Geografisch thema

Kortemark

ID
14741
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14741

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Op 01/01/1977 worden Kortemark, Handzame en de eerder gefusioneerde gemeente Zarren-Werken (01/01/1971) samengevoegd onder de naam "Kortemark". Kortemark telt 5.884 inwoners en heeft een oppervlakte van circa 2.072 ha (gegevens gemeente Kortemark, 31/12/2007).

Kortemark is gelegen op veertien kilometer van Diksmuide, dertien kilometer van Roeselare, vierentwintig kilometer van Tielt, vijfentwintig kilometer van Brugge en dertig kilometer van Oostende. Het is drie kilometer naar de deelgemeente Handzame, zeseneenhalve kilometer naar Werken en zes kilometer naar Zarren. Kortemark vormt het oostelijk gedeelte van het grondgebied van de fusiegemeente. Kortemark paalt ten westen aan Handzame, ten noordwesten aan het gehucht "Edewalle" (Handzame), ten noordoosten aan Ichtegem, ten oosten aan Torhout, ten zuidoosten aan Gits (Hooglede) en ten zuiden aan Hooglede.

Op Kortemark situeren zich een aantal gehuchten.
Het gehucht "Bosscheedewege" of "Bescheewege" op de grens met Handzame vormt voor de tweede helft van de 19de eeuw het centrum van de (voormalige) "Heerlijkheid van Edewalle". Het gehucht "Groene Spriet" is gelegen ten noorden van de Makeveldstraat. De gehuchten "Doorn" en "Vulderhoek" zijn gelegen ter hoogte van de Doornstraat. Het "Aarsgat", op de grens tussen Kortemark en Handzame, zal tot in de 18de eeuw een belangrijke rol spelen als haven van Handzame. Het gehucht "Voshoek", in de zuidoostelijke hoek van de Staatsbaan en de Hoogledestraat, is aan het begin van de 21ste eeuw ingericht als bedrijventerrein. Het gehucht "Haaszakhoek"/ "Kruisstraat" is gelegen op de kruising van de Ieperstraat en de Hoogledestraat. Het gehucht "Huilaert" of "Huyllemeulenhoek" verwijst naar een oud gehucht ter hoogte van de weg Torhout-Kortemark-Amersvelde (Amersveldestraat). Het gehucht "Koutermolen" situeert zich ter hoogte van de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7)). Het gehucht "Helle" of "Elle" bezit in 1680 reeds een herberg zogenaamd "de Helle", een brouwerij "het Paradijs", een smidse en een molen. Dit gehucht is van oudsher gelegen langs de belangrijke middeleeuwse handelsweg die de jaarmarktsteden Brugge, Torhout en Ieper met elkaar verbond (Ieperstraat). In 1782 wordt echter de nieuwe kalsijde van Ieper naar het "Land van Belofte" (Hooglede) aangelegd waardoor de oude handelsweg doorheen "Elle" een onbelangrijke weg wordt. In de 19de eeuw heeft "Elle" een gemengde school.
De gehuchten "Markhove" (Markhovestraat, Ichtegemstraat) en "Pereboom" (Koekelarestraat, Pereboomstraat) in het noordoosten van de gemeente verwijzen naar oude heerlijkheden. Het gehucht "Markhove" heeft in de 19de eeuw een gemengde school (zie Ichtegemstraat).

Tot het begin van de 20ste eeuw is Kortemark een landbouwgemeente op akkerbouw en veeteelt gericht. In de 18de en de 19de eeuw zijn de windmolens een belangrijke economische bedrijvigheid. Vóór 1840 is er tevens een bloeiende lijnwaadnijverheid gebaseerd op thuisweverij. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw zien een aantal inwoners zich genoodzaakt als seizoenarbeider in Wallonië en Frankrijk te gaan werken, anderen wijken uit naar Amerika. Aan het begin van de 20ste eeuw ontstaan te Kortemark verscheidene nijverheden zoals een conservenfabriek, een houtzagerij, steenbakkerijen, enzomeer. Het jaarboek "Onze Vlasvezelbereidingsnijverheid" van 1941 vermeldt een achttal bedrijven voor Kortemark. Dit aantal zinkt echter in het niets tegenover het aantal bedrijven in bijvoorbeeld Kuurne of Harelbeke.
Volgens een studie van de Kamer van Handel en Nijverheid van de Westhoek telt de fusiegemeente Kortemark in 1980 ruim 2.000 werkplaatsen, waarvan ruim drie vierden in Kortemark zelf. Op dat moment zijn de groentenconservenfabriek "Star" (zie Amersveldestraat) en de steenbakkerijen Desimpel (zie Hoogledestraat) de grootste werkgevers. Sindsdien zijn beide ondernemingen opgeslorpt door concerns en is de twerkstelling er sterk terug gelopen. In de jaren 1990 zet ook "brouwerij Louwaege" (zie Markt nummers 13, 14) alle activiteiten stop. De sterk afgenomen tewerkstelling in 2008 situeert zich naast een aantal bouwbedrijven vooral in de dienstensector met het Margareta-Maria-Instituut (zie Handzamestraat nummers 14-16-18) en twee rusthuizen (zie Hospitaalstraat).
Op toeristisch vlak is het molenpatrimonium met vier windmolens in de fusiegemeente Kortemark van belang.

Het zuidelijk deel van Kortemark wordt doorsneden door de spoorlijn Lichtervelde-Veurne (aangelegd in 1857-1858) met station te Kortemark (Stationsplein) en de spoorlijn Oostende-Torhout-Ieper (aangelegd in 1873, nu op grondgebied Kortemark ingericht als wandel- en fietspad). De belangrijkste bovenlokale weg is de Staatsbaan Lichtervelde-Diksmuide van 1936 die Kortemark parallel met de spoorlijn Lichtervelde-Veurne van oost naar west doorsnijdt. Het tracé Gitsstraat/ Lichterveldestraat/ Mark/ Handzamestraat verbindt Lichtervelde en Gits (Hooglede) met Handzame. De Torhoutstraat verbindt Kortemark met Torhout, de Hoogledestraat met Hooglede. De nu minder belangrijke Ieperstraat vormt tijdens de middeleeuwen een erg belangrijke handelsweg. De rechte Ichtegemstraat en de Koekelarestraat zijn pas circa 1887 aangelegd.

In de 19de eeuw worden de meeste bestaande wegen gedeeltelijk rechtgetrokken en gekasseid (baan naar Torhout in 1856, baan naar Handzame en de wijk "Elle" in 1863, baan naar Hooglede en Staden in 1863, baan naar Ichtegem en Koekelare in 1888 en de baan naar Gits in 1891). De meeste dorpswegen en de gewone grindwegen worden behouden tot omstreeks 1930. In 1936 wordt de oost-west verbinding Lichtervelde-Zarren of de Staatsbaan aangelegd. In de jaren 1930 worden de wegdekken van de banen naar Torhout, Ichtegem, Hooglede en een gedeelte naar Handzame gebetonneerd. Na de Tweede Wereldoorlog worden de resterende kasseiwegen vervangen door betonwegen: wegen naar Gits en Staden in 1947, de weg naar Koekelare in 1950, de rest van de Handzamestraat in 1951 en de Lichterveldestraat in 1973. In 1951 worden de voornaamste grintwegen hersteld en voorzien van een wegdek in tarmac.

Fysisch-geografische kenmerken

Fysisch-geografisch behoort Kortemark zowel tot het zandige Westelijk Houtland (noordelijk deel) als tot het meer zandlemige "Plateau van Tielt", meer specifiek de uitlopers van de "Rug van Hooglede" (zuidelijk deel). Centraal in het grondgebied situeert zich de vallei van de Spanjaardsbeek/Kreke(l)beek die in het westen aansluit op de zogenaamde polderintrusie van de Handzamevaart, bestaande uit kleigronden. In het uiterste noorden van het grondgebied, binnen het Westelijk Houtland, situeert zich ook nog de overgang naar het "Plateau van Wijnendale", aansluitend bij het grondgebied Torhout.
Kortemark heeft een zacht tot plaatselijk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa zes meter boven zeespiegelniveau in de vallei van de Spanjaardsbeek/Kreke(l)beek tot circa 31 meter in het zuiden nabij "Hilleke", nabij de grens met Handzame. Het reliëf neemt af ten westen naar het grondgebied van Handzame toe. De beekstelsels met vrij smalle valleien van onder meer Waterhoenbeek, Meerlaanbeek, Kasteelbeek, Speiebeek, Leenbosbeek en Grijsperrebeek wateren in essentie westwaarts af naar de Handzamevaart (deelbekken van de IJzer).

Het halfopen cultuurlandschap met enkele hagen en bomenrijen omvat een afwisseling van eerder kleine akkerland- en weilandpercelen. De bebouwing is er hoofdzakelijk van het landelijk type en verspreid. Het valleilandschap van de Spanjaardsbeek/Kreke(l)beek, met eertijds historisch permanent grasland, omvat tegenwoordig voornamelijk grootschalig akkerland. In het zuidoosten van het grondgebied situeren zich de voormalige bosgronden van het vroegere "Leenbos", eveneens met meer grootschalig akkerland.

Schrijfwijzen en etymologische naamsverklaring

In 1063 eerste vermelding van Kortemark als "Merck" in het cartularium van de abdij van Ename, tevens "Marka" en "Ad Markam". In 1085 en 1219 "Merch". In 1281 voor het eerst "Courtemerck": een akte waarin Arnulf van Oudenaarde Kortemark verkoopt aan Graaf Gwijde van Dampierre (zie onder 13de eeuw) voegt het prefix "korte" toe. In 1286 opnieuw "Merck". In 1305 "Cortemarc". In 1438 "Cortemaerc". In de "Flandria Illustrata" van Sanderus (1641) vermelding van "Kortemarke". In 1751, "Cortemarck". In 1860, "Cortemarcq". In 1903, "Kortemark".

