Geografisch thema

Stuivekenskerke

ID
14638
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14638

Beschrijving

Stuivekenskerke is een deelgemeente van Diksmuide met 156 inwoners en circa 733 hectare (gegevens stad Diksmuide, 2003). In een eerste fusie van 1971 wordt Stuivekenskerke bij de fusiegemeente Pervijze gevoegd. In 1977 komt de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Diksmuide, Beerst, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.

Stuivekenskerke is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen, ten westen van de IJzer op zo'n 7 kilometer ten noordwesten van de stad Diksmuide. Omliggende gemeenten zijn: ten noorden Schore (Middelkerke), ten oosten Keiem (Diksmuide) en Kaaskerke (Diksmuide), ten zuiden Lampernisse (Diksmuide) en ten westen Pervijze (Diksmuide).

Stuivekenskerke is voornamelijk een landbouwdorp. Het volledige grondgebied van Stuivekenskerke is gelegen in de grachtenrijke en vlakke polders met alluviale kleigrond.

Het grondgebied van Stuivekenskerke wordt door geen enkele grote verkeersweg, noch door een spoorlijn doorsneden. De gemeentegrenzen van Stuivekenskerke worden bijna volledig bepaald door waterlopen: ten noorden en ten oosten door de IJzer, ten zuidoosten door de Zwarteloop en ten westen door de Grote Beverdijkvaart met aansluitend de Kleine Beverdijkvaart. Naast de reeds vermelde waterlopen als voormalige gemeentegrenzen is enkel nog de Reigersvliet te vermelden die Stuivekenskerke vanuit het zuidwestelijke puntje binnenstroomt en een scherpe bocht naar het westen maakt om ongeveer halverwege in de Beverdijkvaart uit te monden.

De naam Stuivekenskerke zou zijn afgeleid van het Germaanse "Stuvinas karika", wat "kerk van Stuvin" zou betekenen. Conform aan het ontstaanspatroon van een aantal andere polderparochies zou Stuivekenskerke genaamd zijn naar de lokale grootgrondbezitter, in dit geval een zekere Stuvin of Stuve, die het initiatief nam om hier een kerk te stichten. Bovendien wijst het suffix 'kerke' zoals bij de meeste dorpen in het Middelland op een jongere, vermoedelijk 12de-eeuwse stichting. Stuivekenskerke wordt dan ook pas voor het eerst in 1219 vermeld als "parochia de Stuvinskerke in loco qui Vatha Dicitur" of vrij vertaald 'de parochie Stuivinskerke op de plaats die Vate genoemd wordt'. De Latijnse naam Vatha of het huidige Tervate - dat hier dus ook reeds wordt vermeld - laat zich verklaren als een wad of een ondiepe doorwaadbare plaats ter hoogte van de IJzer. De verkleiningsuitgang van 'Stuve' is pas later ontstaan en wordt pas voor het eerst in 1468 als "Stuvekinskerke" vermeld.

Stuivekenskerke is vandaag een landelijk dorp met zeer verspreide hoevebouw en drie kleine bewoningskernen. Centraal op het grondgebied ligt de huidige dorpskern met de Sint-Pieterskerk, de pastorie, een voormalig schoolgebouw, een herberg en een aantal woningen. Deze dorpskern wordt doorgaans aangeduid als "Nieuw-Stuivekenskerke", vermits deze zich circa 1870 ontwikkelde rond de pas gebouwde Sint-Pieterskerk op zo'n 2 kilometer ten noorden van de toenmalige dorpskern. Een tweede kleine bewoningskern van een aantal woningen en een hoeve situeert zich in het meest zuidoostelijke puntje en herinnert - behoudens de naam "Oud-Stuivekenskerke" - nog nauwelijks aan de dorpskern van voor 1870. Tot slot is er nog het aloude gehucht Tervate (eerste vermelding in 1219) dat op de linkeroever voor de grote bocht van de IJzer is gesitueerd.

