Geografisch thema

Christus-Koning

ID
14547
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14547

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge, Bisdom Brugge. Christus- Koning is een deelgebied van de stad Brugge. Het totaal aantal inwoners is per 1 januari 4.438, totale oppervlakte 101,1 hectare. Gelegen ten westen van de Brugse binnenstad.

De huidige parochie Christus-Koning is ook gekend onder de naam Stübbenkwartier, zo genaamd naar de Duitse stedenbouwkundige Jozef Stübben. Het gebied wordt in het noorden afgebakend door het kanaal Brugge-Oostende, in het oosten door de IJzerstraat, in het zuidoosten door de ringlaan (Filips de Goedelaan, Koningin Elisabethlaan, Komvest) en in het westen door het afleidingskanaal.

ALGEMENE INLEIDING

A. HISTORISCHE EN STEDENBOUWKUNDIGE ACHTERGROND

Het Stübbenkwartier, de huidige parochie Christus-Koning, is ontstaan als uitbreidingswijk bij de stad Brugge.

Reeds in 1275 behoort dit gebied, gekend onder de naam "Scepstale" tot het Brugs grondgebied. Tussen 1275 en 1283 verwerft Brugge voor een aanzienlijk bedrag een ruime strook rond de stad, de Paallanden, zo genoemd door de afbakening met grenspalen. Hierdoor worden de wijken die buiten de stad waren ontstaan, waaronder ook de wijk "Scepstale", onder de jurisdictie van de stadsschepenen gebracht. De voornaamste weg doorheen dit gebied is de "Scepstaleweg", nu de Scheepsdalelaan, die reeds in 1291 door de Stad wordt voorzien van kasseien. De toegankelijkheid van deze wijk wordt verbeterd in 1397 door het bouwen van een "steenen brughe te sceiptale over de Leed". Deze brug wordt aangelegd door meestermetselaar Jan van Oudenaerde die ook een aantal bruggen over de eerste stadsomwalling heeft gebouwd.

Het gebied staat gedeeltelijk afgebeeld op de kaart van Marcus Gerards, opgemaakt in 1562. Marcus Gerards tekent een open landschap met schaarse bebouwing, onder meer de kasteelmote van "Calkersleen". Vanaf de Ezelpoort vertrekt de Scheepsdalelaan. In de buurt van de Ezelpoort lagen de kloostergebouwen van de in 1468 aldaar gevestigde franciscanen-observanten. Na hun verhuizing in 1515 worden de gebouwen in gebruik genomen door de annuntiaten. In 1578 verdwijnt het klooster samen met andere kerken en kloosters die buiten de stadsomwalling van Brugge waren gevestigd.

Op het einde van de 18de eeuw, tijdens de Franse overheersing, wordt het gehucht "Scepstaele" bij het grondgebied van Sint-Pieters-op-de-dijk gevoegd. Ferraris (1770-1778) tekent een nog altijd grotendeels onbebouwd gebied doorsneden door de Scheepsdalelaan. Volgens een afbeelding van Jan Karel Verbrugge van 1819 stond langs de Komvest tussen de binnen- en buitengracht een typische 18de-eeuwse woning met bijhorende watermolen die in 1769-1771 wordt gebouwd.

DE 19DE EEUW, DE EERSTE AANZET TOT NIJVERHEID EN BEWONING

In de loop van de 19de eeuw vestigen zich aan de oostzijde van de Scheepsdalelaan langs het kanaal Brugge-Oostende enkele bedrijven. In 1845 sluit Henri-Philippe Desclée een contract af met de Stad voor de uitbouw van een stadsverlichtingsnet op gas. In een eerste fase worden de Brugse pleinen verlicht met gas in plaats van de bestaande olielantaarns. In een tweede fase krijgen particulieren aansluiting op een gasnet. De gasfabriek groeit uit tot een groot gebouwencomplex tussen Scheepsdalelaan, Kolenkaai, Zwaluwenstraat en Leopold II-laan.

