Geografisch thema

Esen

ID
14628
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14628

Beschrijving

Esen is een deelgemeente van Diksmuide, met 1.929 inwoners en circa 1.751 hectare (gegevens stad Diksmuide, 2003). Reeds in 1965 worden Kaaskerke en Esen bij Diksmuide gevoegd. In 1977 komt de huidige fusiegemeente Diksmuide tot stand door het samengaan van Diksmuide, Beerst, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze.

Esen is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen aan de rechter oever van de IJzer die de grens vormt met de gemeentes Kaaskerke, Oudekapelle en Sint-Jacobskapelle. Omliggende gemeentes zijn voorts: Diksmuide en Beerst ten noordwesten, Vladslo ten noorden, Werken (Kortemark) en Zarren (Kortemark) ten oosten, Klerken (Houthulst) en Woumen ten zuiden. Gelegen op 5 kilometer ten westen van Diksmuide.

Esen is een landbouw- en woondorp, gelegen op de grens van de polderstreek (Middellandpolders) en de zandleemstreek. Het grondgebied ten oosten van de IJzer (tot even ten westen van de Woumenweg) behoort tot de Middellandpolders. De Handzamevallei (grosso modo het grondgebied ten noorden van de Roeselarestraat en ten zuiden van de Handzamevaart (deze vaart vormt de grens tussen Esen en Vladslo), vormt een polderintrusie die ver landinwaarts binnendringt en die de grens vormt tussen zandlemig Vlaanderen (ten zuiden ervan) en zandig Vlaanderen (ten noorden ervan, onder meer Vladslo). Het gebied tussen deze twee uitlopers van de polders (het grootste deel van Esen), behoort tot de zandleemstreek, een merkelijk hoger, zwak golvend gebied met een kam van Esen (noordwest) naar Klerken (Houthulst, zuidoost), die oploopt tot maximaal 41 meter (Klerken). Het landschap is halfopen met matig kleine percelen, met overwegend akkerland.

Het bodemreliëf te Esen schommelt tussen 5 meter (polderstreek, "Betoosterse Broeken" en "Esenbroek") en 40 meter (zandleemstreek). De kerkdorpel ligt op 8,45 meter. De landbouwbedrijven met akkerbouw situeren zich voornamelijk in het oostelijk deel van de gemeente op de zand- en zandleembodems. Het westelijk deel van de gemeente (naar de IJzer toe) en ook de broeken van de Handzamevallei bestaan hoofdzakelijk uit polderweides.

Esen wordt doorsneden door de volgende waterlopen: de IJzer (voor de eerste vermelding en de etymologie wordt verwezen naar de stadsinleiding onder Diksmuide), de rechtgetrokken Zarrenvaart of de Oude Zarrebeek (ook te Zarren, Kortemark), voor het eerste vermeld in 1832 als "Zarre-Vaerdeken", het Sparkenvaardeken (ook te Diksmuide), voor het eerst vermeld in 1380 als "van den Sparke", het Walenvaardeken (ook te Woumen) voor het eerst vermeld als "Waele-vaerdeken" in 1824, en de Kerkebeek (ook te Woumen), voor het eerste vermeld in 1613 als "Kercke beke". De Handzamevaart is een bevaarbare waterloop te Torhout, Kortemark, Handzame, Zarren, Werken (Kortemark), Vladslo, Esen en Diksmuide, voor het eerst vermeld als "Hantsame Vaert" op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571). Tussen de "IJzeren Brug" en Diksmuide is deze vaart rechtgetrokken, ten oosten daarvan nog een meer meanderend karakter.

Het noorden van Esen wordt doorsneden door spoorlijn nummer 73 Diksmuide-Veurne (aangelegd in 1858), ongeveer parallel met en ten zuiden van de Handzamevaart.

Ontstaan van het landschap en ontginningsgeschiedenis

Vermits Esen op de grens van het zandleemgebied gelegen is, lijkt het niet uitgesloten dat dit gebied (net als de rest van het zandleemgebied) reeds in de vroeg-Romeinse periode in gebruik wordt genomen voor landbouw. Door de hogere ligging is het gebied minder onderhevig aan de opeenvolgende zee-inbraken van de duinkerketransgressies van de 3de tot de 8ste eeuw en van de 11de eeuw. De hypothese van bewoningscontinuïteit kan geformuleerd worden, maar wordt door de literatuur niet bevestigd (Esen duikt in de geschiedschrijving slechts op in de 10de of 11de eeuw).