Bestuurlijk behoorde het grondgebied van de parochie Stuivekenskerke in het ancien régime gedeeltelijk tot de Zuidvierschaar van de kasselrij Veurne. Een ander deel behoorde echter tot de in 1066 gestichte heerlijkheid " 't Vrije van Rijsel". Deze contribuante heerlijkheid behoorde tot de "Generaliteit van de Acht Parochies" en viel aldusdanig buiten de eigenlijke jurisdictie van de kasselrij Veurne. Op religieus vlak vormt Stuivekenskerke een buitenbeentje: ondanks zijn ligging ten westen van de IJzer behoorde het net als de dorpen ten oosten van de IJzer achtereenvolgens tot het bisdom Doornik (tot 1559), het bisdom Brugge (tot 1801), het bisdom Gent (tot 1834) en vanaf 1834 opnieuw tot het bisdom Brugge. Een verklaring voor deze anomalie moet gezocht worden in het feit dat Stuivekenskerke vanuit de parochie Vladslo (ten oosten van de IJzer) werd gesticht. Stuivekenskerke ging dan ook net als Vladslo tot 1802 mee met de Dekenij van Gistel. Tussen 1802 en 1834 behoorde de parochie dan tot de dekenij Veurne en vanaf 1834 tot de dekenij Diksmuide.

Romeinse periode

Circa 70 na Christus - 3de eeuw: tijdens de Romeinse periode behoort Stuivekenskerke tot een slikken- en schorrengebied dat reeds in cultuur wordt gebracht. In 1890 werden op zo'n 100-tal m ten noorden van het klooster van Vicogne immers een aantal grafcontexten uit de Gallo-Romeinse periode aangetroffen die op een zekere graad van bewoning wijzen. Deze vondsten bevestigen dan ook dat de algemene stelling van bewoning in de kustvlakte tijdens de Gallo-Romeinse periode ook specifiek voor Stuivekenskerke opgaat.

Circa laatste kwart van de 3de eeuw - 4de eeuw: door een zeedoorbraak met een geleidelijke overstroming van de kustvlakte wordt de bewoning in dit gebied voor lange tijd opgegeven.

Tiende eeuw

Eerste helft 10de eeuw: het klimaat wordt gekenmerkt door een uitzonderlijke droogte die de verlanding van de schorre en de duinvorming in de hand werkt. De gewijzigde landschapstructuur van de kustvlakte, geeft de mens de mogelijkheid om het natuurlandschap tot cultuurlandschap om te werken door de schorre te bedijken. Zo wordt in de loop van de 10de eeuw de Oude Zeedijk aangelegd als een preventieve maatregel tegen de instroom van zout- en brakwater vanuit de IJzergeul. De landzijde van de Oude Zeedijk - het gebied ten westen - wordt dan ook in deze eeuw gecultiveerd.

Elfde eeuw

In tegenstelling tot de landzijde wordt de zeezijde (oostzijde) van de Oude Zeedijk - waaronder dus ook het grondgebied van Stuivekenskerke - in de 11de eeuw enkel tijdelijk bevolkt door schaapherders die vanuit de de hogergelegen zandleemstreek opereren.

1066: stichting van de heerlijkheid van " 't Vrije van Rijsel" door een schenking van gronden door Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, aan het kapittel van de Collegiale Sint-Pieterskerk van Rijsel. Deze heerlijkheid strekte zich uit aan de westelijke oever van de IJzer en omvatte onder meer delen van de dorpen Stuivekenskerke, Kaaskerke, Oudekapelle, Nieuwkapelle en Sint-Jacobskapelle. Deze contribuante heerlijkheid was - zoals nog een dertiental andere heerlijkheden in de kasselrij Veurne-Ambacht - een zelfstandige heerlijkheid die tot de "Generaliteit van de Acht Parochies" behoorde en buiten de jurisdictie van Veurne-Ambacht viel.

Twaalfde eeuw

Eerste helft 12de eeuw: definitieve incultuurname van het zogenaamde Middelland (zeezijde van de Oude Zeedijk) vanuit het zogenaamde Oudland (landzijde van de Oude Zeedijk) en de zuidelijke zand- en zandleemstreek. Bepalend voor deze incultuurname zijn de verdere verlanding door de inpoldering en bedijking van de monding en de bovenloop van de IJzergeul en de betere beheersing van het binnenwater op initiatief van de grote religieuze instellingen zoals de abdijen Ter Duinen (Koksijde), Eversam, Lo en Sint-Niklaas (Veurne). De 12de-eeuwse ontginning van dit Middelland onderscheidt zich duidelijk van de oudere ontginningen in het Oudland door de veel rechtmatigere percellering, de rechtlijniger vormen en de geringere bewoningsconcentratie (hoeves van meer dan 25 ha komen frequenter voor dan in het Oudland).

