Geografisch thema

Aarsele

ID
14709
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14709

Beschrijving

Aarsele is een landelijke gemeente gelegen in de provincie West-Vlaanderen op circa 32 km ten zuidoosten van Brugge, circa 26 km ten noorden van Kortrijk en circa 25 km ten westen van Gent, op de grens met Oost-Vlaanderen. Aarsele is gelegen op de oostelijke uitlopers van het zandlemige Plateau van Tielt. Ten noorden wordt de gemeente begrensd door Kanegem, ten oosten door Vinkt (Deinze), ten zuidoosten door Wontergem (Deinze), ten zuiden door Dentergem en ten westen door Tielt. Samen met Kanegem en Schuiferskapelle in 1977 gefusioneerd met Tielt. De gemeente Aarsele heeft een oppervlakte van 1510 ha (2006) en telt 2948 inwoners (01/01/2006).

Verstedelijkte dorpskern met verschillende woonwijken, voornamelijk gelegen ten noorden van de Deinsesteenweg (Steenweg Tielt-Deinze, N35), die de gemeente van oost naar west in twee snijdt. Lintbebouwing op de verschillende invalswegen naar de dorpskern en naar de stationsbuurt toe en ten zuiden van de Deinsesteenweg langsheen de Hogenhovestraat (N459) die de gemeente met Dentergem verbindt. Daarnaast nog enkele secundaire verbindingswegen, zoals de Neringenstraat en Jules van Ooststraat, die Aarsele met het dorpscentrum van Kanegem verbinden en de Vinktstraat die richting het naburige Vinkt leidt. De gemeente wordt van oost naar west doorkruist door de spoorlijn Gent-De Panne (L73) die evenwijdig ten zuiden van de Deinsesteenweg loopt, het station ligt ten zuiden van het dorpscentrum. Er bevinden zich geen bevaarbare waterlopen op Aarseels grondgebied. De voornaamste onbevaarbare waterlopen betreffen de Neringbeek-Reigerbeek, de Speibeek en de Maanbeek-Dauwbeek.

De gemeente Aarsele heeft vooral een woon- en agrarische functie. Traditionele landbouw, zowel akkerbouw als veeteelt. Teelten bestaan steeds meer uit industriegewassen en nijverheidsteelt (onder andere voor veevoeders, meststoffen). Tot de tweede helft van de 20ste eeuw kleinschalige industrie en nijverheid aanwezig: textiel, vodden, brouwerijen, vlas- en tabakshandel. Aanwezigheid van bibliotheek, gemeentelijke diensten, station, onderwijs, recreatie, bejaardenzorg.

HISTORISCHE INLEIDING

Fysisch-geografische gegevens

Aarsele behoort fysisch-geografisch tot het zandlemige Plateau van Tielt. Het dorp Aarsele ligt op een oostelijke uitloper van een oost-west gerichte cuestarug die zich grillig uitstrekt van Vinkt over Aarsele, naar Tielt-Pittem-Koolskamp. Vrij sterk golvend reliëf: van circa 12 m tot circa 39 m boven de zeespiegel. Topzones nabij 't Hoge en Aarsele-Kapelle respectievelijk ten zuiden en ten westen van de dorpskom. Afnemend reliëf ten zuiden en zuidoosten van het grondgebied, naar de valleien van Speibeek en Maanbeek toe. Door de relatief hoge ligging wordt een waterscheidingsgebied gevormd van beekstelsels zuidwaarts en oostwaarts afwaterend naar de Leie (via Speibeek en Oude Mandelbeek en via Maanbeek en Zeverenbeek) en noord- en oostwaarts afwaterend naar de Gentse kanalen (via Neringbeek-Reigerbeek en Poekebeek).

Oudste geschiedenis en bewoning

Vermoedelijk is de eerste bewoning, omstreeks de 7de eeuw, van Frankische oorsprong. Diverse bronnen geven uiteenlopende etymologische verklaringen voor de dorpsnaam. In 1880 heeft priester Declercq het over "Aarseele", de verblijfplaats (seele) van een zekere Aarnout (Aert). Meer waarschijnlijk is de Frankische oorsprong van "Arcela", waarvoor twee verklaringen zijn terug te vinden: éénkamerwoning met weiden (arda – sali) of een schitterende éénkamerwoning (aret – sali).