Volgens literatuur zouden de markbenamingen van Frankische oorsprong zijn en wijzen op "grensgebied" of "woud". Volgens professor M. Gysseling is de benaming Kortemark afgeleid van het Oudgermaanse "Markja", wat te vertalen is als nederzetting aan de Markó, vermoedelijk de vroegere naam van de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek.

HISTORISCHE INLEIDING

Bronstijd en IJzertijd

Ter hoogte van de Koutermolenstraat (zie Koutermolenstraat) wordt in 1992 een archeologisch noodonderzoek uitgevoerd naar grafheuvels uit de Bronstijd en een nederzetting uit de late IJzertijd. Deze locatie is eind de jaren 1980 reeds gekend door middel van luchtfotografie. Aanleiding voor dit noodonderzoek is een verkaveling. Het betreft minstens twee grote cirkelvormige structuren die grafheuvels uit de Bronstijd bleken te zijn. In de grachten zijn tevens archeologica aangetroffen die kunnen wijzen op een nog oudere menselijke aanwezigheid (onder meer een onafgewerkte mesolithische spits) en die vermoedelijk te dateren zijn in het Midden Neolithicum. Er is echter onvoldoende materiaal teruggevonden om te besluiten dat er een neolithische nederzetting ter plekke zou zijn geweest.
De grachten van beide grafheuvels waren deels gevuld met materiaal uit de vroege La Tène-periode (zie geknikt aardewerk, scherven met kam- of groevenversiering). Dit wijst op een nabijgelegen nederzetting uit de tweede helft van de 5de eeuw voor Christus. De exacte locatie van deze nederzetting is nog niet gelokaliseerd maar vermoedelijk bevindt ze zich op relatief korte afstand van de opgravingen.

Vroege middeleeuwen (circa 395 - 1000)

In de loop van de vroege middeleeuwen ontstaan vele, kleine nederzettingen aan de rand van overstromingsgebieden. Tijdens de opeenvolgende zeedoorbraken in de vroege middeleeuwen, wordt de Handzamevallei onderhevig aan eb en vloed via het IJzerestuarium (zie historische inleiding voor de fusiegemeente Kortemark). Het zoute water overspoelt bij vloed de lage moerassige vallei van de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek tot Kortemark, die hierdoor wordt omgezet in een slikken- en schorrengebied. De hogere en zandlemige gronden palend aan de vallei worden van overstroming gespaard.
Zowel de landbouwgronden als het gros van de bewoning situeren zich om evidente redenen vooral op de hogere en drogere gronden langsheen de vallei. In de loop van de middeleeuwen worden de landbouwgronden gebundeld tot grote en intensief bewerkte akkercomplexen, ook wel "kouters" genoemd. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord "cultura", te vertalen als "het in cultuur gebrachte". Aan de rand van deze koutercomplexen (veelal geëxploiteerd door middel van het drieslagstelsel) ontstaan geleidelijk aan kleine gehuchten, vaak gegroepeerd rondom een centraal pleintje of "dries". Deze gehuchten zijn doorgaans gesitueerd tussen de landbouwgronden aan de ene zijde en de natte weidegronden en hooilanden aan de andere zijde (in casu het beekdal van de Handzamevaart en de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek). Ook het ontstaan van het dorp Kortemark moet in deze evolutie gezien worden. Het nederzettingstoponiem "Markhove" in het noordoosten van Kortemark zou als oudste nederzetting van Kortemark vermoedelijk uit de vroege middeleeuwen stammen. Dit is echter in tegenspraak met het gegeven dat de oudste vermelding van de "Heerlijkheid van Markhove" slechts dateert van 1485. Op de rand van het overstromingsgebied wordt een kerkje gebouwd waarrond het dorp "Merck", het latere Kortemark, is ontstaan. Het oudere, hoger gelegen "Markhove" behoudt echter als heerlijkheid binnen het "Ambacht Kortemark" een zekere zelfstandigheid (zie onder heerlijkheden).
De omgeving van Kortemark is van oudsher een gebied in handen van de graven van Vlaanderen. Deze schenken de gronden aan hun getrouwen en zo komt Kortemark in de handen van de heren van Oudenaarde (minimaal in 1085 - bij de schenking van het altaar van Kortemark aan de abdij van Ename - is Kortemark in het bezit van het huis van Oudenaarde, zie onder 11de-12de eeuw). In 870 is er sprake van Geeraert van Kortemark die graaf Boudewijn met de IJzeren Arm (862-879), eerste graaf van het graafschap Vlaanderen, vergezelt op jacht. Volgens de literatuur is de "Ieperschen Heerweg" van Brugge over Torhout, Kortemark en Staden naar Ieper omstreeks 800-900 aangelegd in opdracht van de graaf van Vlaanderen (zie Ieperstraat).

Heerlijkheden tijdens het ancien régime

Vanaf de middeleeuwen tot de Franse Revolutie behoort Kortemark tot de kasselrij van het Brugse Vrije onder het graafschap Vlaanderen. Kortemark vormt samen met het grootste deel van Handzame het "Ambacht Kortemark" (vanaf 1281) onder de heerlijkheid van het "Land van Wijnendale". Wijnendale - met Kortemark - is een appendante heerlijkheid in het Brugse Vrije en neemt de meeste bestuurlijke of zogenaamde 'politieke ordonnanties' van de kasselrijschepenen over.

Op bestuurlijk vlak bezit het "Ambacht Kortemark" (vanaf 1281) een eigen baljuw, ondergeschikt aan de hoogbaljuw van Wijnendale. Hij houdt in hoofdzaak toezicht op de rechtspraak en is bevoegd voor de openbare orde. Hierin wordt hij bijgestaan door een amman, en een schepenbank of 'Wet' met een burgemeester en schepenen die zetelden als vierschaar. De griffie of het 'klerkschap' en het ammanschap zijn lenen van Wijnendale.

Voorts strekken zich over het grondgebied van Kortemark volgende heerlijkheden uit:

- De "Heerlijkheid van Markhove" situeert zich in het noordoosten van de huidige gemeente Kortemark (rond de huidige Ichtegemstraat).
De etymologische betekenis van "Markhove" vloeit voort uit "Mark" (de oude dorpsnaam) en "hof". Volgens literatuur is Markhove vermoedelijk de oudste nederzetting van Kortemark (zie onder vroege middeleeuwen). Dit is in tegenspraak met het gegeven dat de oudste vermelding van de "Heerlijkheid van Markhove" slechts dateert van 1485. "Markhove" of " 't hof van Markhove" (zie Ichtegemstraat nummer 100) is waarschijnlijk een uitgestrekte herenhoeve voorzien van bebouwbare grond en omwallingen. Markhove heeft als heerlijkheid binnen het "Ambacht Kortemark" een zekere zelfstandigheid en is een contribuante heerlijkheid onder het "Land van Wijnendale". Ze wordt bestuurd door een baljuw, een schepenbank van vijf schepenen met burgemeester, bijgestaan door een griffier, een ontvanger en een amman. De heerlijkheid behoort van 1485 tot 1731 aan de familie van Schore, daarna gaat de heerlijkheid over naar de familie van Croix. Vanaf 1820 zijn de gronden van de voormalige heerlijkeheid in handen van het huis Montmorency-Luxemburg.

- De "Heerlijkheid van Edewalle" bestaat uit 18 achterlenen die zich uitstrekken over het grondgebied van de huidige deelgemeentes Kortemark (noordwesten), Handzame en Zarren. Het middelpunt en meest bewoonde centrum van de heerlijkheid is het gehucht "Bescheewege" op de grens van Kortemark met Handzame (zie Bescheewegestraat). Daar staat ook de graanmolen, zogenaamd de "Bescheewegemolen" (zie inventaris Handzame), de herberg "Bescheewege" die fungeerde als wethuis en vierschaar (zie Bescheewegestraat nummer 40/ Edewallestraat), en het "Onser Vrauwen Cappelleken Borgherscheewege" (zie Edewallestraat zonder nummer, links van nummer 80, zie ook inventaris Handzame: zie Pastoor D. Vanhautestraat nummer +10, parochiekerk van Edewalle) dat een belangrijke rol zou spelen in het onstaan van de latere proostdij en parochie Edewalle. Edewalle is een contribuante heerlijkheid onder het "Land van Wijnendale" en wordt bestuurd door een baljuw en een schepenbank van zeven schepenen, bijgestaan door een griffier, een ontvanger en een stokhouder.
Edewalle is een enclave binnen het "Ambacht Kortemark" en valt onder het patronaat van de abdij van Ename. De vroegste vermelding van de heerlijkheid Edewalle dateert van 1274. De heerlijkheid is op dat moment het bezit van Boudewijn van Hiedewalle. In de 16de eeuw raakt Edewalle in het bezit van Don Juan de Matansa, die zichzelf consul van Spanje, heer van Tilleghem, Edewalle, Aarsele, enz. mag noemen. Karel Filips de Matansa verkoopt in 1663 de heerlijkheid aan jonker Nikolaas Rommel, schepen van het Brugse Vrije. In 1671 komt Edewalle in het bezit van jonker Hubert-Arnold Audejans. In 1750 gaat de heerlijkheid over tot het geslacht van Huerne. Omstreeks 1800 huwt de laatste erfgename (van de gronden), Marie-Josephine van Huerne met baron Jean-Marie de Pelichy. Hun dochter huwt in 1828 met baron Louis-Jean Gilles en na haar dood voegt de baron haar naam toe aan zijn eigen naam omdat zij de laatste erfgenaam was van het geslacht de Pelichy; zo wordt het Baron Louis-Jean Gilles-de Pelichy. In 1869-1871 wordt, op vraag van de familie Gilles-de Pelichy, de proosdijkapel van Edewalle (zie Pastoor D. Vanhautestraat nummer +10, inventaris Handzame) gebouwd nabij het "Edewallebos".

