBERG G.-K., De windmolens van Bovekerke, in Ons molenheem. Studiekring. Driemaandelijks mededelingenblad, jg. 31, nr. 3, 2006, p. 53-54.
  • LOOTENS J.-M., Moleneigenaars te Koekelare, in Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 1996, p. 123-125.
  • NAERT A., Die verlatenheid of woestenij die in de volksmond wordt genoemd utfanc of wostinia, in Den Utfanc: tijdschrift voor plaatselijke geschiedenis van groot-Ichtegem, jg. 1, nr. 1, 1995, p. 1-12.
  • SEYS R., Koekelare, gisteren en op de drempel van morgen. Een verzameling foto's, prentkaarten en tekeningen, met beknopte historische en andere toelichtingen, Sint-Niklaas, 1987, p. 81-87.
  • STAELENS G., Landbouwbedrijven uit de vroege en volle Middeleeuwen in het westelijk deel van Binnen-Vlaanderen. Onderzoek van de percelering in de omgeving van Koekelare, in Jaarboek 2008 Spaenhiers, p. 197-258.
  • TYTGAT J.-P., Het hof te Bovekerke en zijn volglenen, in Vlaamse Stam. Tijdschrift voor familiegeschiedenis, jg. 21, 1985, p. 497-502.
  • VAN ACKER L., West-Vlaamse gemeentelijke politiereglementen. II, Het politiereglement van Bovekerke uit 1856, in Biekorf. Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde, jg. 100, nr. 2, 2000, p. 116-123.
  • VANDENBUSSCHE K., Toen de princesse van Iseghem onze streek beschermde (1683-1691), in Ernigahem. Handelingen van de kring voor geschied- heem- en familiekunde, jg. 22, nr. 2-3, 2003, p. 39-54.
  • VANNIEUWENHUYSE J., In goede banen ? De Provincie West-Vlaanderen en het beheer van de buurtwegen, 1800-heden, Provincie West-Vlaanderen Archiefdienst, Brugge-De Panne, 2005.
  • Westvlaamse windmolens. De Bovekerkemolen of Hogemolen te Bovekerke, in Curiosa. Blad van de interverzamelaarsclub Harelbeke – Kortrijk – Wervik – Zwevegem, jg. 41, nr. 12, 2003, p. 27-28.
  • Westvlaamse windmolens. De Olifantmolen of Molen Braem te Bovekerke, in Curiosa. Blad van de interverzamelaarsclub Harelbeke – Kortrijk – Wervik – Zwevegem, jg. 42, nr. 12, 2004, p. 15-16.

Bron: VANNESTE P. & BAERT S. met medewerking van BOONE B., CREYF S. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Koekelare, Deelgemeenten Bovekerke en Zande, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL46, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bovekerke [online], https://id.erfgoed.net/themas/15773 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.