Vroege Middeleeuwen

De kerstening van de streek gebeurt vermoedelijk circa 700 door de Heilige Ursmarus, abt van Lobbes. De abdij van Lobbes bezit reeds in de 9de eeuw gronden te Aarsele en heeft mogelijk ook voor de stichting van een kerkje gezorgd. Naar de legende heeft Ursmarus in het begin van de 8ste eeuw van twee rijke godsvruchtige zusters te Aarsele gronden als schenking gekregen. Deze twee christelijke dochters zouden later ingetreden zijn in het klooster van Oudenburg, ook gesticht door dezelfde Heilige Ursmarus. In 1085 krijgt de abdij van Lobbes het "altare", waardoor ze het benoemingsrecht van de pastoor verkrijgt. De abdij bezit het patronaatschap over de kerk van Aarsele, waardoor ze aldus inkomsten verkrijgt uit tienden maar tevens plichten dient na te komen met betrekking tot financiering.

De vroegste vermelding van de naam Aarsele in schriftelijke bronnen komt voor in een oorkonde uit 1038 waarin Sint-Pietersabdij van Gent bezit aanhaalt van een mansus (landbouwuitbating) te "Arcela": "in Arcela mansum unum". Latere vermeldingen van de dorpsnaam in vroege bronnen zijn onder meer "Harcella" (1119), "Arcela" (1120), "Harcele" (1130), "Hersele" (1164), "Arsella" (1198), "Arscela" (1206), "Arsele" (1274), "Aersele" (1302),...

Kerkelijk behoort de parochie Aarsele in de middeleeuwen tot het bisdom Doornik-Noyon. Rond het midden van de 11de eeuw wordt het graafschap Vlaanderen bestuurlijk ingedeeld in kasselrijen en roeden, Aarsele behoort voortaan tot de Roede van Tielt, kasselrij Kortrijk.

13de-14de eeuw

De oudste delen van de Aarseelse Sint-Martinuskerk (toren) dateren vermoedelijk uit de eerste helft van de 13de eeuw, wanneer een vroeggotische kruiskerk met vieringtoren wordt gebouwd. Bestuurlijk behoorde een groot stuk van Aarsele, vooral gebieden ten westen en zuidwesten van de dorpskern, onder de heerlijkheid "Gruuthuse", ook "Thielt-ten-Hove" genoemd, die afhing van het kasteel van Kortrijk. Deze heerlijkheid strekte zich uit op grondgebied van onder meer Tielt, Aarsele en Wingene en bezat volgens pastoor De Clercq een twaalftal achterlenen op Aarseels grondgebied, onder meer "ten Bossche", "ter Meersch", "ten Dale", "te Baelberghe", "te Ludick", "te Keerseman", "ten Hunsele", enzomeer Recent onderzoek door A. Braet wijst op het bestaan van maar liefst 45 achterlenen, onder meer "'t Goed ten Damme". De heerlijkheid "Gruuthuse" had een eigen schepenbank, bevoegd met zowel lagere, middelbare als hoge rechtspraak. De bezitters van de heerlijkheid "Gruuthuse" noemden zichzelf heren van Aarsele, aangezien ook de kerk zich op hun grondgebied bevond. Achtereenvolgende eigenaars doorheen het ancien régime waren de familie van Gruuthuse, ook betiteld als "van Brugge", "graven van Winchester", "prinsen van Steenhuize" (14de eeuw - 1512); Jan van Luxemburg; de graven van Egmont (16de eeuw); familie de Richardot (17de eeuw); familie d'Ursel (18de eeuw). Daarnaast bestonden andere heerlijkheden met monastiek bestuur: vrijheerlijkheid "Donseghem" (behoorde toe aan de Sint-Martinuskerk), Lobbes, Baudeloo (hen geschonken door de heren van Gruuthuse), Sint-Baafs (al in 1350, dorpsheren van het naburige Kanegem), Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Doornik. Mindere heerlijkheden en achterlenen die op het Aarseelse grondgebied voorkwamen en worden geciteerd in het werk van pastoor De Clercq zijn onder meer: "Poelvoorde", "Houthaeghe", "Oosterhem", "Simpol-Oyghem", "Wedergraet", "ter Hamme", "ter Hastelt", "'t Notelarengoed", "ter Doncq". Vaak is het onduidelijk waar het leen zich bevond en van wie het afhankelijk was.