Het tracé van de Steenstraat in het zuiden van de gemeente (vormt deels de grens met Klerken (Houthulst)) gaat terug op een secundaire Romeinse weg of diverticulum van de grote Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen. Deze weg loopt vanaf Steenvoorde (Noord-Frankrijk) in noordoostelijke richting verder over Poperinge, Woumen/ Houthulst, Esen, Werken en Aartrijke tot Brugge. Deze weg wordt aangelegd bij het begin van onze tijdrekening om de ontsluiting van het kustgebied te vergemakkelijken. Op plaatsen waar de Romeinse Steenstraat archeologisch werd vastgesteld, bestond de bedding uit natuursteen, zoals rolkeien, ijzerhoudende zandsteen en veldsteen.

De kasseiweg stijgt vanuit de Handzamevallei naar de kouter van Klerken (Houthulst), met een hoogteverschil van 25 meter. De huidige gekasseide aanleg dateert vermoedelijk uit de 19de eeuw: mogelijk wordt circa 1859 de Steenstraat ook op Esen gekasseid zie gegeven voor de gemeente Werken (Kortemark). Hierbij worden te Werken sporen vrij gelegd van de structuur van de Romeinse weg.
In 1824 vondst van een gulden gedenkpenning van Julius Ceasar te Esen, de preciese vindplaats is niet bekend. Verder is er sprake van een niet gedateerde vondst van een Gallo-Romeins muntje.

Er zijn tevens een aantal prehistorische vondsten gerepertoriëerd te Esen. In 1880 vondst van een silexbijl uit Spiennes (geen datering of vindplaats vermeld). Bij een prospectie door P. Vandamme tussen 1985 en 1987 (onderzoeksgebied is het oostelijk deel van de gemeente, begrensd door de Eikhofstraat ten noorden en de Klerkenstraat ten westen) worden zeven sites uit het Epipaleolithicum en het Mesolithicum gevonden, en circa 100 silexen, wellicht van lokale herkomst. Drie sites uit het Neolithicum leveren gering aantal vondsten.

Tiende eeuw

Volgens sommige auteurs dateert de eerste vermelding van 961 als "ecclesia de Esna" in een akte waarin graaf Arnulf de tienden van de Brugse Sint-Donaas opsomt. De naam Esen(e) zou zijn samengesteld uit ‘hees’ wat kreupelhout betekent en 'ene' wat duidt op een verzameling en zou dus betekenen ‘bos van kreupelhout’. De akte vermeldt ”ecclesia de Esna cum capellis suis Diccamutha et Clarc”, wat erop wijst dat Diksmuide en Klerken (Houthulst) 'bijkapellen' van de moederparochie Esen zijn. Het Sint-Donaaskapittel is de tiendenheffer te Esen.

Esen ligt dus aan de basis van het huidige Diksmuide (in 1144 wordt Diksmuide kerkelijk van Esen afgescheiden) en Klerken (Houthulst, de hulpkapel "Clarc" groeit in 1144 uit tot de nieuwe parochie "Clarcq"), en ook van Kaaskerke (Kaaskerke wordt een onafhankelijke parochie in de loop van de 12de of 13de eeuw), Sint-Jacobskapelle (de stichtingsoorkonde van 1247 geeft als reden dat het gebied te ver van de moederparochie ligt), Oudekapelle (bouw van een kapel in 1183, onafhankelijke parochie begin 13de eeuw) en Woumen (sinds 1331 als onafhankelijke parochie vermeld).

Elfde eeuw

In 1089 wordt de kerk van Esen opnieuw vermeld met de kapellen te Diksmuide en Klerken, dit in een charter van graaf Robrecht II voor het Sint-Donaaskapittel.
Andere auteurs situeren de eerste vermelding als parochie echter slechts in 1066 als "Esnes": een oorkonde van graaf Boudewijn V voor het Sint-Pieterskapittel van Rijsel vermeldt "in parroechia villae que dicitur Esnes".

Eind 11de eeuw komen de heren van Esen zich als burggraven in Diksmuide vestigen, wat op een toenemend belang van deze nederzetting wijst. Deze 'verhuis' ligt in de lijn van de oprichting van de kasselrijen en de aanduiding van de burggraven ("castellani") onder de regeringen van de graven Boudewijn IV (988-1035) en Boudewijn V (1035-1067). Esen en Klerken (Houthulst) vormen gedurende het ancien régime één ambacht binnen het West-Vrije van de kasselrij van het Brugse Vrije, met name Esen-Ambacht (afgeschaft met de Franse revolutie).

Twaalfde eeuw

In 1127 is Ingelram van Esen één van de samenzweerders bij de moord op graaf Karel de Goede. Nog in mei van dat jaar wordt Ingelram samen met de andere samenzweerders te pletter geworpen, waarschijnlijk van de toren van de Brugse Sint-Donaaskerk.