Op een afbeelding van de Houtkaai van circa 1882 zien we enkele herbergen en het grote complex van houthandelaar Serweytens dat zich uitstrekt tot aan de huidige spoorwegberm aan het Waggelwater. In de buurt van de spoorwegbrug bevond zich toen ook nog een lijmfabriek.

Langs de Scheepsdalelaan ontstaat circa 1890 de bloemisterij Verpoorten-Geersens, op die plaats stond in de 18de eeuw een watermolen. Door het plan van Stübben moest het geheel onteigend en gesloopt worden.

Een aantal kapitaalkrachtige families vestigt zich in dit nog landelijke gebied. Aan de Houtkaai bevindt zich tot 1975 het zogenaamd "Stockhouderkasteel" of "Emmaüskasteel" van de familie Serweytens. De familie De Brouwer van de gasfabriek bewoont het kasteel "Isola Bella" met een toegang aan de Filips de Goedelaan. Bij de verschillende tuinbouwbedrijven, langs of in de buurt van de Scheepsdalelaan, hoort vaak een villa of landelijke woning.

BRUGGE-ZEEHAVEN

Op het eind van de 19de eeuw voldoet de verbinding van Brugge met de zee via het kanaal Brugge-Oostende niet meer en moest er naar een oplossing worden gezocht. Reeds vanaf de jaren zestig en zeventig van de 19de eeuw bestaan er plannen om de Brugse haven uit te bouwen zoals in de buurlanden, waar grote haveninfrastructuurwerken plaats vinden. Uiteindelijk wordt op het eind van de 19de eeuw het project Brugge-Zeehaven gelanceerd. Deze krijgt concreet vorm door toedoen van de Gentse liberaal August de Maere. Hij zet zijn ideeën op papier in de brochure "D'une communication directe de Bruges à la mer". Dit is het startsein voor de beweging Brugge-Zeehaven.

Niettegenstaande het negatief advies van de commissie blijven de ideeën om een zeehaven uit te bouwen bestaan. Na de vele inspanningen worden de Bruggelingen beloond. In 1890 belandt het project weer op de nationale politieke agenda. Door de economische crisis, die een groeiend aantal werklozen met zich meebrengt, zet minister De Bruyn enkele grootschalige projecten op stapel. Eén ervan zou de uitbouw te Heist van een diepzee-, aanloop- en snelhaven zijn. Op 25 maart 1891 richt de minister van Openbare werken een commissie op met als doel een wedstrijd uit te schrijven voor het bouwen van een zeehaven te Brugge via Heist. Deze optie wordt uiteindelijk niet genomen want op 4 november 1892 valt de keuze op het ontwerp van de Franse groep Coiseau en Cousin. Dit plan voorziet een diepzeehaven te Zeebrugge met een strekdam van 2,5 kilometer. De uitbreiding van het grondgebied en de aanleg van het Stübbenkwartier worden noodzakelijk geacht. Er wordt immers rekening gehouden met de komst van vele nieuwe werknemers voor de Brugse zeehaven.

DE AANLEG VOLGENS JOSEPH STÜBBEN

Voor die uitbreiding worden de gemeenten Sint-Pieters-op-de-Dijk, Koolkerke, Dudzele, Uitkerke en Lissewege aan de stad toegevoegd. De oppervlakte van Brugge groeit van 430 tot meer dan 3000 hectare. Het zuidelijk gedeelte van de parochie Sint-Pieters-op-de-dijk wordt het actieterrein van de stedenbouwkundige Joseph Stübben. Op die plaats ontstaat de nieuwe parochie Christus-Koning. Die krijgt ongeveer de vorm van een driehoek en wordt afgebakend door: het kanaal Brugge-Oostende in het noorden, de IJzerstraat in het oosten, de Filips de Goedelaan, Koningin Elisabethlaan en de Komvest in het zuiden, en het afleidingskanaal in het westen.