De vroegste vermelding van een windmolen te Aarsele dateert uit 1386. In een oorkonde uit 1386 is sprake van een molenwal bij de kerk van Aarsele.

16de-17de eeuw

De 16de eeuw wordt gekenmerkt door onrusten en strijdgewoel. De godsdienstoorlogen resulteren in een sterke bevolkingsdaling. In 1580 wordt Aarsele door geuzen verwoest en geplunderd, onder andere de pastorie wordt vernield. Bij de kerkelijke herindeling van de bisdommen in 1559 wordt Aarsele deel van de dekenij van Tielt, onder het bisdom Gent.

Nog voor 1612 werd een houten staakmolen opgericht op het kruispunt van twee wegen aan de noordzijde van de dorpskern, later "Molen Van Wassenhove" genoemd (hoek Molenweg-Haantjesstraat). Ook ten zuidwesten van de dorpskern wordt in de eerste helft van de 17de eeuw een molen opgericht, op de plaats van de latere "Delmerensmolen" (zie afbeelding op een kaart opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644). De pastorie staat in 1624 na het oorlogsgeweld nog steeds erg vervallen maar wordt in 1630 eindelijk hersteld. Ook de kerk bevond zich in 1637 in een erg vervallen staat. In 1646 wordt ze door Fransen in brand gestoken.

Vanaf het midden van de 17de eeuw leeft Aarsele opnieuw tegen een achtergrond van oorlog en krijgsverrichtingen, met plunderingen en verwoestingen als gevolg. In 1666 breekt de pest uit in Aarsele, wat tot een bevolkingsafname leidt. Vanaf de Devolutieoorlog in 1667 wordt de kasselrij Kortrijk, met inbegrip van Aarsele, tot 1678 door Fransen bezet. In 1688 ondergaat de dorpskerk nog enkele wijzigingen, de Sint-Hubertuskapel en de sacristie worden afgebroken. Tijdens de daaropvolgende Negenjarige Oorlog (1688-1697), opnieuw tussen Fransen en Spanjaarden, wordt Aarsele in 1690 opnieuw door Fransen verwoest en geplunderd. In 1695 palmen Franse legers opnieuw de kasselrij Kortrijk in, waardoor in de periode 1695-96 andermaal sprake is van verwoestingen. Op enkele jaren tijd is de bevolking met een derde gedaald. De kerk die de voorbije eeuw heel wat is afgetakeld, verwoest en vervuild, wordt in 1698 in beperkte mate hersteld. De kerk wordt opnieuw bezet en gewit.

18de eeuw

Vanaf het midden van de 18de eeuw tot het midden van de 19de eeuw vertoont Aarsele een sterke demografische groei, die pas zal stagneren in de 20ste eeuw. In de eerste helft van de 18de eeuw wordt een aanzienlijk deel van de bevolking als thuiswevers actief in de huisnijverheid. Door magere oogsten en plunderingen was er in 1709 een grote duurte van de levensmiddelen. In 1711 moesten door Aarsele en Kanegem zware contributies aan Frankrijk worden betaald.

Het Hof van Baudeloo, een van de grootste hoeves te Aarsele, brandt af in 1717. De hoeve wordt heropgebouwd (zie Baudeloostraat). Op de heerlijkheid van Hogenhove heeft ten zuidwesten van "'t Hooge" een kasteel gestaan. In het begin van de 18de eeuw was dit kasteel van Hogenhove eigendom van de heren van Poeke, de familie de Preudhomme d'Hailly. In 1802 wordt het neerhof van de versterkte hoeve Hogenhove (vermoedelijk ook het kasteel) afgebroken.

Rond het midden van de 18de eeuw wordt het "Leeuwenhuis" gebouwd, een rijkelijke woning in de dorpskern van Aarsele, op de plaats van de vroegere hofstede "Swaenhof" (zie Vrouwenstraat). Het herenhuis zal in het begin van de 20ste eeuw ingrijpend aangepast worden volgens de vigerende neostijlen.