- De benaming "Heerlijkheid van Pereboom" (zie Pereboomstraat) houdt verband met een slagboom ("perboom") die zich op de weg naar het vroegere "galghestick" (op de grens van Kortemark, Handzame en Ichtegem) bevond.
De oudste vermelding van het "Ambacht van Perbome" dateert van 1370. De heerlijkheid ligt deels in het noorden van Kortemark tussen de heerlijkheden van Edewalle en Markhove (scheiding door de Waterhoenbeek) en deels op het grondgebied van Torhout langsheen de middeleeuwse heirweg Brugge-Ieper. De "Heerlijkheid van Pereboom" was contribuerend met het "Land van Wijnendale". Het bestuur was in handen van een baljuw en een schepenbank van vijf schepenen met burgemeester, bijgestaan door een griffier en een ontvanger. De vierschaar bezit de drie graden van rechtspraak.

- De zogenaamde "Splete in 't Vrije" ten westen van de kerk is een stuk grondgebied dat niet onder Wijnendale valt, maar bestuurlijk afhangt van de kasselrij van het Brugse Vrije. Deze enclave maakt deel uit van het "Ambacht Zarren" in het Vrije.
- Een deel van het grondgebied Kortemark behoort tot de heerlijkheid van het "Hof van Zarren" (zie inventaris Zarren).

Elfde-twaalfde eeuw

De abdij van Ename wordt bij haar stichting in 1063 begiftigd met twee vestingen (vermoedelijk nederzettingen) en met land en weiland te Kortemark. In 1085 wordt het patroonschap van de kerk en de parochie van Kortemark en Handzame ("de altaren van Merch en Hansam") door bisschop Radbod van Doornik en Noyon opgedragen aan de abdij van Ename (zie cartularium). Dit houdt in dat de abdij van Ename zowel kerkelijke als burgerlijke voogdij heeft. Hoogstwaarschijnlijk vóór 1085 komt Kortemark in het bezit van het huis van Oudenaarde (ook wel van Pamele genoemd). In 1155 onderhandelen de abt van Ename en Arnulf III van Oudenaarde over de oprichting van een bijkomende watermolen te Kortemark. Dus reeds vóór 1155 is er een watermolen van de abdij te Kortemark. Arnulf wil stroomafwaarts van die watermolen - op dezelfde beek - zelf een watermolen oprichten. De eerste watermolen zou gesitueerd geweest zijn op de Kasteelbeek (vermoedelijk stroomopwaarts gelegen langs de huidige Lichterveldestraat). De tweede watermolen, eigendom van Arnulf III van Oudenaarde, wordt dan opgetrokken naast de abdijmolen aan dezelfde molenvijver omdat de abt vreest voor een verhoging van de waterstand als Arnulf zijn watermolen zou oprichten iets meer stroomafwaarts. De literatuur spreekt over getijdemolens.

Bij archeologisch onderzoek, uitgevoerd op het toekomstig bedrijventerrein in de "Voshoek" in 2003, worden paalkuilen van drie gebouwen uit de 11de-12de eeuw geregistreerd. Twee konden met zekerheid geduid worden als spijkers (de tweede spijker is opgericht na de opgave van de eerste). Het derde gebouw is mogelijk te duiden als een veldschuur.

Dertiende eeuw

Arnulf van Oudenaarde beveelt in 1220 aan zijn baljuw te Kortemark om zich te ontfermen over het innen en het verkopen van zijn persoonlijke tienden, en over deze van de abdij van Ename.

In het cartularium van de Sint-Pieterskerk van Rijsel is er in 1274 sprake van Beaudoin de Hiedewalle. Dit wordt gezien als de vroegste vermelding van de "Heerlijkheid van Edewalle" (Handzame).

Op 25 oktober 1281 wordt Kortemark (en een gedeelte van het huidige Handzame) verkocht aan Gwijde van Dampierre (circa 1226 - Compiègne, 7 maart 1305), graaf van Vlaanderen. Kortemark maakt voortaan als 'ambacht' deel uit van het vorstelijk domein, namelijk van de "Heerlijkheid van het Land van Wijnendale". Kortemark kent de opeenvolgende heren van Wijnendale die het gebied bij erfenis in bezit krijgen: de huizen van Namen (1305-1407), Bourgondië (1407-1470), Kleef (1470 tot 1625), Neuberg en Ravestein (1625-1795). Arnulf van Oudenaarde verkoopt in 1281 het burgerlijke gezag en de bezittingen aan de graaf, terwijl het kerkelijke gezag onder de abdij van Ename blijft. Dit blijkt uit het feit dat de abt van Ename tot de 14de eeuw de priesters van Kortemark aanstelt. De graaf van Vlaanderen voegt zijn nieuwe bezittingen te Kortemark en Handzame (vanaf dan ook het "Ambacht Kortemark" genoemd) toe aan zijn bestaande bezit te Wijnendale. Graaf Gwijde krijgt tevens het vrije maalrecht dat hij in 1281 of kort daarna afstaat aan Colard van Bavidam, broer van zijn baljuw te Wijnendale. Sommige auteurs koppelen de bouw van de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) - de oudst gekende molen van het "Ambacht Kortemark" - aan de overdracht van het vrije maalrecht aan van Bavidam.

In 1286 verblijven meerdere kloosterlingen van de abdij van Ename in Kortemark.

In 1294 wordt aan de IJzermonding bij Nieuwpoort de sluis naar Nieuwendamme gebouwd. Hierdoor kunnen veel drassige gronden ingepolderd worden. De watermolens en/ of getijdenmolens vallen stil en er wordt overgeschakeld op windmolens.

Veertiende eeuw

Na de dood van Gwijde van Dampierre in 1305 wordt Kortemark (een onderdeel van het "Land van Wijnendale") het bezit van Gwijde van Namen (circa 1272 - Pavia, 13 oktober 1311). Het "Land van Wijnendale" en het kasteel van Wijnendale (Torhout) zijn begin 14de eeuw bezet door de Fransen en na een beleg van drie weken wordt het vrijgevochten in 1302.

De oudste vermelding van het "Ambacht (of de heerlijkheid) van Perbome" (zie Pereboomstraat) dateert van 1370.

Vijftiende eeuw

De heren van Namen zijn tot begin 15de eeuw (1401 of 1407) de heren van "den lande van Wynendale". De heren van het Bourgondische huis volgen de heren van Namen op als bezitters van het erfgoed Wijnendale. Door het huwelijk van de erfdochter Maria van Bourgondië (circa 1400-1463) met hertog Adolf IV van Kleef-Mark (1373-1448), worden het kasteel en de domeinen als huwelijksgeschenk afgestaan aan de hertogen van Kleef (1409).

De vroegste vermelding van de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) dateert van 1436.
In datzelfde jaar breekt er een opstand uit tegen hertog Filips III van Bourgondië of Filips de Goede (Dijon, 31 juli 1396 - Brugge, 15 juni 1467). De krijgslieden van Wijnendale verenigen zich met de opstandelingen te Brugge. De opstandelingen verliezen de strijd en in 1438 moet het bestuur van het "Land van Wijnendale" vergiffenis vragen.

De oudste vermelding van de heerlijkheid "Markhove" dateert van 1485.

Zestiende eeuw

In 1547 zendt Karel V een bevelschrift rond in het graafschap Vlaanderen waarbij de oprichting van nieuwe molens wordt verboden. Een oprichtingsoctrooi vergt de jaarlijkse betaling van een erkentenis: 'twee hoeds tarme' voor een windmolen en 'vier hoeds' voor een wind- en oliemolen (en 'hoeds' is een oude, niet nader gespecifieerde maataanduiding).

In 1559 wordt de parochie Kortemark onder het bisdom Brugge geplaatst, en niet langer onder het bisdom Doornik.

In de tweede helft van de 16de eeuw lijdt Kortemark schade tengevolge van de godsdiensttroebelen. De Sint-Bartholomeuskerk (zie Markt nummer +22) wordt twee maal geplunderd en gedeeltelijk verwoest. Na de beeldenstorm in 1566 wordt de kerk heropgebouwd en in 1571 worden vijf altaren gewijd. Circa 1580 wordt de kerk opnieuw verwoest door de Geuzen.

In de periode 1588-1592 brengt de belastingsomschrijving van het "Ambacht Zarren", Kortemark en Handzame niets op. Dit wijst op de volledige verarming en ontvolking van het gebied.

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) (zie kaarten na de historische inleiding) worden de omwalde kerk, de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) en de "Huilaertmolen" afgebeeld. Tevens aanduiding van een aantal verspreid gelegen, al dan niet omwalde hoeves. De Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek is aangeduid en mondt tussen Kortemark en Handzame uit in de Handzamevaart.

Zeventiende eeuw

Circa 1610 start de heropbouw van de kerk (zie Markt nummer +22) waarbij gele platte baksteen uit de IJzerstreek wordt gebruikt. De oude vieringtoren - mogelijk 15de-eeuws - blijft hierbij bewaard. Financiële problemen vertragen de reconstructie zodat de kerk pas circa 1650 volledig afgewerkt is.

Nog in 1610 is de hoeve "Hermitage" ten oosten van de huidige Torhoutstraat gebouwd. De straatnaam Hermitagestraat herinnert nog aan deze hoeve. Deze hoeve brandt in 1815 af en wordt herbouwd. Vermoedelijk is ze tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoest en definitief verdwenen.