Eind 12de eeuw zou de lemen kerk van Esen vervangen zijn door een stenen Romaanse basilicale kerk met vieringtoren.

In 1144 worden Diksmuide en ook Klerken (Houthulst) kerkelijk van Esen afgescheiden.

Dertiende eeuw

In 1227 of 1237 wordt op initiatief van weduwe Elisabeth van Steenvoorde op haar goed "De Heed" (naar verluidt ter hoogte van de huidige hoeve aan de Kruisstraat nummer 41) een cisterciënzerinnenabdij gesticht vanuit Marquette bij Rijsel. In 1242 krijgt de abdij toestemming van de bisschop van Terwaan om een eigen kapel op te richten, dit na een overeenkomst met de plaatselijke pastoor onder meer in verband met begravingen. Reeds in 1270 verhuist de orde naar Zillebeke (Ieper) waar ze de naam Hemelsdale krijgt (volgens een andere auteur is Hemelsdale echter een verbastering van "(H)esendal"), en in 1295 naar Werken (Kortemark). De landerijen te Esen blijven eigendom van de abdij.

Onder meer volgende heerlijkheden strekken zich uit op het grondgebied van Esen: de heerlijkheid van het "Eeckhof" of het "Schouteetendom" (de benaming verwijst naar het schoutambt dat in de 13de eeuw bestaat), de heerlijkheid van het "Hof van Eessen" (foncier mogelijk te identificeren als de "Cse d'Eessene" op de Ferrariskaart van 1770-1778), en enclaves van de heerlijkheid van "het Proossche en het Kanunniksche", afhankelijk van de Brugse proostdij van Sint-Donaas. De heerlijkheid van het "Eeckhof" (nog herkenbaar in de benaming Eikhofstraat) was gehouden van het prinselijk leenhof van de Burg te Brugge. Het "Hof te Bovekerke" (ook te Bovekerke (Koekelare) en Vladslo) was op zijn beurt een leen van het "Eeckhof".

Veertiende en vijftiende eeuw

In de eerste helft van de 14de eeuw behoort de heerlijkheid van Esen toe aan de familie van Lichtervelde.

In 1447 kan de magistraat van Diksmuide via hertog Filips de Goede laten verbieden om drank te verkopen tussen de stad Diksmuide en de kerken van de aanpalende gemeentes. Dit verklaart dat de oudste herbergen in Esen zich ten zuiden van de kerk situeerden.

1488: na het overlijden van Maria van Bourgondië (1482) neemt Maximiliaan van Oostenrijk het regentschap van de Nederlanden waar. Door zijn politiek van hoge belastingen komen de steden Brugge en Gent echter in opstand, waarop Maximiliaan zijn legers naar Vlaanderen stuurt. Vanuit de stad Diksmuide - die de zijde van Maximiliaan koos - plunderen zijn Duitse troepen in 1488 de omliggende dorpen, waaronder ook Esen. De Sint-Pieterskerk wordt hierbij platgebrand.

Zestiende eeuw

In 1524 is de Sint-Pieterskerk in gotische stijl heropgebouwd. De hallenkerk krijgt nu een westtoren (zie bewaarde jaarsteen) in tegenstelling tot de vroegere vieringtoren.

In de 16de eeuw wordt ook Esen getroffen door de verzwakte economische toestand en de godsdiensttroebelen. De kerk wordt deels vernield door de beeldenstormers (circa 1566).

Bij de herindeling van de bisdommen in 1559, wordt het bisdom Terwaan opgedoekt. Esen ressorteert nu onder het bisdom Ieper.

Esen is aangeduid op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus van 1561-1571. Het huidige wegenpatroon is in belangrijke mate reeds aangeduid op deze kaart.

Zeventiende eeuw

Begin van de 17de eeuw wordt de kerk hersteld van de schade opgelopen tijdens de godsdiensttroebelen. In 1630 wordt de kerk ingewijd door de bisschop van Ieper.
In het koor van de na de Eerste Wereldoorlog heropgebouwde kerk bevindt zich tussen twee pijlers een steen met het jaartal "1692", vermoedelijk het jaar van de herstelling van het koor (Sint-Petruskerk).

Begin van de 17de eeuw (volgens een andere auteur in 1570) zou in een boom aan de huidige Esenweg een Mariabeeldje gevonden zijn. De legende vertelt dat ondanks verwoede pogingen om het beeldje in de Sint-Pieterskerk onder te brengen, het beeldje steeds teruggevonden werd in de boom. Op die plaats wordt in 1664 de kapel "Onze-Lieve-Vrouw ter hulpe" ingewijd. Tijdens de Franse Revolutie wordt de kapel verkocht aan een private eigenaar. In 1863 wordt de kapel opnieuw aangekocht door de kerkfabriek.