Binnen het plan van Stübben vormt de Scheepsdalelaan de centrale as. Het gebied wordt opgedeeld in zones met een specifieke functie. Langs het kanaal Brugge-Oostende en het afleidingkanaal voorziet hij industrie maar deze blijft beperkt tot het kanaal Brugge-Oostende. Langs het afleidingskanaal komt in plaats daarvan het Graaf Visartpark en de Maria van Bourgondiëlaan. Deze worden opgenomen in de zuidwestelijk gelegen residentiële wijk met de Keizer Karelstraat, de Gouden-Boomstraat, de Karel de Stoutelaan en de Lauwerstraat. In het noordoosten, het gebied rond het Werfplein, de Dirk Boutsstraat, de Houthulststraat, de Zwaluwenstraat, de Veldmaarschalk Fochstraat en de Kardinaal Mercierstraat komt een wijk voor ambachtslui en ambtenaren. In het noordwesten is er plaats voor goedkopere woningen.

Bepaalde terreinen worden bezet door tuinbouwbedrijven (zie Gerard Vincke Dujardinstraat), papierindustrie en de gasfabriek (zie Kolenkaai). Er worden twee kerken voorzien, één in het oostelijk en één in het westelijk gebied. Enkel die in het westelijk gebied wordt gerealiseerd (zie Gerard Davidstraat).

De nieuw ontworpen wijk wordt geïntegreerd bij de stad onder meer door de aansluiting bij het reeds bestaande stratennet.

Stübben had ook aandacht voor de groenaanleg. De huizen hebben vaak een voortuin. Hij voorziet ook een aantal pleinen. Het Werfplein is oorspronkelijk opgevat als een architectuurplein met een kerk. Dit plan wordt echter niet uitgevoerd, het plein krijgt een functie als nutsplein. Rond de Ezelpoort wordt een een architectuur- met een verkeersplein gecombineerd. De andere pleinen zijn het kerkplein aan de Christus-Koningkerk en het Graaf Visartpark.

Bij de uiteindelijke realisatie wordt het oorspronkelijk plan van Stübben op een viertal punten gewijzigd. De buitengracht tussen Ezelpoort en Dampoort wordt in 1899 gedempt maar de binnengracht ten westen van de Ezelpoort blijft behouden en krijgt in de volksmond de naam "Stil Ende". Hierdoor zijn de bruggen die Stübben had voorzien niet meer nodig. Aan de huidige Filips de Goedelaan, de Koningin Elisabethlaan en Komvest opteert Stübben voor een halfopen- en/of open bebouwing. Volgens het gemeentebestuur strookt dit niet met het gesloten karakter van de stad. De voorgestelde grootte van percelen wordt ook niet goedgekeurd.

WIJZIGINGEN NA DE AANLEG VAN STÜBBEN

Het stratenpatroon aangelegd volgens Joseph Stübben ondergaat enkele wijzigingen in de tweede helft van de 20ste eeuw. Op de gronden van de bloemen- en plantenkwekerij Gustave Vincke-Dujardin ontstaan na de verkaveling in 1959 de Emmanuel de Neckere- en de Baron Joseph Ryelandtstraat.

De industriezone aan het kanaal Brugge-Oostende verliest aan belang. Na het stopzetten van de activiteiten van de drukkerij " Desclée-De Brouwer" aan de Houtkaai komen er zich andere bedrijven vestigen. De achterliggende gronden worden verkaveld en er komen nieuwe straten waarvan de naam Drukkersstraat verwijst naar de bloeiperiode van de drukkerij "Desclée-De Brouwer".

Er vindt een functieverschuiving plaats. De blikslagerij "De Clerck", sinds 1908, gevestigd in de Dirk Boutsstraat, verhuist in 1977 naar het industrieterrein "De Blauwe Toren".

De vroegere bedrijfsgebouwen in de Diksmuidestraat worden afgebroken of krijgen een nieuwe functie. Na het faillissement van de "Bloemmolens De Wulf" moest een nieuwe functie voor dit gebouwencomplex gezocht worden. De gebouwen worden aangekocht door de Interbrugse Maatschappij voor Huisvesting. In de leegstaande gebouwen worden flats ondergebracht. Voor de "Nieuwe Molens" was een complex met kantoren, horeca en woningen voorzien, maar een brand in 1991 maakte een eind aan dit project.