In 1609 sterft de laatste vertegenwoordiger van het geslacht van Kleef namelijk Jan-Willem, hertog van Gullik. Dit geeft aanleiding tot de Gullikse Successieoorlog. Bij akte van 27 juni 1625 wordt de "Heerlijkheid van Wijnendale" geschonken aan Wolfgang Willem, hertog van Neuberg, paltsgraaf van de Rijn, hertog van Beieren en prins van Neuberg.

Na de dood van de aartshertog Albrecht in 1621 (aartshertogin Isabella wordt landvoogdes, maar er komt een einde aan het bestand met de Noordelijke Nederlanden) herbegint de oorlog tussen Spanje en Holland. Frankrijk steunt aanvankelijk de Hollanders en bezet de Spaanse Nederlanden. In de jaren 1640 worden veel mannen uit het "Ambacht Kortemark" opgevorderd om verdedigingswerken aan te leggen. Tot overmaat van ramp breekt in 1647 een pestepidemie uit. In 1667 (zogenaamde "Devolutieoorlog") valt Frankrijk opnieuw de Spaanse Nederlanden binnen, terwijl Engelse en Hollandse legers de Spaanse verdedigers bijstaan. In 1670 ontsnappen Wijnendale en het "Ambacht Kortemark" ter nauwer nood aan de Franse annexatie daar de paltsgraaf een verbond is aangegaan met Lodewijk XIV tegen de Staten van Nederland. In 1674-1678 komt Wijnendale opnieuw in Frans bezit. Door de Vrede van Nijmegen (17 september 1678) wordt de kasselrij Ieper Frans bezit (tot 1713). De grens van het Franse bezit loopt voortaan van Nieuwpoort langs de IJzer tot Diksmuide, vervolgens dwars door het "Vrijbos" (Houthulst) en langs de grens van Zarren, Handzame en Kortemark met Hooglede en Staden. Lodewijk XIV laat op aandringen van Vauban een fortenlijn aanleggen om zijn grenzen te beschermen. Het "Land van Wijnendale" en vooral de Krekevallei leven nu onder Franse dreiging, zodat hier voortdurend een Spaanse bezetting blijft. In 1694 dringen de Nederlanders onder bevel van Willem III door tot het Frans gebied van Hooglede en Roeselare. Dit wordt op 17 juli 1695 beantwoord door een Franse aanval op Roeselare, de Fransen stoten tien dagen later door tot Wijnendale en het "Ambacht Kortemark". Bij de Vrede van Rijswijk in 1697 moet Frankrijk de sinds 1678 veroverde gebieden terug afstaan.

Deze oorlogen zorgen telkens opnieuw voor ellende bij de bevolking. Door het doorsteken van de sluizen wordt telkens (een deel van) het "Veurne-ambacht" onder water gezet, wat wellicht ook zijn gevolgen heeft voor de Krekevallei. In de tweede helft van de 17de eeuw kent Vlaanderen enkele ernstige graancrisissen.

Een octrooi van 1627 keurt de oprichting van een oliewindmolen op het gehucht "Elle" of "Helle" goed. In de ommelopers van Kortemark van 1667 en van 1680 wordt er melding gemaakt van de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7), de "Huilaertmolen", de "Ellemolen" en de "Markhovemolen".

Achttiende eeuw

De rekeningen van het "Ambacht Kortemark" uit 1701 vermelden drie molens: de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7), de "Huilaertmolen" en de "Handzamemolen" (zie inventaris Handzame).

De Vrede van Utrecht in 1713 maakt een einde aan de oorlogen die de hele 17de eeuw bepaalden (zie boven). De Zuidelijke Nederlanden worden nu het bezit van Karel VI van Oostenrijk (voorheen Karel van Habsburg genoemd) en zullen in de 18de eeuw een periode van economische voorspoed kennen. De kasselrij Ieper hoort opnieuw bij de Nederlanden, waardoor Kortemark niet langer een grensgebied met Frankrijk vormt.

In 1760 worden de zogenaamde 'schouwingen' opgesteld, een reeks artikelen met betrekking tot het onderhoud van de wegen. Op dat moment beschikt Kortemark onder meer over volgende dorpswegen: de weg van Handzame over de dorpskern van Kortemark naar het gehucht "Elle" (zie Handzamestraat, Markt, Lichterveldestraat), de weg van het gehucht "Elle" naar Staden (zie Ieperstraat), de weg van Hooglede naar de dorpskern van Kortemark (zie Hoogledestraat), de weg van de dorpskern naar Torhout (zie Torhoutstraat), het "Gentstraetken" gesitueerd ten zuiden van de weg Handzame-Kortemark-Elle en lopend naar het "Bossuytscapelleken" (verdwenen bij de aanleg van de Staatsbaan in 1936), de "Galghestraete" (zie Galgestraat).

Op het "Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale" van 1774 zijn onder meer de kerk (zie Markt nummer +22), de brouwerij (zie Markt nummers 13, 14) en de omwalde pastorie (zie Pastoor Blanckestraat nummer 17/ Stationsstraat) afgebeeld. De op het "Manschepe bouck" aangeduide motte ten westen van kerk en pastorie is niet meer aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778). Ook een aantal molens zijn aangeduid, onder meer de "(H)elle meulen", de "Huilaertmolen", de "Amersveldemolen" en de "Markhovemolen", alle als staakmolens op open voet.

De Ferrariskaart (1770-1778) duidt vier windmolens aan te Kortemark, zonder weergave van de naam. In de tweede helft van de 18de eeuw kent het molenbestand een uitbreiding. Eén van de verklaringen hiervoor is dat de macht van de plaatselijke heren wordt beknot door de centralistische politiek van de Oostenrijkers, waardoor gemakkelijker molenoctrooien worden verleend.

Tijdens het Franse bewind (1794, 1795 - 1815) worden de leenheerlijke rechten afgeschaft en bepaalde goederen aangeslagen. Zo behoort de "Proosdiehoeve" (huidige Nieuwstraat) tot 1796 nog aan de abdij van Ename. Ook het molenrecht wordt volledig afgeschaft: iedereen mag nu op eigen grond een molen oprichten. Volgens de Franse grondwet hebben enkel de dorpen met een bevolking van meer dan 5.000 inwoners recht op een eigen gemeentebestuur. Kortemark wordt onder Torhout gevoegd en maakt samen met Aartrijke (Zedelgem), Ruddervoorde (Oostkamp), Lichtervelde, Handzame, Koekelare en Ichtegem het 39ste bestuurlijk kanton van het Leiedepartement uit. De bestuurlijke macht over de "Commune de Cortemarcq" wordt uitgevoerd door een "agent municipal".

Negentiende eeuw

Door het verdrag van Lunéville van 9 februari 1801 aanvaarden de paltsgraven de onteigening van het "Ambacht Kortemark" en de goederen van het "Land van Wijnendale" tegen uitwisseling van gelijkwaardige gronden gelegen aan de Rijn. Vanaf dat ogenblik kunnen de bewoners van gronden, gebouwen, molen, enzomeer eigenaar worden en voor eigen rekening werken.
De pauselijke bulle van 29 november 1801 voorziet in de inrichting van nieuwe bisdommen. Het bisdom Brugge, waar Kortemark voorheen toe behoorde, wordt afgeschaft. De parochie Kortemark wordt ondergebracht onder het bisdom Gent. In 1834 komt Kortemark opnieuw onder het bisdom Brugge.

De "Kruisstraatmolen" of de "Haeszakmolen" (huidige Ieperstraat/ Hoogledestraat), een wind-graanmolen, is circa 1800 (opname in de de belastbare gebouwen in 1803) gebouwd langs de middeleeuwse handelsweg van Ieper naar Torhout en Brugge (Ieperstraat). De molen ontleent zijn namen aan zijn opstelling op het gehucht "Kruisstraat" (later "Poperinge" genoemd) en dichtbij het cabaret "de Haeszak". "Hoets molen" in de Lichterveldestraat (op het einde van de 19de eeuw benaming "Isackers molen" naar molenaar en burgemeester Louis Van Isacker) is een stenen molen, vermoedelijk opgericht ofwel op het einde van het Oostenrijks bewind ofwel onder het Franse bewind, op het moment dat het molenbestand sterk aangroeit. In 1808 is Hoet één van de ondertekenaars van het bezwaarschrift tegen het optrekken van een tweede molen op het gehucht "Huilaart". In 1810 worden "Hoets molen" en de "Markhovemolen" vermeld in een bezwaarschrift van de burgemeester aan de prefect van het Leiedepartement (Brugge) tegen de bouw van de "Bonjourtjesmolen" te Torhout, dicht bij Kortemark.

Volgens de volkstelling van 1814 telt Kortemark 3.456 inwoners. Circa 1818 is nog slechts zeven procent van het Kortemarks grondgebied bebost.

In 1818 (zie "Rekwest van 1818", een vragenlijst van de gouverneur van West-Vlaanderen, ingevuld door het gemeentebestuur van Kortemark) bestaat de nijverheid in Kortemark hoofdzakelijk uit zes brouwerijen, twee kleine lijnwaadfabriekjes, twee kleine steenbakkerijen, een leerlooierij, negen windmolens en drie rosmolens. De negen molens - waarbij de zogenaamde "Hoets molen" nog vergeten is - betekenen meer dan een verdubbeling sinds de opname van de Ferrariskaart van 1770-1778. De bloeiende lijnwaadnijverheid in de eerste helft van de 19de eeuw is gebaseerd op de thuisweverij: de meeste landbouwers hebben thuis immers een weefgetouw als bijverdienste in de kalme wintermaanden. In de lijnwaadfabriekjes of werkhuizen worden de afgewerkte stoffen van de thuiswevers ingezameld.
Uit het "rekwest" blijkt ook dat er naast de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) een rosmolen was om in windstille dagen te malen. "Molen Vanhaute" of "Veldens molen" (Stationsstraat) - aanvankelijk een graan- en boekweitmolen -, is genoemd naar de familie Vanhaute, en vanaf 1906 naar de familie Vandevelde. Het is één van de twee windmolens nabij de dorpsplaats die vermeld worden in het "rekwest". In het "rekwest" worden ook twee molens op het gehucht "(H)elle" vermeld, beide eigendom van Pieter Vandepitte: een rosmolen (graan) met bijhorende olieslagerij (eveneens door paarden bewogen) in verval (in 1846 is de rosmolen nog niet verdwenen) en een houten windmolen. Begin 19de eeuw (maar na 1818) bouwt Franciscus Doom een stenen windmolen aan de zuidzijde van de Ieperse Heirweg (Ieperstraat).