Rond het derde kwart van de 18de eeuw bestaat Aarsele al uit een kleine dicht bebouwde dorpskern, toegankelijk via verscheidene invalswegen (bijvoorbeeld Oude Gentweg en Sterrestraat-Karmstraat) waarlangs clusters van bebouwing voorkomen (zie Ferrariskaart, 1770-1778). Het overige gebied buiten de dorpskern wordt gekenmerkt door verspreide hoevebebouwing. Ten zuiden van de Aarseelse dorpskern wordt in 1771-1772 de steenweg aangelegd die Tielt met Deinze verbindt. De nieuwe steenweg wordt al afgebeeld op de Ferrariskaart (1770-1778). Voorheen liep de grote heirweg van Oostende naar Gent langsheen Tielt en doorheen de Aarseelse dorpskern, bekend onder de naam "Gentsche Strate" (nu: Jules van Ooststraat, Oude Gentweg), een traject dat eertijds wordt gekenmerkt door een dichte concentratie aan tavernen en herbergen.

De bouw van een nieuwe kerk is in 1779 voltooid. De oude toren, transept en koor worden behouden, de oriëntatie van de kerk wordt gewijzigd. Nog naar het einde van de 18de eeuw toe wordt een nieuwe pastorie gebouwd (cf. Pastorijstraat). In 1794 wordt Aarsele door Fransen ingenomen. Vanaf 1795 wordt Vlaanderen ingelijfd bij Frankrijk onder de "Départements Réunis", de parochie Aarsele bij het departement van de Leie. Dit luidt het einde in van het ancien régime en de traditionele machtsverhoudingen, bezits- en bestuursvormen.

19de eeuw

In 1801 worden de bisdommen Brugge en Gent samengevoegd tot bisdom Gent. De bisdommen worden vanaf 1834 analoog met de provinciegrenzen opnieuw opgesplitst. De parochie Aarsele ressorteert voortaan binnen het decanaat Tielt onder het bisdom Brugge. In 1832 wordt de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Nood opgericht. Deze kapel werd vroeger "de pestkapel" genoemd, zogenaamd volgens de overlevering ter afwering van de pest (overkoepelende benaming voor andere dodelijke ziektes als dysenterie en tyfus) die woedde in de jaren 1805-1806 in Aarsele, vermoedelijk gebouwd op de plaats van een ouder kapelletje.

In 1823 neemt het schepencollege het besluit dat de herberg genoemd "het Molentje" zal beschouwd worden als "dorphuis". Tot 1955 zal deze herberg, voortaan "Dorphuis logement" genaamd, dienen als gemeentehuis. Na 1955 verandert de naam in "Café 't Oud Gemeentehuis".

De 19de eeuw kent een groeiende aandacht voor onderwijs. In 1825 wordt een gemeentelijke jongensschool gebouwd (nu verdwenen, te situeren op de speelplaats van de voormalige gemeenteschool). Voorheen bestond al een schooltje langs de "Kalsijde aan den Slierhoek" (Deinsesteenweg, ter hoogte van de Wontergemstraat). Van 1830 tot 1841 wordt een pensionaat voor meisjes ingericht langs de Karmstraat. In 1841 richt de toenmalige onderwijzer van de gemeenteschool zelf een bijzondere school op. In 1842 wordt een meisjesschool geopend die blijft bestaan tot 1872. In 1858 vestigen de Zusters van het Geloof van Tielt zich te Aarsele, en wordt hun een bouwvallig huisje ter beschikking gesteld (zie Jules van Ooststraat). In 1862 laten ze dit huisje afbreken en een nieuw ruimer gebouw plaatsen dat moest dienstdoen als klooster en kantschool. In 1872 kopen de Zusters de woning, brouwerij en aanpalende gebouwen van de brouwerij Van Oost. De brouwerij en bijgebouwen worden afgebroken in 1875 om er een nieuwe school op te trekken, met kapel, klooster en schoollokalen. Het huis uit 1862 wordt verkocht en krijgt een nieuwe functie als onderpastorie.
In de 19de eeuw komt ook het verenigingsleven tot bloei in Aarsele: er ontstaat een muziekvereniging, handbooggilde en rederijkerskamer.

In 1838 wordt de markt vergroot door inname van een deel van het kerkhof. Rond het kerkhof verschijnt een nieuwe afsluiting en muur, aan de kerk wordt een nieuwe sacristie gebouwd. In 1847 wordt de befaamde "Baudeloo-linde" geveld (zie Baudeloostraat). Deze linde stond tussen de "Baudeloohoeve" en de pastorie, en was er naar verluidt geplant in 1638.