1111: een vroegere gift van het patronaatsrecht over de parochie Vladslo door bisschop Radbod van Noyon-Doornik in 922 aan de Gentse Sint-Pietersabdij wordt in 1111 nogmaals bevestigd en omschreven als "altare de Vladslo cum appenditiis suis". De "appenditia" verwijzen naar de latere dochterparochies van Vladslo waartoe naast Schore, Leke, Beerst en Keiem ook Stuivekenskerke behoorde. De Sint-Pietersabdij behield dit patronaatsrecht tot op het einde van het ancien régime. Dit gegeven verklaart mogelijk ook Sint-Petrus als patroonheilige van de parochiekerk te Stuivekenskerke.

Tweede helft 12de eeuw: na de definitieve incultuurname van het zogenaamde Middelland volgen talrijke parochiestichtingen in deze regio.

1161: de norbertijnen van Vicogne gesticht in 1129 te Raisme (gelegen aan de Schelde tussen Valenciennes en Sint-Amand-les-Eaux in Noord-Frankrijk) worden eigenaar van een schaapskooi te Stuivekenskerke.

1180: deze Norbertijnse nederzetting krijgt de naam "Werknisse" en wordt onder bescherming genomen van graaf Diederik van de Elzas (1128-1168). Weldra groeit deze site uit tot een belangrijk kloosterdomein.

Laatste kwart 12de eeuw: voor het eerst is er sprake van de "Noordwatering van Veurne-Ambacht" waarvan de invloedsfeer zich tot op heden uitstrekt over het grondgebied van Stuivekenskerke. Deze instelling staat in voor de afwatering en het hierbij behorende beheer. In het ancien régime voerde de schepenbank van de kasselrij Veurne-Ambacht hierover het oppertoezicht uit, terwijl het eigenlijke bestuur werd waargenomen door de abten van Ter Duinen (Koksijde), Sint-Niklaas (Veurne), Lo en Eversam.

Dertiende eeuw

1219: Stuivekenskerke wordt voor de eerste maal in de bronnen vermeld.

Veertiende eeuw

1305: tussen Vlaanderen en Filips de Schone, koning van Frankrijk wordt het Verdrag van Athis-sur-Orge afgesloten. Dit verdrag heeft zware financiële repercussies voor de Vlaamse landbouwersbevolking en middenklasse.

1328: tengevolge van deze financiële repercussies breekt er vanaf 1323 onder meer in de kasselrij Veurne een opstand van Vlaamse boeren en ambachtslui uit tegen de Leliaertse adel en Frankrijk. In 1328 wordt deze opstand met de "Slag van Kassel" beslecht in het nadeel van het opstandelingenleger onder leiding van Nicolaas Zannekin. Tijdens deze slag laten ook 31 Stuivekenskerkenaren het leven. De daaropvolgende repressie en economische crisis heeft een serieuze impact op de verspreidingsgeschiedenis van de landbouwuitbatingen in de omgeving van Stuivekenskerke. Voor de veertiende eeuw had de aangroeiende bevolking er voor gezorgd dat ook minder geschikte gronden werden aangewend voor landbouw. Door de daling van het bevolkingscijfer in de 14de eeuw door epidemieën (onder meer pest in 1347), natuurrampen, het oorlogsgeweld en het omslaan van de conjunctuur, verdwenen deze landbouwuitbatingen op minder geschikte gronden natuurlijk eerst. Deze relicten van de in de 14de eeuw verlaten sites zijn nog goed te zien in het hedendaags landschap.

Vijftiende eeuw

1469: de "Gezellen van Tervate" voeren een mysteriespel op in de processie van Veurne. Dit gegeven wijst erop dat het gehucht rond de Tervatebrug toen reeds een zekere culturele identiteit verworven had.