In de jaren 1820 zijn er in Kortemark drie private, betalende scholen voor rijke kinderen. In 1824 sticht pastoor Mulle een armenschool (lagere school) in een in dat jaar op kerkgronden gebouwd huis in de Handzamestraat (zie Handzamestraat nummers 14-16-18). Enkele jonge vrouwen geven er les aan jongens en meisjes tot veertien jaar. Strictu sensu is dit geen kloosterstichting, want dit is verboden tot circa 1830.

Het primitief kadasterplan (circa 1828) en de Atlas der Buurtwegen (circa 1844) tonen de dorpsstructuur van de gemeente. Zo zijn onder meer het wegennet, de waterlopen, de gehuchten, de kerk - omringd door een kerkhof - en de omwalde pastorie aangeduid.

Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1844) worden de "Krekelbeek", de "Spagnaaerdebeek", de "Grijspeertbeek", de "Waterhoensbeek" en de "Kasteelbeek" met naam benoemd. Ook de "Haeszakmolen", de "Huilaertmolen", de "Hoetsmolen", het "Cabaret het Hilleke", het "Cabaret Haeszak", het "Cabaret De Landsman", het "Cabaret Het Engelschhof", het "Cabaret De Sneppe", het "Cabaret De Nachtegael", het "Cabaret De Meerlaen" worden benoemd. De wijken "Cortemarckhelle", "Voshoek", "Vulderhoek", "Perenboom", "Bescheewege", "Markhove" en "Groene Spriet" zijn met naam aangeduid. Een aantal omwalde hoeves zijn benoemd: de "Ferme De kleine Speye", de "Ferme De groote Speye" (zie Amersveldestraat nummer 53), de "Ferme L' Hermitage", de "Ferme 't Kasteeltje" (zie Kasteelstraat nummer 10), de "Ferme Edewallegoed" (zie Bescheewegestraat), de "Ferme de Sponde" (zie Handzamestraat nummer 118/ Spondestraat), de "Ferme de Cayenne", het "Leemkasteel". Verder geeft de Atlas ook een wolververij en een olieslagerij weer.

In 1833 wordt door de gemeente Kortemark in een oude hoeve (aangeduid op het primitief kadasterplan van circa 1828) een tehuis voor bejaarden, wezen en verlaten kinderen gesticht. Dit initiatief vloeit voort uit een testamentaire beschikking van landbouwer Pieter-Maximiliaan De Vloo: hij schenkt aan de dis van Kortemark een huis en landerijen om er een hospitaal - voor het verzorgen en bijstaan van ouderlingen, wezen, verlaten kinderen en zieken - te stichten. Ook dient er een devotiekapel gebouwd te worden (zie Hospitaalstraat nummers 22-24/ Processiestraat nummers 29-31).

In 1835 wordt een stoommachine geplaatst bij de stenen "Ellemolen" van Doom aan de Ieperse Heirweg (Ieperstraat). Uit de "lijst van de stoommachines in West-Vlaanderen" (district Diksmuide) van 1836 blijkt dat het om de eerste stoommachine van de huidige fusiegemeente gaat.

In 1838 wordt binnen de armenschool aan de Handzamestraat (zie Handzamestraat nummers 14-16-18) een pensionaat voor kinderen van meer gegoede ouders opgericht. In 1840 komt hiervoor ruimte vrij daar de jongens naar de pas opgerichte gemeenteschool trekken. In 1841 wordt de regel van het nieuwe klooster met de Heilige Vincentius à Paulo als patroonheilige door de bisschop van Brugge goedgekeurd. Vanaf dat moment staan de zusters ook in voor wezenzorg en springen ze tevens bij in het ouderlingengesticht van de gemeente (jaartal officiële erkenning, doen dit reeds sinds 1833). In 1846 verkoopt pastoor Mulle de grond en het éénlaags huis aan het klooster.

Circa 1840 telt Kortemark circa 4.380 inwoners. De landbouw- en economische crisis van de jaren 1840 brengt in Vlaanderen een algemene verarming van de plattelandsbevolking met zich mee: deze jaren worden gekenmerkt door de aardappelziekte en in 1846 mislukt ook de graanoogst. Vanaf dat jaar wordt de thuisweverij (zie boven) ook verdrongen door het groeiend succes van de weverijen in de Leiestreek. Dit alles is wellicht de oorzaak van de typhusepidemie in 1847. Vanaf de jaren 1840 emigreren een aantal inwoners naar de Verenigde Staten en Canada. Een ander fenomeen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw is de jaarlijkse seizoensarbeid (de zogenaamde "Fransmans") naar onder meer het Poperingse, Wallonië en Frankrijk.

In 1848-1849 wordt de Sint-Bartholomeuskerk (zie Markt nummer +22) iets westelijker heropgebouwd naar ontwerp van bouwmeester en provinciearchitect Pierre Buyck (Brugge, 1805-1877).

In 1850 telt Kortemark tien molens: de "Koutermolen", de "Markhovemolen", de "Vanhautemolen", de "Hoets molen", twee "Ellemolens", de "Haeszakmolen", de "Huilaertmolen", de "Bescheewegemolen" en de "Hillemolen". Vermoedelijk wordt na 1850 een stampkot of olieslagerij bijgebouwd bij de "Molen Vanhaute" in de Stationsstraat (dit gegeven is nog niet aangeduid op de P.C. Poppkaart van circa 1850). In 1850 worden de twee windmolens op het gehucht "(H)elle" of de "Ellemolens" in één familiebezit gebracht, waarvan de houten windmolen vermoedelijk aan het einde van de 19de eeuw wordt afgebroken.

In 1850 wordt er binnen de armenschool aan de Handzamestraat (zie Handzamestraat nummers 14-16-18) een spellewerkklas opgericht. In de tweede helft van de 19de eeuw groeit het Frans pensionaat uit tot een eliteschool, in 1889 wordt het toegewijd aan de Heilige Margareta-Maria Alacoque (17de-eeuwse Franse heilige), vandaar de benaming Margareta-Maria-Instituut. Vanaf 1859 is er een wijkschool van de zusters op het gehucht "Markhove" (tot 1987). Circa 1899 wordt een school ingericht op het gehucht "Kortematk-Elle", dit in een oud kasteeltje. In 1936 bouwen de zusters een school op het gehucht "Huilaert" (in 1978-2007 enkel nog kleuteronderwijs, vanaf 2007 afdeling secundair onderwijs van het Margareta-Maria-Instituut).

De opening van het station op de spoorlijn Lichtervelde-Veurne (zie Stationsplein nummer 2) in 1858 betekent een omwenteling voor de arme gemeente. Deze economische bloei resulteert in de bouw van nieuwe en grotere woningen waardoor de steenbakkerijen te Kortemark zich verveelvuldigden: één aan de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek, één aan de Spanjaardduiker, één aan de Motemeers, één aan de Handzamestraat en één op de grens tussen Kortemark en Handzame.
Aanvankelijk wordt voor de bevoorrading van de stoomtreinen water uit de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek getrokken, maar door de grillige waterstand wordt al vlug de zogenaamde "Statieput" gegraven, waar het water via het "waterkasteel" opgepompt wordt.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden de bestaande wegen rechtgetrokken en gekasseid: de baan naar Torhout in 1856 (zie Torhoutstraat), de baan van Handzame over Kortemark naar de wijk "Elle" in 1863 (zie Handzamestraat en Lichterveldestraat), de baan naar Hooglede in 1863 (zie Hoogledestraat), de baan naar Gits (zie Gitsstraat) in 1891. De banen naar Ichtegem en Koekelare zijn grotendeels als nieuw tracé doorheen velden en hoeves aangelegd in 1887. Zo wordt het "hof van Markhove" (zie Ichtegemstraat nummer 100) in twee stukken opgedeeld. Voor de rechttrekking en verbreding van de bestaande wegen en de aanleg van nieuwe kasseiwegen is onteigening dikswijls noodzakelijk. De kasseien worden aangebracht via het spoor.

In 1873 wordt ook de lijn Oostende-Torhout-Ieper geopend. Kortemark is nu een belangrijk spoorwegknooppunt geworden, en voor het station wordt een plein aangelegd (zie Stationsplein). Kortemark is ook een zogenaamd 'depot', dit is een station van waaruit alle treinpersoneel vertrekt en aankomt. Dit personeel slaapt aanvankelijk in particuliere huizen en later in een afzonderlijk gebouw. Vele spoorwegbedienden huren of bouwen een huis in de buurt van het station. Een plaatselijke maatschappij bouwt een huizenrij van twaalf gelijke woningen, zogenaamd "De twaalf apostelen" (zie Hoogledestraat). De stationsbuurt was een uitgangsplek waar vooral reizigers vertoeven.
Via de spoorinfrastructuur en de verbeterde weginfrastructuur kan Kortemark zijn isolement verbreken en kan een industrialisatie opstarten.