Rond het midden van de 19de eeuw worden steeds meer oudere houten molens vervangen door nieuwe stenen molens. In 1843 voltooit men de bouw van een nieuwe stellingmolen "Van Parijs molen", later "Bearelles molen" genoemd (Aarselestraat), ter vervanging van een oudere molen die afbrandde in 1834. In 1846 wordt nog een nieuwe molen opgericht, type grondzeiler, de "Beils Molen" of "Molen van 't Hoge" (Hoogmolenweg). In 1857 volgt de bouw van een bergmolen, de "Delmerensmolen" of "Termotemolen" (Sterrestraat), ter vervanging van een 17de-eeuwse staakmolen. De nieuwe molen fungeerde als graan- en oliemolen (in werking tot 1956, berg gedeeltelijk afgegraven in 1973).

Aarsele springt als landelijke gemeente behoorlijk vroeg op de kar van de vernieuwing. In 1852 wordt het dorp van straatverlichting voorzien, door middel van lantaarns. In datzelfde jaar wordt ten zuiden van het dorpscentrum en de steenweg een stationsgebouw opgetrokken. De spoorlijn Deinze-Tielt-Ingelmunster wordt in dienst genomen in 1855. In 1880 komt er een rechtstreekse verbinding met Tielt en Lichtervelde. Het Stationsplein wordt een nieuw centrum van handel en nering.
In de periode 1855-1856 worden nieuwe steenwegen ("kalsij") aangelegd, onder meer de huidige Neringenstraat – J. Van Ooststraat die de dorpscentra van Aarsele, Kanegem en Ruiselede met elkaar verbindt, en de huidige Hogenhovestraat die "'t Hooge" met het dorpscentrum van Dentergem verbindt.

In 1863 wordt een kapel Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede gebouwd, aangebouwd aan "Van de Walles smidse" (verdwenen), op de plaats van de vroegere Oostkouterkapel (gebouwd circa 1610). In 1876 wordt de pastorie grondig gerepareerd. In 1878 wordt het kerkhof afgetuind en met een haag omplant. Wegen die het kerkhof doorsneden worden gesupprimeerd. Nog in 1878 wordt een steenweg of "kalsij" aangelegd die Aarsele met Vinkt verbindt. Op de Markt wordt in 1880 een onderpostkantoor en telegraafkantoor opgericht.

Aarsele bezat heel wat kleine nijverheid op het einde van de 19de eeuw. Rond 1880 telde Aarsele een stokerij, twee brouwerijen, vijf windmolens, een cichoreifabriek en twee cichorei-asten, kleinschalige tabaksfabrikanten, een leertouwerij, een voddenfabriek, een station, een post- en telegraafgebouw.

20ste eeuw

In het begin van de 20ste eeuw worden nog steeds nieuwe nijverheden opgestart. In 1903 wordt in de Baudeloostraat de melkerij "De Hoop" opgericht, die slechts een vijftiental jaren in bedrijf bleef, tot na de Eerste Wereldoorlog. Molens kennen in de 20ste eeuw een achteruitgang, al in 1908 wordt de "Beils molen" van zijn wieken ontdaan en enkele jaren later verder afgebroken tot een molenstomp van twee bouwlagen.

In de Sterrestraat wordt in 1902-1903 het Sint-Antoniusgesticht gebouwd, oorspronkelijk bedoeld als ouderlingentehuis. Korte tijd later, in 1907, wordt het instituut uitgebreid met een jongensinternaat voor bewaarschool en lagere school, met kapel. Bij de oprijlaan van hoeve Notelarengoed wordt in 1903 tegelijk met de hoeve de imposante neogotische kapel Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën gebouwd. De kapel wordt afgebroken rond 1960. In 1909 wordt begonnen met de afbraak van de oude 18de-eeuwse kerk. Een nieuwe kerk in neogotische stijl wordt gebouwd in de periode 1910-1912, naar ontwerp van architect Jules Carette uit Kortrijk. De oude *13de-eeuwse toren wordt behouden en geïntegreerd, waarbij ook de traditionele oriëntatie terug wordt gehanteerd. Het oude kerkhof verdwijnt, de begraafplaats verhuist in 1910 naar de Schoolstraat, naar een nieuw aangekocht stuk land genaamd "dodenakker". In 1911 wordt de onderpastorie uit 1862 uitgebreid.