1489: na het overlijden van Maria van Bourgondië in 1482 neemt Maximiliaan van Oostenrijk het regentschap van de Nederlanden waar. De steden Brugge en Gent komen echter in opstand tegen zijn hoge belastingspolitiek, waarop Maximiliaan zijn legers naar Vlaanderen stuurt. Vanuit de stad Diksmuide - die de zijde van Maximiliaan kiest - plunderen zijn Duitse legerbendes in 1488 de omliggende dorpen. De parochianen van Stuivekenskerke bewaken in 1489 de brug van Tervate tegen deze rondtrekkende legerbendes.

Zestiende eeuw

1559: bij de herverdeling van de bisdommen wordt Stuivekenskerke onder de verantwoordelijkheid van het nieuwe bisdom Brugge geplaatst.

Circa 1566: tijdens de godsdiensttroebelen wordt de kerk van Stuivekenskerke en het klooster van Vicogne door de Geuzen aangevallen.

1572: de kerk krijgt een nieuwe toren.

1583: de Spaanse troepen heroveren onder leiding van Alexander Farnese, hertog van Parma, de kasselrij Veurne. Om de systematische plundertochten door de hervormingsgezinden vanuit de havenstad Oostende te verhinderen wordt op het eind van de 16de eeuw langs de westzijde van de IJzer een antipenetratielijn - opgebouwd uit kleine forten of redoutes - aangelegd. Zo ook wordt in de omgeving van de gehuchten Tervate en "Oud-Stuivekenskerke" een fort opgetrokken. Na de inname van Oostende in 1604 wordt deze antipenetratielijn echter grotendeels geslecht waaronder ook deze forten.

1584: Pauwel Heinderycx, een tijdgenoot, schrijft dat Stuivekenskerke door de godsdienstroebelen en een verzwakte economische toestand nagenoeg volledig ontvolkt is.

Zeventiende eeuw

1643: de parochiekerk wordt uitgebreid met een noordelijke zijbeuk, de zogenaamde Onze-Lieve-Vrouwbeuk.

1688-1697: Stuivekenskerke heeft onder de krijgsverrichtingen van Lodewijk XIV zwaar te lijden: 90 % van de landerijen zijn gedurende de Negenjarige Oorlog (1688-1697), voornamelijk tengevolge van strategische inundaties, verlaten.

Achttiende eeuw

1713: met de Vrede van Utrecht wordt een einde gesteld aan de veroveringsoorlogen van Lodewijk XIV en wordt de kasselrij Veurne-Ambacht opnieuw bij de Zuidelijke Nederlanden gevoegd.

1770-1778: volgens de Ferrariskaart telde de oude dorpskern (cf. supra en infra) in het zuiden van de parochie "Stuvekinskercke" niet veel meer dan een kerk en een aantal huizen. De dorpskom was toen ook enkel bereikbaar vanuit het noorden via een doodlopend landwegeltje. Het gehucht "Tervaete", ten noorden in de bocht van de IJzer, is op het eind van de 18de eeuw op zijn minst even, zo niet groter dan de eigenlijke dorpskern. Het landelijke gebied werd toen voornamelijk gekenmerkt door sterk verspreide, vaak omwalde hoevesites en het dubbel omwalde " 't Clooster Vicogne" met zijn "Clooster Molen" als enige molen op het grondgebied Stuivekenskerke.

1794: de norbertijnen worden uit hun klooster Vicogne gezet, dat als nationaal domein wordt verkocht.

1795: de Zuidelijke Nederlanden worden als Franse Departementen bij de Franse Republiek ingelijfd.

Negentiende eeuw

1801: met de herverdeling van de bisdomgrenzen wordt Stuivekenskerke in 1801 eerst bij het bisdom Gent gevoegd. In 1834 wordt het opnieuw onder de verantwoordelijkheid van het bisdom Brugge geplaatst.