In 1986-1989 wijzigt het straatbeeld aan de Scheepsdalelaan grondig door bouw- en verbouwingswerken aan de vroegere gasfabriek, nu Electrabel.

B. STRATENSTRUCTUUR EN ARCHITECTUUR

AANLEG VAN EEN NIEUWE WIJK

De planning door Jozef Stübben van straten en stratenpatroon gebeurt volgens een welbepaalde visie. Bij de aanleg spelen twee aspecten een belangrijke rol. Enerzijds is er de verkeerstechnische functie: de hoofdstraten sluiten aan bij de uitwaaierende uitvalswegen van de binnenstad en verdelen het gebied in verschillende wijken. Zo is de Scheepdsdalelaan de voortzetting van de Ezelstraat, de Nikolaas Gombertstraat van de Vlamingdam en de Karel de Stoutelaan van de Beenhouwersstraat. De zijstraten zorgen voor de verbinding. Het resultaat is een concentrisch patroon langs de oude binnenstad. Anderzijds is er de functie als woon- en werkstraten waarbij rekening wordt gehouden met: breedte en verloop van de straat, omvang en vorm van de bouwblokken, de hoogte van de huizen, afwisselende rooilijnen al dan niet bepaald door de aanleg van voortuinen, licht, lucht en zon, aanplanting van bomen en plantsoenen.

Het oorspronkelijk ontwerp van Joseph Stübben wordt grosso modo uitgevoerd. Het concept van het oostelijk deel, de arbeiderszone, wordt nagenoeg volledig gevolgd. In het westelijk deel, de residentiële wijk, geldt dit enkel voor de Filips de Goedelaan, Leopold I-laan, Houtkaai, Karel de Stoutelaan, Lauwerstraat en Kroonstraat. De andere straten worden ofwel licht gewijzigd ofwel later toegevoegd.

HISTORISERENDE ARCHITECTUUR EN NEOSTIJLEN

Bij het invullen van de nieuwe percelen buiten de historische binnenstad wou het stadsbestuur waken over stijl en kwaliteit van de architectuur. Daarom wordt in 1900 een architectuurwedstrijd uitgeschreven waarbij de voorkeur gaat naar gevels in Brugse stijl uit de periode vanaf de Middeleeuwen tot de 18de eeuw. Geen van die ontwerpen wordt uitgevoerd, maar het uitgangspunt van de wedstrijd geeft aan dat de gevels van de nieuwe huizen er bij voorkeur "kunstig" moeten uitzien. In tweede instantie looft het stadsbestuur een premie uit voor individuele bouwheren die "kunstige" ontwerpen kunnen voorleggen. Gehonoreerd worden onder andere de gevels van de Filips de Goedelaan nummers 6, 7 en 8 van 1908 naar ontwerp van de Brugse architect L. Charels. Het betreft drie rijk versierde gevels in neobarok en neogotiek. Bij het goedkeuren van de bouwaanvragen gebruikt het stadsbestuur dezelfde criteria. Ontwerpen, bijvoorbeeld in art nouveau, worden systematisch geweerd en dienen vaak aangepast in een andere, meestal neo-Brugse, stijl.

Deze politiek resulteert in een aantal opmerkelijke neogotische gevels die zich vooral situeren langs de Filips de Goedelaan. Het betreft hier woningen met trapgevels van vóór de Eerste Wereldoorlog, gebouwd voor de gegoede burgerij en waarbij de architect uit zijn hele repertoire aan stijlmiddelen kan putten. Er wordt veel gebruik gemaakt van de Brugse travee-indelingen, natuursteen onder meer voor de muuropeningen, maaswerk, beeldhouwwerk en allerlei versieringen. Neogotische elementen blijven ook in het interbellum doorleven, zij het in vereenvoudigde en soms gestileerde vorm.