In rekeningen van 1623 worden een viertal herbergen vermeld, onder meer " 't Hooglandeke" en "Te Rochevelle" (zie de huidige gehuchten Hoogland en Roggeveld). Mogelijk is er dan bij de herberg "Roggeveld" ook reeds een brouwerij (zie Steenstraat nummer 4/ Roeselarestraat). Wanneer de "ordonnantien Politique ghestatueert ten Lande van den Vrijen" van 1676 stipuleren dat geen nieuwe herbergen mogen opgericht worden, bevestigt dit de situatie dat de meeste herbergen zich in het zuiden bevinden.
De gravure in de "Flandria Illustrata" (1641) van Sanderus toont Esen met kerk en kasteel met kasteelhoeve. Deze afbeelding verwijst mogelijk naar de "Esenkasteelhoeve" (heropgebouwde hoeve aan de Zwarte Dreef), doch zeker niet naar het "Esenkasteel" dat zich pas alsdusdanig ontwikkelt in de 19de eeuw.

In 1662 vermelding van de "Roggeveldmolen" - een houten staakmolen - op het gehucht Roggeveld (kruising van de Steenstraat en de Oude Roeselarestraat), 3 km ten zuidoosten van het dorp. Ook wel "Maesenaeres molen" genoemd naar de familie die sinds 1810 de molen bezit. De eerste vermelding van de "Esenkasteelhoeve" zou teruggaan tot de 17de eeuw.

Achttiende eeuw

Begin 18de eeuw is er een kalkoven te Esen. Circa 1800 is de kalkoven met twee ovens eigendom van Esenaar Pieter Jan Dossonville. Via de Zarrenvaart die uitmondt in de Handzamevaart, kan men gemakkelijk grondstoffen aanvoeren.

Op de Ferrariskaart van 1770-1778 kan men heel duidelijk het onderscheid maken tussen het poldergebied (grote percelen met 'moerassige weiden') en de zandleemstreek (kleinere percelen in gebruik voor akkerbouw). De dorpskern van Esen met de kerk is gelegen in de zandleemstreek, ter hoogte van een bocht in de weg van Diksmuide naar Roeselare (huidige Esenweg en Roeselarestraat). In het poldergebied (broeken van de IJzer en van de Handzamevallei), quasi geen bebouwing. In de zandleemstreek daarentegen verspreide hoevebouw met enkele omwalde sites: de "Cse d'Eessene" op de splitsing van Esenweg en Stokerijstraat en een site met achtvormige omwalling van opperhof en neerhof, te identificeren als de heropgebouwde hoeve "Esenkasteelhoeve". Twee molens zijn aangeduid, de "Roggeveldmolen" (zonder naamsvermelding) en "den Hooghen Molen" (ongeveer op het hoogste punt van Esen, kruising van de huidige Maalderijstraat en Hoge-Kamstraat). Het gehucht Roggeveld is aangegeven als "H(ameau) Het Roggevelt".

Genoemde "Hooghen Molen" of "Backertjes molen" is slechts in 1775 opgericht ten oosten van de weg Esen-Klerken aan de huidige Hoge Kamstraat. Deze houten staakmolen brandt in 1820 af. Daarna wordt een stenen koren- en oliewindmolen gebouwd.

Negentiende eeuw

Vanaf 1801 ressorteert Esen onder het bisdom Gent en vanaf 1834 onder het bisdom Brugge.

In de eerste helft van de 19de eeuw bestaat reeds een bescheiden landhuis, door de plaatselijke bevolking ‘jachtpavilioen’ genoemd, langs de weg Ieper-Diksmuide (huidige Woumenweg). Dit zogenaamde ‘jachtpaviljoen’ wordt tussen 1870 en 1875 afgebroken. Ridder Edmond de Ruysscher-Hynderick bouwt op dezelfde plaats een kasteel en omliggend park met orangerie, dienstgebouwen en woning voor hovenier. In 1905 verwerft ridder Eugène-Henri Hynderick-de Ghelcke het kasteel, hij verbouwt en breidt het uit met een witte toren, waardoor het kasteel de naam "De Witte Toren" krijgt (zie "Esenkasteel").