Circa 1866-1872: de oude Sint-Pieterskerk vereist zo'n grondige herstellingswerken dat stemmen opgaan om een nieuwe kerk te bouwen. J.B. De Graeve, burgemeester van Stuivekenskerke, beslist om een nieuwe kerk in de nabijheid van zijn landgoed Vicogne te bouwen op zo'n twee km ten noorden van de bestaande kerk. Door deze verschuiving van de parochiale kerk ontwikkelt er zich in de daaropvolgende jaren ook een nieuwe dorpskern ("Nieuw-Stuivekenskerke") met o.m. een dorpspleintje, een pastorie, een dorpsschooltje, een kruidenierswinkeltje, een herberg en een viertal dishuisjes, gekend onder de naam "Kazerne". Na de voltooiing van de nieuwe kerk wordt de oude kerk te "Oud-Stuivekenskerke" afgebroken met uitzondering van de toren die als monument 'van de plaatselijke bouwstijl' behouden blijft. Behalve de oude kerktoren stonden er ter hoogte van "Oud-Stuivekenskerke" nog een tiental lage krotwoningen, de hoeve Goemare en het voormalige kerkhof.

Mei 1881: in het zog van de schoolstrijd vestigen zich in Stuivekenskerke drie Zusters van Heule die langs de weg naar "Oud-Stuivekenskerke" een vrije gemengde school oprichten.

1890: vondst van een aantal grafcontexten uit de Gallo-Romeinse periode op een 100-tal m ten noorden van het klooster van Vicogne.

1898-1901: aan de oude kerktoren worden dringende herstellingswerken uitgevoerd onder leiding van architect Thierry Nolf (Torhout).

Twintigste eeuw

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

3 augustus 1914: België weigert Duitsland een vrije doorgang naar Frankrijk. De dag daarna valt Duitsland België binnen. 14 oktober 1914: Brugge valt. Koning Albert I beslist de linkeroever van de IJzer uit te bouwen als een verdedigingslinie. Deze oever zorgt immers door zijn bijna 2 m hogere ligging ten opzicht van de rechteroever een relatieve veiligheid voor zijn verdedigers. Bovendien bieden een aantal geografische aspecten ten westen van de IJzer een bijkomende ruggesteun bij een eventuele terugtrekking. Vooreerst is er een geheel van waterlopen (onder meer Reigersvliet, Beverdijkvaart en Noordvaart) dat min of meer evenwijdig met de IJzer loopt. Ten tweede is er de spoorwegberm van de lijn Diksmuide-Nieuwpoort die ongeveer 1 à 2 meter boven het omliggende landschap uitsteekt en tot slot is er dan ook nog op zo'n 10 kilometer ten westen van de IJzer de Lovaart.

16 oktober 1914: het Belgische leger neemt zijn stellingen op de linkeroever van de IJzer in. Binnen deze verdedigingslinie vormt de bocht van de IJzer ter hoogte van Tervate echter een zwakke schakel en dit zowel omwille van geografische aspecten (namelijk de mogelijkheid om in de flanken te worden aangevallen), alsook omwille van het feit dat hier net de scheidingslijn van twee verschillende divisies (Eerste en Vierde Divisie) ligt. De Duitsers zullen hier dan ook tijdens de IJzerslag (18 oktober-30 oktober 1914) meermaals proberen de linie te doorbreken.

18 oktober 1914: de Slag aan de IJzer barst los. De Duitse troepen forceren een massale aanval. Aan de IJzer vallen ze de haastig geïnstalleerde Belgische voorlinie en voorposten ten oosten van de IJzer aan.

19 oktober 1914: de brug over Tervate wordt opgeblazen door de Belgische Genie om te verhinderen dat de Duitsers via deze brug de IJzer kunnen oversteken.

22 oktober 1914: ter hoogte van de bocht van Tervate slagen de Duitsers erin om 's nachts ongemerkt de IJzer over te steken en op ongeveer 800 m ten zuiden van de Schoorbakkebrug (Pervijze) een eerste noodbrug te slaan. Hiermee slagen ze erin de volledige bocht ter hoogte van Tervate in te nemen. Hierop start het Belgische Leger tevergeefs twee tegenoffensieven: een eerste met het Eerste Regiment Karabiniers onder leiding van kolonel Biebuyck en een tweede vanuit de hoeve Vicogne met het Tweede Bataljon 1ste Grenadiers onder leiding van majoor d'Oultremont (zie IJzerdijk zonder nummer, oorlogsgedenkteken). Dit bataljon blijft echter op 300 meter van de IJzeroever steken. Hoewel het Belgische leger er niet in slaagt om de Duitse troepen terug tot over de IJzer te dwingen, wordt een verdere doorbraak van de Duitse troepen (voorlopig) voorkomen.