Het openbaar vervoer wordt al in het begin van de eeuw uitgebreid. Naast de spoorverbinding wordt vanaf 1906 een stoomtramlijn in gebruik genomen, de lijn Kortrijk-Wakken (uit 1900) wordt verlengd met lijn Wakken-Aarsele. Deze tramverbinding vertrekt ten zuiden van de spoorlijn (Gavermeersstraat). De lijn zal worden afgeschaft in 1955.

De Eerste Wereldoorlog blijft niet zonder gevolgen voor het bouwkundig erfgoed. Tijdens de oorlog wordt de noordzijde van de kruisbeuk van de kerk door beschietingen zwaar beschadigd. Ook de pastorie lijdt onder oorlogsschade. In 1917 bevindt zich een Duits vliegveld in de Sterrestraat. Vermoedelijk om deze reden wordt in 1918 een stuk van de straat gedynamiteerd, waarbij enkele huizen zwaar beschadigd worden. Ook de houten staakmolen "Van Wassenhove" (hoek Molenweg – Haantjesstraat) wordt in 1918 door Duitsers opgeblazen. Later wordt er een elektrische maalderij opgericht. De pastorie wordt in 1920-1921 hersteld van de geleden oorlogsschade. In 1926 wordt bij de kerk een gedenkteken voor de gesneuvelden uit 1914-1918 ingewijd, naar ontwerp van Jules Vits uit Melle.

In de jaren 1930 wordt het Sint-Antoniusinstituut uitgebreid. In 1932 wordt een nieuwe speelzaal gebouwd, in 1933 worden nieuwe klassen en een slaapzaal voor het internaat toegevoegd. Ook wordt een imposante Lourdesgrot opgericht. In 1933 wordt een nieuw postgebouw opgericht, met invloeden van art deco en modernisme. In hetzelfde jaar wordt de vervallen "pestkapel" of kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Nood uit 1832 herbouwd en vernieuwd. De kapel krijgt een veranderd uitzicht. Vanaf 1955 vindt een jaarlijkse bedevaart naar het kapelletje plaats, ontstaan ter afwering van kinderverlamming.

De Tweede Wereldoorlog kent opnieuw zware gevolgen voor Aarsele. Door hevige beschietingen van Duitse soldaten vanaf de overkant van de Leie naar Belgische troepen in het dorp van Aarsele, wordt tijdens de Blitzkrieg in 1940 de top van de torenspits van de kerk afgeschoten. Vele woonhuizen worden tot puin herschapen, onder andere de 18de-eeuwse Baudeloohoeve lijdt schade. Ook de oude schoolgebouwen raken ernstig beschadigd. De brouwerij "De Ster" (De Brabandere) langs de Sterrestraat wordt volledig vernield. In 1941 wordt een nieuw woonhuis gebouwd, de vernielde brouwerij wordt niet hersteld of heropgebouwd. In een hoek van het aanpalende gebouw resteerde tot in de jaren 1980 nog de oude beschadigde hekpijler. In 1948 worden ter herdenking van de slag aan de Leie in 1940 twee gedenkplaten aan de kerk ingehuldigd. De oude schoolgebouwen van het gemeenteschooltje zijn ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog danig beschadigd geraakt, dat afbraak noodzakelijk was. In 1951 worden nieuwe schoolgebouwen in gebruik genomen. In de jaren 1954-1955 wordt een nieuw schoolgebouw opgetrokken voor de vrije meisjesschool. In 1955 wordt een nieuwe spits op de kerk geplaatst en wordt alle oorlogsschade hersteld. In 1956 wordt een nieuw gemeentehuis in gebruik genomen. Daartoe wordt "Villa Zonnestraal" uit 1912 verbouwd en tot gemeentehuis omgevormd.

In 1956 wordt de "Delmerens Molen" buiten werking gesteld. Vanaf 1958 vormt de hoge graansilo van het bedrijf Blancke een nieuw, opvallend baken in het dorpscentrum. De "Bearelles molen" of "Molen Van Parys" wordt afgebroken in 1961; tien jaar voorheen was de molen reeds van kap en wieken ontdaan. Circa 1960 wordt ook de kapel Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën uit 1903, gelegen aan de erfoprit van het Notelarengoed, afgebroken (zie Kanegemstraat). In 1956 wordt het Aarseelse gemeentewapen ontworpen: afbeelding van Heilige Martinus te paard op een gevierendeeld schild met kruisen en schuurkruisen.