Vanaf 1834 wordt een stenen molen vermeld (kadaster) aan een bocht van de Esenweg. Aanvankelijk eigendom van de Diksmuidse advocaat De Breyne-Peellaert, komt hij vanaf 1861 in handen van de familie Van Parijs, vanwaar de benaming "Van Parijs".
Ook een houten graanwindmolen (aan de toenmalige straten Kapelhoek/ Kleine Broekagie (vermoedelijk huidige Kapelhoekstraat) wordt voor het eerste vermeld in 1834 (kadaster). In 1884 wordt hij afgebroken.
Een derde molen die voor het eerst wordt vermeld in 1834 (kadaster) is de "Plaetsmolen" aan de Roeselarestraat (ter hoogte van de Maagdhoek). Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) is eveneens ten noorden van de kapel Onze-Lieve-Vrouw-ter-hulpe in de "Betoosterse Broeken" de site van de "Grande Distillerie d'Eessen" (wederopbouwhoeve) aangegeven en in het Esenbroek (ten zuiden van de Handzamevaart) zijn ter hoogte van de Steenstraat "Kalkovens" aangegeven. Op een kadastraal plan van circa 1843 zijn een zestal brouwerijen aangegeven.
Reeds in 1842 zou er een gemeenteschool geweest zijn in Esen.

In 1849 wordt een stenen graanwindmolen gebouwd aan de Slijpstraat (locatie onbekend), door een timmerman uit Esen. In 1892 wordt de molen omgevormd tot een stoomkoornmolen, in 1896 wordt de molen volledig afgebroken (kadaster).

In 1858 aanleg van de spoorlijn nummer 73 Lichtervelde-Kortemark-Diksmuide-Veurne over het noordelijk grondgebied van Esen. Het station van Diksmuide wordt hierbij gebouwd op toenmalig grondgebied van Esen (na de Eerste Wereldoorlog zal een grenswijziging doorgevoerd worden). Esen krijgt een eigen station aan de Vladslostraat, opgetrokken in een neoclassicistische, sobere baksteenarchitectuur.

Mogelijk wordt circa 1859 de Steenstraat ook op Esen gekasseid zie gegeven voor de gemeente Werken (Kortemark).

In 1864 richten de Zusters van Liefde van Heule katholiek (meisjes)onderwijs in te Esen. In 1870 wordt hun school als gemeenteschool erkend. In 1879 moeten de zusters de school echter verlaten als gevolg van de wet van Humbeeck die neutraliteit van gemeentescholen eiste. Hierop richten de zusters een Vrije gemengde katholieke school op.

Twintigste eeuw

In 1904 wordt de houten "Eikenhofmolen", "Kruismolen" of "Brouckaertmolen" gebouwd door de weduwe Brouckaert aan de Eyckhofhoek (zie Eikhofstraat)/ Pluimstraat.

1907-1912: ingrijpende restauratiewerkenaan de parochiekerk naar ontwerp van architect Thierry Nolf (Torhout) waarbij het streefdoel de gotische kerk van de 16de eeuw is.

In 1913 wordt er een nieuwe gemeenteschool gebouwd aan de Roeselarestraat. Het gemeentehuis met herberg bevindt zich voor de oorlog vlakbij de kerk (Esenplein).

Aan de vooravond van de oorlog telde Esen een vijftal windmolens (zie aanduiding op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut van 1911) en zeker twee brouwerijen, met name, de brouwerij Constenoble en de herberg-brouwerij " ’t Roggeveld".

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

Voorafgaand aan de "slag om Diksmuide" (16 oktober tot 10 november 1914) richt de Franse admiraal Ronarc’h op 15 oktober zijn commandopost in in de kapel "Onze-Lieve-Vrouw ter hulpe". De marinefusiliers graven loopgraven rond de kapel. Ronarc’h trekt de volgende dag echter reeds achteruit voor de naderende Duitse troepen.

Op 19 oktober vestigt de Belgische generaal-majoor Scheere, bevelhebber van de 5de legerdivisie zijn hoofdkwartier in de kapel (ook voor één dag) en geeft van daaruit bevelen voor een Frans-Belgisch tegenoffensief. Bij de kapel wordt een 75 mm kanon geplaatst om met snelvuur de vanuit Vladslo oprukkende Duitsers te beschieten.

Het dorp wordt op de vooravond van 20 oktober door de Duitsers ingenomen (de eerste Duitse soldaten zouden reeds op 12 september te Esen gesignaleerd zijn). De inwoners van Esen zoeken onder meer hun toevlucht in de kelders van de brouwerij Constenoble. De Duitsers maken hiervan gebruik om in de feiten de hele brouwerij, de boerderij en het brouwershuis uit te bouwen tot gevangenis. Wanneer die avond (Duitse) wapens gevonden worden bij de burgemeester, zouden de Duitsers het bevel gegeven hebben om de Sint-Pieterskerk en enkele andere gebouwen waaronder het station in brand te steken.
Op 15 november (na de val van Diksmuide op 10 november) worden de meer dan 500 gevangenen uit de brouwerij te voet naar Zarren (Kortemark) overgebracht, alwaar ze met de beestentrein verder vervoerd worden naar Torhout, Roeselare of Brugge. Op 22 november ondergaat de rest van de bevolking van Esen, Woumen en Vladslo hetzelfde lot.