Vanaf het einde van de 19de eeuw bevindt het centrum van "Edewalle" zich niet langer op "Bescheewege", maar ruim een kilometer noordoostelijker, waar in 1869-1871 de kerk en in 1874 de school wordt gebouwd (zie Pastoor D. Vanhauttestraat, inventaris Handzame). Ook de aanleg van twee grote steenwegen (Kortemark-Koekelare in 1885-1886 en Handzame-Edewalle in 1887) zorgt voor een dalend belang van "Bescheewege".

Twintigste eeuw

In 1906 wordt de stoomzagerij aan de Hospitaalstraat gebouwd (zie Hospitaalstraat nummer 25). In 1907 wordt het groentenconservenbedrijf Talpe (zie Amersveldestraat) opgericht.

Begin 20ste eeuw zijn er nog slechts zes windmolens in werking, dit ten gevolge van de opkomst van de mechanische maalderijen. In 1911 krijgt Kortemark gasverlichting.

Vóór de Eerste Wereldoorlog beschikt Kortemark niet over een gemeentehuis en wordt er vergaderd in een plaatselijke herberg.

Eerste Wereldoorlog

Duitse bezetting

Tijdens de Eerste Wereldoorlog nemen Duitse soldaten de gemeente in. In 1917 worden de bewoners uit hun huizen en uit de gemeente verdreven. De velden zijn omgewoeld tot gevechts- en verdedigingslinies. De "Flandern I-Stellung" loopt van de Handzamevaart over Hooglede en Sleihage (Staden) naar Sint-Pieter op Ledegem. De "Flandern II-Stellung" loopt als hoofdweerstandslijn van Zarren (Kortemark) over Westrozebeke (Staden) naar Passendale. In het verlengde van de "Flandern I-Stellung" en ten noorden van de Handzamevaart die uit haar oevers was getreden (natuurlijke hindernis) loopt een verdedigingslinie "Hindenburglijn" langs de Bombeek tussen Handzame en Werken (Kortemark).
Aanvankelijk worden de Duitse gesneuvelden rond de kerk begraven. Later worden meerdere Duitse begraafplaatsen ingericht aan de Handzamestraat en in de buurt van de oude Markhoveweg.

In 1917 wordt de toren van de Sint-Bartholomeuskerk (zie Markt nummer +22) tot ontploffing gebracht, waardoor ook de rest van de kerk gedeeltelijk vernield wordt. In augustus 1917 vindt het Engels zomeroffensief plaats, zij schieten obussen af op Zarren en later op Handzame, maar ook Kortemark deelt in de schade. Op 12 augustus wordt het station (zie Stationsplein nummer 2) beschoten. In de nacht van 15 augustus vallen er obussen vlak voor de kerk. De kerkschatten worden in veiligheid gebracht in Torhout.

De bevrijding

De vallei van de Handzamevaart - deze staat onder water en is verbonden met de overstroomde IJzervallei - is van groot strategisch belang. De verovering van de Krekevallei in het najaar van 1918 impliceert de omsingeling van Diksmuide. De daarop volgende doorstoot naar Torhout en Brugge heeft de vrijmaking van de kust tot gevolg. Op 29 september 1918, na de val van het "Houthulstbos" ("Flandern II-Stellung"), zetten de Duitsers de aftocht in en wordt Klerken (Houthulst) zonder noemenswaardige tegenstand heroverd door de geallieerden. Net na de middag verkennen de geallieerden Werken via de Steenstraat, maar de brug over de Handzamevaart is vernield en de "Broeken" van de Handzamevaart staan onder water. De legerleiding beveelt om een aanval op Werken uit te voeren om te kunnen doorstoten tot het gehucht "Schuddebeurze" (aan de Steenstraat, ter hoogte van de Schuddebeurzewegel) om zo de baan Kortemark-Edewalle-Belhutte (Koekelarestraat op grondgebied Kortemark en Handzame) te bezetten. Deze aanval moet echter worden uitgevoerd via drie smalle, onbeschermde en blootliggende wegen in de "Broeken" van de Handzamevaart. De aanval om 19u35 mislukt, maar om 23u wordt een nieuwe aanval uitgevoerd. Deze aanval wordt afgebroken omwille van hevig Duits artillerievuur en "Minenwerfers". Van 2 tot 13 oktober houdt het 20ste Linieregiment de sector Zarren in handen. De frontlijn loopt dan langs de Handzamevaart vanaf het op 29 september heroverde Diksmuide tot Zarren en vandaar zuidwaarts langs de "Flandern I-Stellung". De geallieerden voeren vanuit Zarren talrijke verkenningsopdrachten in de richting van de Handzaamse gehuchten "Amersvelde" en "Kruisstraat" uit. Op 14 oktober wordt een aanval ingezet op de "Flandern I-Stellung". Deze aanval vindt plaats ten zuiden van de spoorlijn Lichtervelde-Veurne, de Duitse stellingen ten noorden van deze spoorlijn worden aanvankelijk ongemoeid gelaten. Vanuit het smallere overstromingsgebied ter hoogte van het gehucht "Aarsgat" (grens Handzame en Kortemark) wordt de "Hindenburglijn" vanuit het oosten aangevallen. Deze omsingelingstactiek van de geallieerden op de Duitse "Flandern I-Stellung" is bedacht door generaal Michel en wordt ook wel het "Manoeuver van Torhout" genoemd. Bij deze aanval worden Handzame, Kortemark en Roeselare bevrijd. Twee dagen later begint de Duitse aftocht en worden Werken en Torhout bevrijd.

Bij de herdenking van de bevrijding van Kortemark door het 10de Linieregiment op 14/10/1918 in 1954 wordt de "Verbindingsstraat" omgedoopt in de 10de-Linie-Regimentstraat.

De wederopbouwperiode van de jaren 1920

Op het einde van de Eerste Wereldoorlog ligt de Sint-Bartholomeuskerk (zie Markt nummer +22) volledig in puin, enkel een stuk van de scheibogenarcade en een aantal muurgedeeltes staan nog overeind. Ook de huizen rondom de kerk zijn sterk beschadigd (zie Markt).

In afwachting van de wederopbouw worden in de eerste helft van de jaren 1920 onder meer op gronden van het armenbestuur een honderdtal houten barakken gebouwd door het Koning Albertfonds (onder meer langs de Ichtegemstraat en de Stadenstraat of de huidge Jan Mioenstraat). Er worden ook semi-definitieve woningen opgetrokken. Het Amerikaanse Rode Kruis sticht een afdeling "Gewest Kortemark". Vanuit het depot in de fabriek Talpe (zie Amersveldestraat) worden goederen verdeeld. De meeste verwoeste huizen en hoeves worden in de periode 1920-1927 hersteld of heropgebouwd naar ontwerp van architecten G. De Backere (Gistel), N. Lacroix (Gistel), E. Dryepondt (Sint-Gillis), F. Du Bois-d'Enghien (Brussel), J. Dosveld (Brussel) en J. Verloo (Gent) (zie Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, 1986). Op 2 mei 1920 wordt een blauwhardstenen herdenkingsteken voor de gesneuvelden ingehuldigd. Deze staat aanvankelijk vóór de ingang van het kerkhof, later staat het monument op de hoek van het kerkdreefje, naast het nu afgebroken gemeentehuis (zie Markt zonder nummer). De Sint-Bartholomeuskerk (zie Markt nummer +22) wordt in 1923-1925 iets meer noordwaarts heropgebouwd naar ontwerp van bouwmeester Thierry Nolf (Torhout). Voor de nieuwe locatie zijn twee redenen: enerzijds wil men een grotere kerk bouwen en anderzijds stond de oude kerk op opgevoerde aarde waardoor het oude kerkgebouw reeds vóór de oorlog grote scheuren vertoonde. Deze neogotische hallenkerk met een hoge toren van 52 meter vertoont geen enkele gelijkenis met de vooroorlogse kerk. Er wordt een nieuwe begraafplaats aangelegd in de Torhoutstraat (zie Torhoutstraat zonder nummer). Het oude kerkhof rond de kerk kan echter pas na tien jaar onteigend worden en blijft er dus verwaarloosd bij liggen. Ook de schade aan de pastorie (zie Pastoor Blanckestraat nummer 17/ Stationsstraat) en aan de gemeenteschool voor jongens (zie Torhoutstraat nummer 40) wordt in de jaren 1920 hersteld naar ontwerp van bouwmeesster Thierry Nolf (Torhout). Tijdens de wederopbouw (circa1925) wordt een gemeentehuis opgericht naar ontwerp van bouwmeester Thierry Nolf (Torhout) (zie Markt).

De restanten van de vernietigde "Proosdiehoeve" worden verwijderd en de omwalling wordt opgevuld met puin. Op deze locatie wordt de vlasfabriek Deprez gebouwd (zie Nieuwstraat). Een deel van brouwerij Dugardijn wordt onteigend om een nieuwe straat, de Nieuwstraat, loodrecht van de Burg (Markt) naar het station, aan te leggen.

Na de oorlog wordt aanvankelijk een noodbarak gebouwd als station (zie Stationsplein nummer 2). Nadien wordt het station heropgebouwd door de staatsspoorwegen. Dit gebeurt volgens een standaardconcept in traditionalistische stijl, de stations uit deze periode zijn gelijkend doch niet identiek.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt in de "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) een telefooncentrale ingericht door de Duitsers. Bij de terugkeer na de oorlog treft de familie Verlinde de molen weliswaar doorschoten, maar nog rechtopstaand aan, dit in tegenstelling tot de andere Kortemarkse molens. In 1921 wordt een aanvraag tot voorschot voor herstel ingediend bij de commissaris voor oorlogsschade. De molen is op het einde van de jaren 1920 opnieuw in werking.
De "Markhovemolen" wordt verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog. Van 1935 tot 1962 is er een mechanische maalderij op de locatie van de vroegere molen.
Ook de stenen "Hoets molen" (Lichterveldestraat), de "Kruisstraatmolen" (of de "Haeszakmolen", huidige Ieperstraat/ Hoogledestraat) en de "Molen Vanhaute" (of "Veldens molen") worden volledig verwoest en niet heropgericht. Vermoedelijk maalde de "Molen Vanhaute" reeds vóór 1914 niet meer omdat de molen niet vermeld is op de lijst van de commissaris voor oorlogsschade, met betrekking tot beschadigde of vernielde windmolens.
De stenen "Ellemolen" (Ieperstraat) wordt in oktober 1914 door Franse schildwachten bezet. Later wordt deze hoge stenen molen door de Duitsers ingenomen als uitkijkpost. Tijdens het geallieerde eindoffensief van september 1918 blazen de Duitsers de molen en het huis op. Circa 1920 wordt het huis heropgebouwd en in een voorlopige maalderij wordt er gemalen. De stenen molen wordt nooit heropgebouwd. In 1922 wordt een mechanische maalderij met gasmotor gebouwd, in 1947 wordt er van gas op mazout overgeschakeld.