Nacht van 22 op 23 oktober 1914: Belgische officieren steken de kerk van Stuivekenskerke in brand om te beletten dat de Duitsers de toren later als uitkijkpost zouden kunnen gebruiken.

23 oktober 1914: de Duitse troepen bereiken Schoorbakke (Pervijze) op de grens met Schore (Middelkerke) en veroveren de plaatsen Tervate en de kasteelhoeve Vicogne. Het gehucht Tervate wordt door brand volledig in de as gelegd. Het Belgische leger moet zich noodgedwongen terugtrekken tot achter de tweede linie gevormd door de Noordvaart, de Beverdijk, de Reigersvliet en "Oud-Stuivekenskerke".

Nacht 23-24 oktober 1914: Duitse troepen steken massaal de IJzer over en richten op 800 m ten noorden van de toenmalige draaibrug (ongeveer ter hoogte van de huidige betonnen Tervatebrug) een betonbrug op, alsook tal van loopbruggetjes over de IJzer tussen Tervate en de steenweg Beerst-Diksmuide. De Duitse troepen trekken daarna zuidwaarts en veroveren de hoeve "De Toren" en de woning en de installaties van de Petroleumtanks (zie Kaaskerke).

24 oktober 1914: Duitsers stoten door tot de Kloosterhoek (Stuivekenskerke) en bezetten de hoeves "Vicogne" (Stuivekenskerke), "Vandewoude" (Kaaskerke) en "Den Toren" (Kaaskerke). Vermits de hoeve "Vicogne" een van de vooruitgeschoven posten van de Duitsers is, wordt deze hoeve volledig in puin geschoten.

26 oktober 1914: met het oog op de inundatie van de IJzervlakte, maar ook onder druk van de Duitse troepen verlaten de Eerste en Tweede Divisie hun stellingen en hergroeperen deze zich achter de spoorwegberm van de lijn Diksmuide-Nieuwpoort (zie Spoorwegberm voormalige spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort).

Nacht 30-31 oktober: door de geslaagde inundatie van de IJzervlakte dienen de Duitse troepen hun stellingen tussen de spoorwegberm en de IJzer te verlaten. Hiermee komt een einde aan de IJzerslag en wordt de Eerste Wereldoorlog de komende vier jaar een stellingenoorlog waarbij het geïnundeerde Stuivekenskerke onder beide partijen verdeeld blijft: de Duitse troepen hebben hun voorposten in "Nieuw-Stuivekenskerke", het "Château de Vicogne", de "Kloosterhoek" (ter hoogte van de Viconia-kleiputten) en alle hoeves in de Tervatebocht, terwijl de Belgische voorposten gestationeerd zijn in "Oud-Stuivekenskerke" (de "Grand Garde Sud" of "Grote Wacht nr. 1") en de hoeve Reigersvliet (de "Grand Garde Nord" of "Grote Wacht nr. 2"). Door zijn ligging te midden van twee frontlinies wordt Stuivekenskerke in de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest (zie infra, overzichtskaart van de frontlinie ten noorden van Diksmuide).

Maart 1918: "Slag aan de Reigersvliet". Duitse 'Stosstruppe' voeren verschillende verrassingsaanvallen uit op de Belgische voorpost Reigersvliet. De Belgische troepen slagen er echter telkenmale in om de ingenomen stellingen te heroveren, maar ten koste van heel wat mensenlevens (zie naamsteen Reigersvliet Grote Wacht).

16 oktober 1918: het Duitse leger verlaat de IJzervlakte.

Wederopbouwperiode

1919: om de wederopbouw van het dorp in goede banen te leiden, laat Stuivekenskerke zich - conform aan de wet van 8 april van dat jaar - op 23 juli 1919 'adopteren'.