Op 20 oktober 1914 wordt Lombardsijde (Middelkerke) definitief prijsgegeven waardoor het Belgische Leger op de oostelijke oever van de IJzer enkel nog te Diksmuide stand kan houden. Diksmuide wordt zwaar beschoten vanuit het Praetbos (Vladslo), waarna Duitse troepen richting Diksmuide trekken vanuit Esen (de Duitsers hadden op 23 oktober vier zware kanonnen en drie machinegeweren bij hoger genoemde kapel geplaatst) en Beerst. Deze eerste bestorming van Diksmuide wordt echter afgeslagen.

De "Roggeveldmolen" en de "Eikenhofmolen" worden respectievelijk op 20 en 22 oktober 1914 kapotgeschoten (vermoedelijk door het Belgische leger). Op 24 december 1914 wordt de stenen "Hooghen molen" (huidige Hoge Kamstraat) vernield (vermoedelijk door het Belgische leger). Ook de stenen molen "Van Parijs" (Esenweg) wordt door de Belgische genietroepen vernield eind 1914. Ook de "Plaetsmolen" wordt in 1919 als 'in puinen' vermeld (kadaster). Op 24 oktober 1914 steken de Duitsers het "Esenkasteel" in brand, ze bouwen in de ruïne en het park een haast oninneembare vesting.

De Fransman Félix Chastang is legerarts van de hoger genoemde Marinefuseliers. Wanneer op 10 november de "slag om Diksmuide" in het Duitse voordeel wordt beslecht, wordt Chastang krijgsgevangen genomen in zijn hulppost aan de Esenweg. Door zijn koelbloedigheid zou hij het leven van Ronarc'h gered hebben. Als krijgsgevangene verzorgt hij zowel de Franse als Duitse gewonden. Op 11 november begeleidt hij gewonden naar het Duitse achterland en wordt hij getroffen door een (Franse ?) obus. Hij wordt door Duitse officieren op het kerkhof van Esen met militaire eer begraven.

De Duitsers leggen op het grondgebied van Esen op de 'rug van Westrozebeke' een tweede verdedigingslinie aan, de zogenaamde "Eessener-stellung", waarvan nog een mitrailleurspost en een bunker bewaard zijn en die verder liep op grondgebied Klerken (Houthulst). Deze stelling stond bekend als een rustige stelling, aanvankelijk bezet door twee compagnies, later door één. Tussen de stad Diksmuide en genoemde stelling bouwen de Duitsers veel betonnen constructies waarin goed verdoken mitrailleursposten waren opgesteld.
De gehuchten "Hoogland" (ten oosten van de Roeselarestraat) en "Roggeveld" (grosso modo het oostelijk deel van de Steenstraat, en de Roeselare- en Oude Roeselarestraat), op de overgang van de 'rug van Westrozebeke' naar het "Esenbroek", vormen de plaats voor Duitse rustkwartieren, een aantal bunkers werden gebouwd in dit kader. De herberg-brouwerij " 't Roggeveld" fungeert als "Ortskommandatur", de herberg " 't Nieuw Roggeveld" (Roeselarestraat) wordt ingericht als medische post/ veldhospitaal. Op het gehucht "Predikboom" (Klerken (Houthulst), op de grens met Esen) in de nabijheid van de Steenstraat plaatsen de Duitsers een zogenaamd 'reuzenkanon', waarmee ze Duinkerke beschieten. De Duitsers bouwen de Handzamevaart uit met een aanlegplaats en een smalspoor om goederen naar het front in Diksmuide te transporteren.

Reeds tijdens de "slag om Diksmuide" (oktober-november 1914) leggen de Duitsers een begraafplaats, genoemd "Friedhof Roggeveld" aan naar het gehucht "Roggeveld" (Steenstraat/ Oude Roeselarestraat, meer bepaald achter de herberg-brouwerij " 't Roggeveld"). De begraafplaats zou gedurende de oorlog uitbreiden tot 1.538 begraven Duitsers.