Op 2 oktober 1971 vindt te Aarsele de op één na zwaarste vliegtuigramp plaats die België tot nu toe kende, met een balans van 63 doden. Op het kerkhof van Aarsele wordt een grafmonument opgericht, waarin 37 slachtoffers van de ramp liggen begraven. Vanaf de jaren 1970 wordt aan dorpsvernieuwing gedaan. Nieuwe functies worden ingebracht, zoals dienstverlening en recreatie. In 1968 wordt een nieuw parochiaal centrum gebouwd. In 1971 wordt de dokterswoning op de Markt afgebroken en vervangen door een nieuw bankgebouw. In 1973 volgt de volledige afbraak van het Sint-Antoniusgesticht in de Sterrestraat. In 1976 wordt de nieuwe sporthal geopend. In 1977 worden enkele woonhuizen aan de achterkant van de kerk gesloopt en vervangen door bejaardenwoningen. In 1978 wordt in de Sterrestraat een nieuw postkantoor geopend. In de periode 1973-1984 worden in de Sint-Martinuskerk een veertigtal nieuwe glasramen geplaatst van de hand van glazenier Maurits Nevens. In 1987-1988 vinden restauratiewerken plaats aan de kerk. Vanaf de jaren 1970 worden nieuwe woonwijken ingeplant. In de periode 1973-1976 wordt op verkavelde gronden ten westen van het dorpscentrum, ten noorden van de Delmerensmolen, de sociale woonwijk Molenhove aangelegd. In 1979 ontstaat de verkaveling Matexi, nabij de Deinsesteenweg, tussen Aarselestraat en Pastorijstraat ('t Hoge en Boerkestraat).

Het bevolkingscijfer in Aarsele is de laatste 150 jaar gestagneerd, de laatste jaren komt een lichte daling voor. In 1840 was het dorp op een demografisch hoogtepunt met om en bij de 3500 inwoners; in 1910 kende het dorp nog 3270 inwoners.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Grote centraal gesitueerde dorpskern, uitwaaierend door lintbebouwing langsheen de invalswegen met straalsgewijs wegenpatroon. De neogotische Sint-Martinuskerk met gotische *vieringtoren is als centrale baken in verdrukking gebracht door een nabije silo. Woonwijken ten noorden, zuidwesten en zuiden van het dorpscentrum.

De oudste Aarseelse dorpsbebouwing bestaat uit het classicistische "Leeuwenhuis" uit de tweede helft van de 18de eeuw, dat later een neorococoverbouwing heeft ondergaan. 18de-eeuwse eenlagige samenstellen nog terug te vinden in de Vinktstraat en de Deinsesteenweg, tot voor kort ook nog in de Sterrestraat nummers 17-21 en beschermd als dorpsgezicht, thans onherkenbaar herbouwd. In het midden van de 19de eeuw worden de dorpskernen van Aarsele en Kanegem door een korter rechtstreeks traject via de Jules van Ooststraat - Neringenstraat met elkaar in verbinding gebracht, thans een beschermde kasseiweg. Basisbebouwing gekenmerkt door heterogene rijbebouwing uit de 19de- en eerste helft van de 20ste eeuw, geconcentreerd in de dorpskern en langsheen de invalswegen. Bestaat uit 19de-eeuwse bakstenen eenlaagsbouw onder zadel- of mansardedaken, later al dan niet voorzien van een sierbepleistering of cementering, onder meer in de Aarselestraat, Deinsesteenweg, Jules van Ooststraat, Sterrestraat en Vinktstraat. Enkele zeldzame laat-, en een aantal neoclassicistische burgerhuizen met geschilderde of gepleisterde lijstgevels, voornamelijk geconcentreerd binnen de nabijheid van het dorpsplein, in de Aarselestraat, Jules van Ooststraat en Pastorijstraat. Daarnaast bebouwing uit het einde van de 19de of het eerste kwart van de 20ste eeuw, voornamelijk in onbeschilderde baksteen van één bouwlaag met tandfries of van twee bouwlagen met neoclassicistische invloed. Voorts een groot aantal eenvoudige interbellumwoningen. Traditionele burgerwoningen gekenmerkt voor accentuerend gebruik van anderskleurige baksteenbanden, onder meer in de Jules van Ooststraat en de Deinsesteenweg. Voorkomen van kwalitatieve art-decostijl in de Aarselestraat en de Sterrestraat. Enkele interbellumvilla's in tuin. Een zeldzaam voorbeeld van modernisme, weliswaar verbouwd, in het voormalige postgebouw in de Aarselestraat. In de jaren 1960 valt de architectenwoning van M. Verkest, van het architectenduo Konstrukto, te vermelden. Dorpskern uitgebreid in de tweede helft van de 20ste eeuw, met verkavelingen vanaf de jaren 1970.