Interbellum

Vanaf het begin van de twintigste eeuw tot kort na de Tweede Wereldoorlog zijn er zes vlasfabrieken in Kortemark. Vlasfabriek Deprez (zie Nieuwtraat) is daar de belangrijkste van. In de jaren 1920 is er een juridisch conflict tussen het vlasbedrijf Deprez en de conservenfabriek Talpe (zie Amersveldestraat) over het vlasroten in de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek. In 1924 heeft de zeevaartmaatschappij Red Star Line nog een emigratie-agent in Kortemark.

In het eerste kwart van de 20ste eeuw ontstaan te Kortemark verscheidene nijverheden zoals de conservenfabriek Talpe (zie Amersveldestraat), een houtzagerij (zie Hospitaalstraat nummer 25), steenbakkerijen, enzomeer (zie hoger). Na beschadiging van de bedrijfsgebouwen tijdens de Eerste Wereldoorlog, wordt de houtzagerij in 1920 heropgestart. Na de oorlog is de steenbakkerij van Vogels-Viaene gesitueerd aan de Waterhoenbeek; die van Frans Mergaert en Kinders Desimpel langs de Speyebeek (voorheen was er vermoedelijk ook een steenbakkerij van Desimpel aan de Grijspeerdbeek). Steenbakkerij Desimpel is de enige die zich heeft gemoderniseerd (zie Hoogledestraat).

In de jaren 1930 wordt de weginfrastructuur opnieuw verbeterd. Daarvoor zijn heel wat wegen enkel grindwegen. In 1936 wordt de oost-westverbinding Lichtervelde-Zarren of de Staatsbaan aangelegd (zie Staatsbaan). Gedurende de twee daaropvolgende jaren worden nieuwe straten en verbindingsstraten besteend. Zo wordt het wegdek van de banen naar Torhout (zie Torhoutstraat), Ichtegem (zie Ichtegemstraat), Koekelare (zie Koekelarestraat) en gedeeltelijk Handzame (zie Handzamestraat) gebetonneerd.

Tweede Wereldoorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de gemeente opnieuw ingenomen door Duitse soldaten die er ingekwartierd zijn. Op de "Gitsberg" (Gits, Hooglede) wordt een lanceerbasis voor vliegtuigen met de V1 aan boord gebouwd. Dit gebeurt 'met de hulp van' politieke gevangenen, maar dit project wordt nooit voltooid. Toch valt er op 20 juli 1944 een V1 neer achter een hoeve in de Hoogeldestraat en op 25 juli in de Amersveldestraat. Vanaf 7 augustus worden Russische krijgs- en politieke gevangenen overgebracht uit het Britse Kanaaleiland Alderney. Ze worden ondergebracht in de school van Markhove (zie Ichtegemstraat nummer 96), van waaruit ze worden ingezet bij de bouw van V1-basissen in de wijde omgeving. Op 1 september 1944 ontsnappen 42 gevangenen uit het kamp Markhove. Zeven gevangenen liggen begraven op de gemeentelijke begraafplaats (zie Torhoutstraat zonder nummer).
De Engelsen willen het verkeer van de Duitsers in de war sturen en beschieten het station en de belangrijkste kruispunten. Op 20 juli wordt het station van Kortemark (zie Stationsplein nummer 2) hevig gebombardeerd. Het station en enkele huizen worden beschadigd. Niemand wordt gewond omdat de meeste mensen zich in de kerk bevinden voor een 'boetedoening'. De pastoor aanroept Onze-Lieve-Vrouw van Troost (of van Edewalle) wanneer de vele lawaaierige vliegtuigen, die deelnemen aan deze raid, boven de kerk vliegen. Uit dankbaarheid gaat in Kortemark na de oorlog een jaarlijkse processie uit ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Troost.
Op 7 september 1944 worden de Duitsers verdreven en wordt Kortemark zonder strijd bevrijd door Canadese, Poolse en Engelse soldaten.

Naoorlogse periode

Na de Tweede Wereldoorlog loopt de seizoensarbeid sterk terug.

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het station van Kortemark (zie Stationsplein nummer 2) een gewone stopplaats, en hiermee verdwijnen heel wat inkomsten voor de plaatselijke middenstand in de stationsbuurt. In 1962 afbraak van een stationsgedeelte.

De resterende kasseiwegen worden vervangen door betonwegen. In 1947 worden de Gitsstraat en de Stadenstraat (huidige Jan Mioenstraat) gebetonneerd, in 1950 de Koekelarestraat, in 1951 de rest van de Handzamestraat en in 1973 de Lichterveldestraat. In 1951 worden de voornaamste grindwegen hersteld en voorzien van een wegdek in tarmac.

De "Koutermolen" (zie * Koutermolenstraat nummer 7) is beschermd sinds 14 april 1944. Vanaf 1956 is de molen buiten gebruik. In 1964-1966 wordt de "Koutermolen" maalvaardig gerestaureerd.

In 1990 wordt het gemeentehuis op de hoek van de Markt en de Pastoor Blanckestraat afgebroken en vervangen door een bankkantoor (zie Markt).

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De centrumbebouwing van Kortemark is geënt op een west-oostas (Handzamestraat/ Markt/ Lichterveldestraat) en de noord-zuidassen (Torhoutstraat/ Nieuwtraat/ Hoogledestraat en Hospitaalstraat/ Stationsstraat/ Hoogledestraat) die een Y vormen. Deze assen lopen respectievelijk evenwijdig met en dwars op de beekvallei van de Handzamevaart en de Kreke(l)beek-Spanjaardsbeek in het verlengde daarvan. De randbebouwing strekt zich ver uit in westelijke, oostelijke en noordelijke richting, waardoor Kortemark geen compacte kern vormt. Op deze structuur sluiten verkavelingen aan, vooral tussen en ter hoogte van de Handzamestraat, Koutermolenstraat en de Ichtegemstraat. De spoorlijn Lichtervelde-Veurne en de Staatsbaan vormen samen een oost-west gerichte as en scheidingslijn ten zuiden van de dorpskern. De omgeving van de Staatsbaan (gedeeltelijk ingesloten door de spoorlijn) wordt gedomineerd door industriële activiteit, bijvoorbeeld steenbakkerij (Hoogledestraat) en groentenverwerkende industrie.

Evenals de andere dorpen van de fusiegemeente ligt het grondgebied van Kortemark op zeven à veertien kilometer van het front van de Eerste Wereldoorlog. De beschadiging en/ of de vernietiging van het dorp is een gevolg van de vernietigingen vanaf de derde Slag om Ieper (31 juli -10 november 1917) en bij het eindoffensief in september-oktober 1918.

Het huidige ruime marktplein komt slechts tot stand na samenvoeging van twee pleinen in de wederopbouwperiode van de jaren 1920. De Markt wordt vooral bepaald door de Sint-Bartholomeuskerk, een neogotische hallenkerk, door het burgerhuis (nog gedeeltelijk 19de-eeuws) en de daarachter gelegen bedrijfsgebouwen met schoorsteen van de "brouwerij Den Arend" en door een aantal burgerhuizen van twee bouwlagen onder pannen zadeldaken, opgevat als lijstgevels dikwijls met 19de-eeuwse of vroeg 20ste-eeuwse kern.
In de op de Markt aansluitende straten zijn een aantal 19de-eeuwse burgerhuizen bewaard die de Eerste Wereldoorlog overleefden. In de Handzamestraat onder meer een eclectisch burgerhuis, de herberg zogenaamd " 't Handelshuis" en een smal en hoog huis van circa 1912 met parement van geglazuurde baksteen en markerende erker. Aan het begin van de Torhoutstraat is de 18de-eeuwse notariswoning met tuinmuren en erfpijlers erg beeldbepalend. Voorheen was ook de beschermde beuk erg bepalend voor het straatbeeld.

De centrumfunctie van Kortemark met onderwijs- en verzorgingsinstellingen wordt weerspiegeld in het aantal kloosters. In de Handzamestraat is het Margareta-Maria-Instituut van de Zusters van Sint-Vincentius à Paulo met de landbouwschool uit de jaren 1920 en de kapel van circa 1976 (bouwaanvraag van 1974) erg beeldbepalend. In de Hospitaalstraat is het neogotische klooster en hospitaal van de Zusters van Liefde uit het laatste kwart van de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw, directeurswoning bewaard. Ook de beeldbepalende voormalige gildezaal van circa 1912 is karakteristiek voor het religieuze erfgoed van Kortemark. Ook het zusterhuis op het gehucht "Markhove", in 1894 opgericht door de Zusters van Vincentius à Paulo is vermeldenswaardig.

Het station van Kortemark is in de jaren 1920 heropgebouwd naar standaardconcept in traditionalistische stijl. Dit in tegenstelling tot Handzame waar het oorspronkelijke station van 1894 bewaard is.