Op 29 september 1918, de tweede dag van het Belgische Eindoffensief kan het 8ste Linieregiment Esen innemen, vergemakkelijkt door de verdere terugtrekking van het Duistse leger (zie gedenkplaat in de kerk). Dit maakt de verdere omsingeling van Diksmuide door het 18de Linieregiment mogelijk. Nog dezelfde dag komt Diksmuide in Belgische handen (het memento voor het 8ste en 18de linieregiment in de Sint-Pieterskerk herinnert hieraan). Daarna wordt Esen echter nog beschoten vanaf de meer oostelijke "Flandern I Stellung" (onder meer op grondgebied Staden) die tot 14 oktober stand houdt.

Wederopbouwperiode

Na de Eerste Wereldoorlog is niet enkel zowat het gehele dorp verwoest (zie luchtfoto op 29 september, gepubliceerd in Het drama van Esen), maar verliest Esen ook circa 100 hectare van zijn grondgebied aan Diksmuide. Daar Esen sinds 1919 een aangenomen gemeente was, kan het zich niet verzetten tegen het voorstel op 31 oktober 1920 geformuleerd op de Diksmuidse gemeenteraad, en gesteund door de Hoog Koninklijk Commissaris Eugène de Groote. Het gaat om het deel van Esen waarop sinds 1858 het Diksmuidse station stond, en waarop noodwoningen en de tuinwijk “De Pluime” zouden worden gebouwd. Een K.B. van 31 juli 1934 regelt de zaak, 29 huizen en 118 inwoners gaan over naar Diksmuide. Eén hoeve van 1908 overleefde gedeeltelijk de oorlog.

Het vernietigde gemeentehuis/ herberg (zie Esenplein) wordt na de Eerste Wereldoorlog onteigend voor de bouw van een noodkerk. Nadien wordt het perceel niet bebouwd waardoor het zogenaamde Esenplein ontstaat, gedomineerd door de heropgebouwde kerk. Ook het zicht vanuit de Roeselarestraat op de kerk wordt 'verbreed'. Het schepencollege en de gemeenteraad vergaderen in de herberg "'t Roggeveld", dit tot de dorpskern heropgebouwd is.

Het aanvankelijke idee om de site van de stukgeschoten kerk te bewaren als ruïne wordt niet gerealiseerd. De kerk wordt in 1926 heropgebouwd naar ontwerp van architect Thierry Nolf (Torhout). Daarnaast stond Nolf ook in voor de wederopbouw van de pastorie, de onderpastorie (1920-1923), de gemeenteschool voor jongens (1920-1922) en die voor meisjes (1922-1927), en van de kapel Onze-Lieve-Vrouw-ter-Hulpe (1924-1925). Er wordt een aanleg- en rooilijnenplan opgemaakt, de architect hiervan is ons niet bekend (zie inventaris archief Dienst der Verwoeste Gewesten).

Het kasteel van Esen wordt heropgebouwd naar ontwerp van architect Lauwers (Brussel). De eigenaarsfamilie de Ghelcke bezit echter ook een zestal vernietigde hoeves die ze met gelden van oorlogsschade laat heropbouwen naar ontwerp van de Brusselse architect F. Petit. Een andere hoeve wordt heropgebouwd naar ontwerp van de Brugse architect Huib Hoste.

In 1921 wordt de "Hooghen molen" (huidige Hoge Kamstraat) als één van de weinige molens in de streek heropgebouwd: een houten staakmolen wordt overgebracht uit Meldert. In 1929 waait de molen echter om. De "Eikenhofmolen" aan de Eyckhofhoek (Eikhofstraat/ Pluimstraat) wordt in 1921 vervangen door de "Steendammolen" uit Gistel. Deze laatste molen is in werking tot 1949 en wordt nadien afgebroken.

In 1932 wordt op het "Friedhof Roggeveld" (Steenstraat/ Oude Roeselarestraat) het "Treurend Ouderpaar" geplaatst, een beeldengroep van de hand van beeldhouwster Käthe Kollwitz-Schmidt (Koningsbergen) voor haar gesneuvelde zoon Peter die op 23 oktober 1914 stierf bij de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Hulpe.

In 1939 wordt de heropgebouwde Sint-Pieterskerk van Esen beschermd als monument.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot heden

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het "Esenkasteel"  lange tijd bezet door de Duitsers. Vanaf 1944 is het in handen van de geallieerden. Generaal Montgomery houdt er in 1945 een bespreking over de opmars over de Rijn.

In 1946 komt de huidige schrijfwijze "Esen" tot stand.

Bij de opruiming van de Duitse begraafplaats "Friedhof Roggeveld" in 1956 worden de lichamen en de beelden “Treurend Ouderpaar” van Käthe Kollwitz overgebracht naar de Duitse begraafplaats van Vladslo.

In 1993 wordt een deel van de Steenstraat, als tracé teruggaand op een Romeins diverticulum, beschermd als landschap (zie onder Steenstraat) (ook te Houthulst).