In die vooroorlogse periode wordt ook de neorenaissance- en neobarokstijl toegepast, en met een rijke vormentaal en ornamentiek: bogenfriezen, natuurstenen venster- en deuromlijstingen met negblokken, speklagen, geblokte ontlastingsbogen met mascarons en diamantkoppen, vensternissen met half verheven beeldhouwwerk, oculi. Ook hier bevinden de meest representatieve voorbeelden zich langs of in de buurt van de ring, onder andere Koningin Elisabethlaan nummer 9 van 1912 naar ontwerp van architect F. Cosman met opvallend beeldhouwwerk in de boogvelden. Langs de Filips de Goedelaan staan enkele fraaie staaltjes van neobarok: de trapgevel nummer 6 van 1908, de volutengevels nummer 11 van 1907 en nummer 22. Opvallend is de toepassing van deze neostijl voor enkele hoekpanden, gelegen langs drukke verkeersstraten. Daarbij wordt het centrale deel met torenachtige afwerking geflankeerd door topgevels, bijvoorbeeld Scheepsdalelaan nummer 48 van 1911.

Neorenaissance- en -barokelementen blijven verder in het interbellum van toepassing maar beperken zich meestal tot het gebruik van speklagen, ontlastingsbogen met mascarons ofwel gereduceerd tot een eenvoudige rollaag, en enkele schaarse versieringen. In de arbeiderswijk rond het Werfplein worden sociale woningen opgericht door bouwmaatschappijen. Het betreft hier eenheidsbebouwingen, soms met eenvoudige bakstenen lijstgevels, soms met topgevels en in een vereenvoudigde vorm van bovengenoemde stijlen.

De neorococo en neo-Lodewijk XVI-stijl zijn hier minder vertegenwoordigd. De gevels van Ezelpoort nummers 7-8 van 1923 dragen verschillende kenmerken van de rococostijl: dakkapellen met klokgevels, muuropeningen met bepleisterde omlijstingen en rocaillesluitstenen, vensters met gebogen middenkalf en kleine roedeverdeling, waaiervormig bovenlicht van de deur. Het gebruik van een sobere vormgeving, bepleistering, pilasters, guirlandes en frontons, typisch voor de late 18de eeuw, vindt men terug in de Karel de Stoutelaan nummer 18 van 1912 naar ontwerp van architect A. De Pauw. Recentere voorbeelden zijn de gevels van Keizer Karelstraat nummers 57-59 van 1924 naar ontwerp van architect F. Vervalcke.

Uitingen van neoclassicisme met bepleisterde lijstgevels zoals aan de Scheepsdalelaan nummer 14 zijn eerder schaars en hebben in het interbellum geen noemenswaardige voortzetting gekend. Enkele mengvormen kunnen als eclectisch worden omschreven maar zijn ook hier sporadisch terug te vinden.

ARCHITECTUUR UIT HET INTERBELUM

Het stadsbestuur blijft een conservatief beleid aanhouden voor de architectuur van de binnenstad en de ringlaan. Zo worden aan de Komvest in de jaren 1920 en 1930 een aantal huizen met traditionele stijlkenmerken gebouwd. Op de Christus-Koningwijk zelf kennen de historiserende stijlen nog een ruime toepassing. Onder meer bij eenheidsbebouwingen zoals in de Nikolaas Gombertstraat nummers 28-34 (1924-1925) waar de rij begrensd wordt door topgevels.

Naast de behoudende tendens is er echter ook plaats voor eigentijdse architectuur met gevels in art-decostijl en/ of modernistische inslag. Deze worden vooral verwezenlijkt in de residentiële wijk tussen Scheepsdale- en Maria van Bourgondiëlaan. Hoewel doorgaans bescheiden, zijn er toch een groot aantal kwaliteitsvolle gevels die in confrontatie met de architectuur uit de binnenstad verrassend modern aandoen. Een aantal architecten zijn ook actief in de binnenstad en daardoor gebonden aan welomschreven richtlijnen. Op Christus-Koning echter kunnen ze hun talent en creativiteit ontplooien.