Omringend agrarisch gebied, voornamelijk ten westen en ten noordoosten van de dorpskern, doorsneden door straalsgewijs georiënteerde steenwegen, onder meer Neringenstraat - Jules van Ooststraat, Vinktstraat, Aarselestraat - Hogenhovestraat en doorkruist door voornamelijk oost-west georiënteerde landelijke wegen. Zuidelijk gebied doorsneden door de Deinsesteenweg. Verspreide nog in bedrijf zijnde hoeves met voornamelijk 19de-eeuws gebouwenbestand, waarvan het boerenhuis soms met 18de-eeuwse of oudere kern, af en toe ook witgekalkt. Enkele historische hoeves: "Hof van Balsberghe", "Hof van Baudeloo", "Houthage", "Hof ter Scheure" en "Hof 't Wallant". Ook hoeves op oudere site met nieuwer 19de- of 20ste-eeuws boerenhuis, onder meer het "Notelarengoed". Hoevebouw met streekeigen kenmerken, sporadisch met bewaarde boomgaard: losstaande, voornamelijk 19de-eeuwse volumes in donkerrode baksteenbouw onder zadeldaken. Boerenhuizen in enkele gevallen voorzien van opkamer en/ of aansluitende stal. Typerend is het voorkomen van half ondergrondse gemetselde aardappelkelders, vrijstaand of geïntegreerd in het woonhuis of een landgebouw. Bestaande hoeves veelal uitgebreid met recente hoevegebouwen in functie van de uitbating. Voorkomen van 18de- en 19de-eeuwse landarbeiderswoningen gelegen in de nabijheid van een grote hoeve, onder meer langs de Meikestraat en de Neringenstraat, ook in het begin van de 20ste eeuw worden nog verspreide landelijke woningen opgetrokken. Als enige overblijvende Aarseelse molen, staat de 19de-eeuwse "Delmerensmolen" ten zuidwesten van de dorpskern, op een molensite die minstens teruggaat tot de 17de eeuw. Een voorbeeld van de late bloei van de cichoreiteelt in de streek zijn de 20ste-eeuwse asten in de Haantjesstraat en de Wontergemstraat. Verspreid over het hele grondgebied komen 19de-eeuwse en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen.

  • Aarsele. Verleden en heden. Aarsele, 1978.
  • BELCONSULTING NV, GNOP TIELT, Fase 1 : Visievorming Natuur en Landschap, Tielt, 1996.
  • BRAET A., Aarsele, in HOLLEVOET F. e.a., Als straten gaan… praten, Tielt, 2005, p. 9-24.
  • BRAET A., Aarsele: geschiedenis en erfgoed, in De Roede van Tielt, jg. 37, 2006, nr. 3, p. 177-184.
  • BRAET A., Landboek van Aarsele met alle eigenaars en bewoners 1653-1661, Tielt, 2007.
  • DE CLERCQ E., Geschiedenis van Aarsele, Brugge, 1881.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Deel I, Brugge, 1914, kolom 234-236.
  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, deel I, Brussel, s.d., p. 11-12.
  • Dit is West-Vlaanderen, deel 1, Brugge, 1959, p. 42-47.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek. Deel 1: Vlaanderen, s.l., 1980, p. 25-26.
  • HUYS P, De oudste vermelding van een windmolen te Aarsele, in De Roede van Tielt, jg. 16, 1985, extra nr. 39, p. 9.
  • NEIRINCK J. (red.), St.-Martinuskerk 1911-1986. Jubelviering 75 jaar heropbouw, Aarsele, 1986.

Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Aarsele [online], https://id.erfgoed.net/themas/14709 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.