1921: na de voorlopige wederopbouw met een aantal houten barakken begint in 1921 de algemene wederopbouw van Stuivekenskerke. De architect Camille Van Elslande (Veurne) staat in voor de plannen van de nieuwe Sint-Pieterskerk (1921-1928), de kasteelhoeve Vicogne (1923-1937) en de pastorie (1921-1927). De bouw van de gemeenteschool wordt na het overlijden van architect R. Buyck (Brugge) opgevolgd door architect C. Schaessens (Veurne).

Tussen 1923 en 1930 worden tevens tien identieke boerenarbeidershuisjes op het grondgebied van Stuivekenskerke gebouwd op initiatief van het Armenbestuur (zie onder meer IJzerdijk, Oud-Stuivekens en Viconiastraat).

1924: de scholen van Stuivekenskerke (fusie van de gemeentelijke en vrije school) worden overgelaten aan de Zusters van de Heilige Vicentius van Emelgem. In het licht van de grote baksteennood tijdens de wederopbouw richt de familie Floorizone in hetzelfde jaar de Nieuwpoortse steenbakkerij "Briqueteries Mécaniques de Nieuport & Extensions" op met onder andere een klei-ontginning te Stuivekenskerke gelegen tussen Viconia en de IJzer. De klei wordt hier op onregelmatige basis ontgonnen tot de definitieve stopzetting van de steenbakkerij in 1979.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden

Mei 1940: Franse soldaten blazen de Tervatebrug op.

15 februari 1944: in het kader van de krijgsverrichtingen wordt een gedeelte van het grondgebied onder water gezet. In april van ditzelfde jaar wordt er langs de baan van Pervijze naar Sint-Pieterskapelle (Middelkerke) een dijk aangelegd, zodat deze onderwaterzetting slechts beperkte schade aanbrengt. Bij de terugtocht van de bezetter heeft Stuivekenskerke geen noemenswaardige schade geleden.

1952: getroffen door een blikseminslag branden de klaslokalen en het klooster uit.

1981: de zogenaamde Viconiakleiputten, ontstaan door de jarenlange klei-ontginning, worden bij K.B. van 30 juli als natuurreservaat beschermd.

Bouwkundig en landschappelijk erfgoed

Door zijn ligging in het frontgebied wordt Stuivekenskerke tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest. Het bouwkundig erfgoed te Stuivekenskerke is dan ook getypeerd door de typische wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920-1930, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur. Een uitzonderlijk verzorgd voorbeeld van deze architectuur is de hoeve Viconia naar ontwerp van architect Camille Van Elslande uit Veurne. Behalve de wederopbouwarchitectuur herinneren ook het grote aantal gedenktekens aan de Eerste Wereldoorlog en de centrale rol die de krijgsverrichtingen hier hebben gespeeld voor het verdere verloop van deze oorlog. Het zogenaamde 'Onze-Lieve-Vrouwhoekje', gesitueerd ter hoogte van "Oud-Stuivekenskerke", neemt hier met zijn groot aantal gedenktekens een uitzonderlijke plaats in.

  • BECUWE M., Een parel van het Diksmuidse natuurpatrimonium: de viconiakleiputten te Stuivekenskerke, in Den Dyzere, jg. 4, nr. 2, 1985, p. 75-80.
  • BLEYAERT W., Stuyvekenskerke, in Rond den Beverinck, jg. 1, nr. 1, 2001, p. 15-16.
  • BOSSU P., De moeilijke geboorte van het reservaat in Stuivekenskerke, in Rond den Beverinck, jg. 2, nr. 1, 2002, p. 11-14.
  • BUFFEL C., VANDENKERCKHOVE A., Stuivekenskerke, Langemark, 1964.
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 130-135.
  • DONCHE P., Het 5de Penningcohier van de heerlijkheid “Het Vrije van Rijsel”(Stuivekenskerke, Oudekapelle, Kaaskerke en Sint-Jacobskapelle), in Vlaamse Stam, jg. 35, nr. 11-12, 1999, p. 511-522.
  • Het O.L.Vrouwhoekje, Brugge, 1964.
  • LANNOYE B., Stuivekenskerke: de moeite waard, Diksmuide, 1991.
  • Stuivekenskerke, een polderdorp met een zwaar oorlogsverleden, in Curiosa, jg. 32, nr. 316, 1994, p. 9-15.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stuivekenskerke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14638 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.