Het betreft dikwijls bel-etage woningen, met entresol of met een half ondergrondse garage. Het parement valt op door de verschillende baksteenformaten- en kleuren, verlevendigd met verticaal of siermetselwerk en typische verticale, zogenaamd dudokvoegen. Het metselwerk wordt soms afgewisseld met bepleisterde vlakken of lateien of met geglazuurde bakstenen. Vaak is er een asymmetrie in de gevelopbouw waarbij de zijtravee doorloopt tot boven de kroonlijst. De aanwezigheid van een mansardekamer wordt zichtbaar door geprononceerde vensterpartijen of deurvensters die toegang geven tot een balkon. Geometrie speelt een belangrijke rol enerzijds in de opbouw, onder meer door het plaatsen van erkeruitbouwen soms in combinatie met balkons en luifels. Anderzijds in de gevelversieringen, brievenbussen, balkons, soms met metalen leuningen, of beschilderd glas in lood. De vensters en/ of bovenlichten krijgen soms een horizontale roedeverdeling, deuren of deurpartijen worden versierd met smeedijzer. De bakstenen muurtjes, al dan niet met balustrade, die de voorlanden afsluiten hebben dezelfde stijlkenmerken als de gevel. Scheepsdalelaan nummer 2 van 1932 naar ontwerp van architect Firmin Koentges heeft een gaaf bewaarde art-decogevel met nog de oorspronkelijke kleurstelling. Bij sommige gevels worden onder meer de erkers afgerond, zoals bij Gerard Davidstraat nummer 23, samen met de patrijspoortvensters heeft het de kenmerken van de "pakketbotenstijl". Modernistisch is het huis "Billiet", Maria van Bourgondiëlaan nummer 13 van 1928 en ontworpen door architect Huib Hoste waarbij valt op te merken dat de Stad het ontwerp met plat dak liet vervangen door een traditioneel, hellend dak. De villa Gouden-Boomstraat nummer 54 van circa 1935 is een ontwerp van architect G. Van Houtryve, en verraadt een invloed van het kubisme, onder meer door het spel van volumes en platte daken.

Ook in het interbellum worden mengvormen gerealiseerd waarbij de streekeigen maar gestileerde topgevels, soms met flankerende voluten, hijsbalkgat of oculi worden gecombineerd met hedendaagse elementen; zie Koningin Elisabethlaan nummer 41 en nummer 65.

Een aparte inbreng op Christus-Koning heeft de cottagestijl. Enkele typische elementen worden gebruikt zonder dat men kan spreken van echte cottages. Het beperkt zich tot pseudovakwerk in de geveltoppen, de typische onregelmatige bedakingen, oplopende erkers en inkompartijen onder luifels. Representatief voorbeeld is Lauwerstraat nummer 9 van 1928 naar ontwerp van architect Lucien Coppé.

NA DE TWEEDE WERELDOORLOG

Het hoogtepunt van de bouwactiviteit, afgezien van enkele huizen daterend van vóór 1914, ligt duidelijk tijdens de beide wereldoorlogen. Uit de jaren 1940 en 1950 is geen vermeldenswaardige nieuwbouw voortgekomen. Tegen het eind van de jaren 1950 start men met het bouwen van appartementen. Vanaf de jaren 1960 worden de vrijgekomen hovenierslanden verkaveld en bijhorende landhuizen en kasteeltjes afgebroken. In versneld tempo worden nieuwe straten aangelegd en appartementsgebouwen en huizen opgetrokken om tegemoet te komen aan de steeds groeiende vraag naar huizen buiten de stadskern.


Bron: GILTÉ S., VANWALLEGHEM A. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van DENDOOVEN K. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgebied Christus-Koning, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL11, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Christus-Koning [online], https://id.erfgoed.net/themas/14547 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.