1980: in de gebouwen van brouwerij Constenoble wordt de nieuwe brouwerij van "De Dolle Brouwers" ingericht.

Bouwkundig en landschappelijk erfgoed

Door zijn ligging in het frontgebied wordt de dorpskern van Esen tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Het bouwkundig erfgoed wordt er dan ook getypeerd door de typische wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920, geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur.
De dorpskern met lintbebouwing wordt gedomineerd door de Sint-Pieterskerk (beschermd als monument in 1939) - als historische reconstructie van de vooroorlogse kerk - met de imposante westtoren. Voorts in het dorpscentrum enkele gaaf bewaarde burgerhuizen, onder meer de woning Constenoble met aanpalende brouwerij.
Het "Esenkasteel" en de aanpalende conciërgerie  gaan in hun huidige vorm terug op de wederopbouwperiode.

In het landelijk gebied enkele gaaf bewaarde hoeves uit de wederopbouwperiode, onder meer kleine hoeve aan de Woumenweg nummer 150 en een witgekalkte hoeve met toegangspoort, twee uitzonderlijke gegevens binnen de hoevebouw van het Diksmuidse. Laatst genoemde hoeve is gelegen in het open weidelandschap van de broeken van de Handzamevaart.

Het huidige tracé van de in 1992 als landschap beschermde Steenstraat in het zuiden van de gemeente gaat terug op een secundaire Romeinse weg (diverticulum) van de grote Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nummer 277.
  • Inventarisatie van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen).
  • CARNIER M., Bidplaatsen en parochies in het bisdom Terwaan, Brussel, 1999.
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 136-141.
  • De hoge molen of backertjes molen te Esen, in Curiosa, jg. 38, nummer 377, 2000, p. 17-18.
  • De orgelbouwers Loncke, in Curiosa, jg. 38, nummer 380, 2000, p. 13.
  • De kruiskalseidemolen of brouckaerts molen te Esen, in Curiosa, jg. 40, nummer 392, 2002, p. 23-24.
  • ERVINCK L., DEBAEKE S., Het drama van Esen, Koksijde, 1996.
  • GESQUIERE G., De geschiedenis van Werken, Klerken, Esen, woumen en Vladslo voor 1550, een inleidende studie, academiejaar 1979-1980 (oefening tweede kandidatuur geschiedenis aan de KULAK).
  • HOLEMANS H., Westvlaamse wind- en watermolens: kadastergegevens 1835-1990, Kinrooi, 1993.
  • LEMAHIEU C., Wedstrijd ingericht tussen de landelijke gemeenten van de arrondissementen Veurne en Diksmuide, Gemeente Esen van 1900-1950, s.l., 1952.
  • HASAERT R., Gids herinneringstentoonstelling 80 jaar Wapenstilstand 1998 in de authentieke bewaarde kelders uit 1914 van de toenmalige brouwerij Costenoble nu “De Dolle Brouwers” te Esen, Esen, 1998.
  • LOOTIENS C., De oorsprong van de voornaamste gemeenten van de arrondissementen Oostende, Veurne en Diksmuide, Oostende, s.d.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • PRIEM V., Kastelen en landhuizen in de Westhoek, Tweede deel, Ieper, 1998.
  • SMETS M., H. Hoste, voorvechter van een vernieuwde architectuur, s.l., s.d., p. 89.
  • THOEN H., VANHOUTTE S., De Romeinse wegen in het Vlaamse kustgebied. Leiden alle wegen naar Oudenburg?, in MEULEMEESTER J.L. (red.), Alle wegen leiden naar... Romeinse wegen in Vlaanderen, Oudenburg, 2004.
  • TYTGAT J.P., Het hof te Bovekerke en zijn volglenen, in Vlaamse Stam, nummer 21, 1985, p. 497-502.
  • VANDAMME P., Prehistorische vondsten in Esen (gem. Diksmuide), in Westvlaamse Archaeologica, jg. 6, nummer 1, 1990, p. 3- 12.
  • VLAEMYNCK J., Geschiedkundige aantekeningen omtrent het kasteel van Esen. Fictie en realiteit omtrent het kasteel, in Den Dyzere, jg. 7, nummer 3, 1988, p. 6-61.
  • VLAEMYNCK J., Esen, Geschiedenis van ons dorp, s.l., s.d.
  • VLAEMYNCK J., Duitse stellingen te Diksmuide, Esen en Vladslo (10 november 1917 tot einde februari 1918), in Den Dyzere, jaargang 1, nummer 1, 1982, p. 8-16.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Esen [online], https://id.erfgoed.net/themas/14628 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.