Eveneens typerend voor het Kortemarkse grondgebied zijn een aantal bungalowwoningen uit de jaren 1960-1970, onder meer naar ontwerp van architect Arthur Degeyter (Sint-Andries, Brugge).

De hoeves in het landelijk gebied van Kortemark hebben meestal een L-vormige of U-vormige opstelling rondom het erf. Een aantal 18de-eeuwse en 19de-eeuwse hoeves zijn bewaard: onder meer de historische hoevesite "de Groote Speye ferme", met boerenhuis van het einde van de 18de eeuw, het vroegere foncier van de heerlijkheid "Markhove" is bewaard als een hoeve met 19de-eeuwse bestanddelen, de hoeve zogenaamd "het Kasteeltje" ontleent zijn naam aan de omvang van het boerenhuis met twee bouwlagen onder schilddak, in de vallei van de Kasteelbeek is een hoeve uit de eerste helft van de 19de eeuw bewaard, het bewaarde boerenhuis wordt gemarkeerd door twee lindebomen, in de Zandstraat is een boerenhuis met eind 18de-eeuwse kern bewaard. Het geelbakstenen boerenhuis van een hoeve aan de Bescheewegestraat is in kern 17de-eeuws, met kenmerkende opkamer onder hoog zadeldak. Ook de dwarsschuur met houten beplanking is bewaard.

Er zijn tevens een groot aantal hoeves uit de wederopbouwperiode van de jaren 1920 bewaard. De hoeve zogenaamd " 't Leeuwengoedt" - heropgebouwd in 1926 - bestaat uit drie roodbakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. Het boerenhuis bewaart verzorgd houtwerk met luiken. De hoeve zogenaamd "Dry ceuninghenhoeve" wordt getypeerd door zijn ligging in de vallei van de Grijsperrebeek. Het bakhuis van circa 1888 en bepaalde muren van het oude huis zijn bewaard. De langgestrekte dwarsschuur met geïncorporeerde (paarden)stalling en wagenhuistraveeën en de overdekte mestvaalt voor de schuur dateren uit de wederopbouwperiode. Ook een hoeve in de Leenbosstraat bewaart een overdekte mestvaalt typisch voor de wederopbouwperiode. De kleine hoeve op de hoek van de Torhoutstraat en de Hermitagestraat bewaart zijn dwarsschuur met jaaraanduiding "1922" en Marianisje.

Heel wat hoeves vormen een landschappelijk baken door de lindebomen bij de erftoegang, ook (restanten van) boomgaarden zijn bewaard. Heel wat hoeves zijn omhaagd met meidoorn- en/ of hulsthagen.

Het landelijk gebied van Kortemark wordt gekenmerkt door een aantal kapellen, bij een erftoegang dikwijls in combinatie met lindebomen. De neoclassicistische Mariakapel op de splitsing van de Amersveldestraat en de Galgestraat is door middel van een jaarsteen "1849" gedateerd. De kapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Troost is een gecementeerde kapel van circa 1887 en speelt een belangrijke rol in verband met de geschiedenis van het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Edewalle (zie gehucht "Edewalle" onder Handzame). Het zogenaamde "Stevenskapelletje" is volgens het kadaster gebouwd in 1878.

Een erg belangrijke site te Kortemark is die van de "Koutermolen" met molenaarshoeve. De staakmolen op torenkot op een berg is beschermd als monument in 1944. De molensite gaat terug op die van de eerste 'ban'- of 'heremolen' van het "Ambacht Kortemark". De exacte constructiedatum van de huidige molen is niet gekend, maar gaat zeker terug tot de 18de eeuw.

  • Manschepe bouck van de heerlijkheid Wijnendale (1774), bewaard in het museum "Kasteel van Wijnendale".
  • BERINGS G., Het oude land aan de rand van het vroeg-middeleeuws overstromingsgebied van de Noordzee. Landname en grondbezit tijdens de Middeleeuwen, in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks, deel XXXIX, Gent, 1985.
  • BOURGEOIS J., MEGANCK M., Noodonderzoek 1992 op een door luchtfotografie ontdekte site te Kortemark-Koutermolenstraat. Grafheuvels uit de bronstijd en nederzetting uit de late IJzertijd, in Westvlaamse Archaeologica, jg. 9, nummer 1, 1993, p. 1-10.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Deel VIII, Brugge, 1928, kolommen 360-365.
  • DENECKERE B., 150 jaar Margareta-Maria-Instituut Kortemark. 1824-1838-1988, Kortrijk, 1988.
  • DESCHREVEL A., Geschiedkundige schets over Edewalle, s.l., 1971, p. 1-23.
  • DESCHREVEL A., Het kroonluchterbeeldje van Edewalle in Kortemark, s.l., 1970, p. 199-204.
  • DEWILDE M., WYFFELS F., Romeinse en Volmiddeleeuwse sporen op de Voshoek in Kortemark (W.-Vl.), in Spaenhiers vzw jaarboek 2003, Koekelare, 2003, p. 75-76.
  • Dit is West-Vlaanderen. Steden-gemeenten-bevolking, Brussel, 1959, p. 806-809.
  • GYSSELING M., Inleiding tot de oude toponymie van West-Vlaanderen, in De Leiegouw, jg. 25, nummer 1, 1983, p. 40-58.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Brussel, 1980-1981, p. 805-809.
  • LAMBRECHT D., Merch quidem et hansam 1085, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1992, p. 9-15.
  • LOWIE M., Geschiedenis van de Handzamevaart te Handzame, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1989, p. 95-104.
  • Mijn dorp in het Krekedal. Handzame-Kortemark-Werken-Zarren, Kortemark-Handzame, 1978.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • Onze vlasvezelbereidingsnijverheid. Jaarboek 1941. Textielcentrale, Kortrijk, 1941.
  • ROOSE B., Repertorium van bronnen voor Kunst- en Cultuurgeschiedenis in het archief van de provincie West-Vlaanderen (3de afdeling) 1817-1879, Brussel, 2001, p. 243-244.
  • STEVENS M., Archiefbeelden Kortemark, Brussel, 2000.
  • STEVENS M., Kortemark. Een tedere terugblik. Een wandeling door het verleden, Roeselare 1992.
  • TANGHE S., Over acht jaar kan de Stationswijk zijn 150ste verjaardag in een feestelijk kleedje vieren, in Krant van West-Vlaanderen (extra editie "Hallo Groot-Kortemark"), 10 maart 2000, p. 8.
  • VAN ACKER L., Kortemark in een notendop, 1818, in Biekorf, jg. 101, nummer 2, 2001, p. 116-124.
  • VAN DER HERTEN B. (onder red.), Het Brugse Vrije in beeld. Facsimile-uitgave van de Grote Kaart geschilderd door Pieter Pourbus (1571) en gekopieerd door Pieter Claeissens (1601), Leuven, 1998.
  • VANDERSCHAEGHE P., Kortemark. Hartje van West-Vlaanderen, in Vlaamse Toeristische Bibliotheek, Antwerpen, 1983, p. 1-16.
  • VANSLEMBROUCK M., Een pen vergaart wat wereld is. Figuren en boeken in Edewalle, Handzame, Kortemark, Werken en Zarren, Aartrijke, 1992, p. 47-48, 200-202.
  • VANTHOURNOUT C., De zeedoorbraken en hun invloed op de landschapsevolutie in de kustvlakte, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1989, p. 9-14.
  • VERCAMERE A., Stichting der kerk van Edewalle-busch, Brugge, s.d., p. 1-16.
  • VERHAEGHE M., Uit het verleden van Kortemark, Brugge, 1953, p. 14-214.
  • VERHULST A, Historische geografie van de Vlaamse kustvlakte tot omstreeks 1200, in Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. Deel XIV, 's-Gravenhage/Antwerpen, 1959, p. 3-37.
  • VOGELS O., Kortemark op Krekebeke. Dorp en streke door de eeuwen heen, Zedelgem, 1990, s.p.
  • WERBROUCK M., DEMAREE J. e.a., De Grote Oorlog in het Krekedal Deel I 1914-1916, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1999, p. 167-218.
  • WERBROUCK M., DEMAREE J. e.a., De Grote Oorlog in het Krekedal Deel II 1917-1920, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 2000, p. 143-194, 244-253.
  • WERBROUCK M., De parochie Kortemark, van het prille begin tot aan de Eerste Wereldoorlog. Haar kerk, haar priesters en gelovigen, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1992, p. 72-150.
  • WERBROUCK M., Edewalle Van Heerlijkheid tot Parochie. Deel I: de heerlijkheid, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 2006.
  • WERBROUCK M., Edewalle Van Heerlijkheid tot Parochie. Deel II: van Proosdie tot Parochie, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 2007.
  • WERBROUCK M., Het Hof van Zarren en de Krekevallei tijdens de zeventiende eeuw, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 2003, p. 9-45.
  • WERBROUCK M., STEVENS M., Ontstaan en groei van de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw van Troost te Kortemark, Kortemark, 1994, p. 5-14.
  • WERBROUCK M., Oude en nieuwe straten te Kortemark na de fusies, s.l., 1978.
  • WERBROUCK M., Van molens en molenaarsgeslachten: acht eeuwen molengeschiedenis te Kortemark, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1990, p. 61-124.
  • WERBROUCK M., Water is leven, ook voor de nijverheid, in Jaarboek van de heemkundige kring "Crekel Beke", Kortemark, 1989, p. 91-93.

Bron: BAERT S. & VANNESTE P. in samenwerking met CREYF S., DEVOOGHT K., GHERARDTS F. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Kortemark, Deel I: Deelgemeenten Kortemark en Handzame, Deel II: Deelgemeenten Werken en Zarren, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL40, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kortemark [online], https://id.erfgoed.net/themas/14741 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.