Geografisch thema

Westkerke

ID
14382
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14382

Beschrijving

Westkerke vormt sinds 1976 samen met Ettelgem, Oudenburg en Roksem de fusiegemeente Oudenburg; 1611 inwoners en 787 hectare (2000). Voornamelijk woon- en landbouwdorp met agrarische activiteiten aangepast aan de bodemgesteldheid: op de poldergrond voornamelijk weiland (op natte poelgronden) en akkerland (op de kreekrug); op de zandgronden naast akker- en weiland ook belangrijk aandeel voor tuinbouw, wat zich uit in talrijke serres. Excentrisch, aan de zuidoostrand van de deelgemeente gelegen kerndorp, gesitueerd op de rand van een tertiaire getuigenheuvel waarop ook Roksem ligt. Grootste deel van het grondgebied ten noordwesten in de Vlaamse Kustvlakte, in de zogenaamde polder van "Gistel-Oost-over-de-Waere" (Middelland). Het grondgebied wordt doorsneden door onder meer het Noordleedje, het Zuidersleedje, het Leedje en de Dorpsbeek. De Bourgognevaart ten zuiden, de Moerdijkvaart ten westen, het kanaal Plassendale-Nieuwpoort ten noorden en de Westkerksestraat/Eernegemsestraat vormen grosso modo de natuurlijke grenzen met respectievelijk Gistel (gem. Gistel), Eernegem (gem. Ichtegem), Oudenburg (gem. Oudenburg) en Roksem (gemeente Oudenburg). In de dorpskern snijden twee loodrecht op elkaar liggende verkeersaders zich: de Brugsesteenweg (N 367) volgt op het grondgebied van Westkerke als Gistelsesteenweg het tracé van de historische Oude Bruggeweg (verbeterd in 1755 onder het Oostenrijkse gezag). Belangrijke ontsluiting voor de gemeente Oudenburg met afrit van de E-40 autoweg Brussel-Jabbeke-Nieuwpoort.

Door aanwezigheid van kleilagen en zandsteenlagen is de Tertiaire verhevenheid ter hoogte van Roksem en Westkerke (zeeafzettingen 65-2 miljoen jaar geleden) beter bestand tegen erosiewerking tijdens de ijstijden van het Quartair. Zo ontstaat de huidige getuigenheuvel op de rand waarvan de dorpskern is te situeren. Op het einde van het Pleistoceen (Weichsel-ijstijd, circa 10.000 voor Christus) afzetting van pleistoceen zand door windwerking, waardoor de getuigenheuvel deel gaat uitmaken van de oost-west-gerichte dekzandruggen van de Zandstreek. Tegelijkertijd vorming van een duinengordel langs de toenmalige meer noord-westgelegen kust. Tussen de zandstreek en de duinengordel ontstaat een uitgestrekt veenmoeras, dat door verschillende zeespiegelrijzingen en -dalingen tussen de 2de eeuw voor Christus en de 11de eeuw, overdekt wordt door kleiafzettingen, die aan de basis zullen liggen van de vruchtbare polders. In de vroege middeleeuwen werden deze gebieden, gekenmerkt door kreken, ingepolderd (Middelland). Het oppervlak daalde door de uitdroging en dus inkrimping van het sterk waterhoudend veen. De kreekbeddingen bleven op hun oorspronkelijk niveau liggen, omdat de materialen waaruit ze bestaan (zand) weinig aan inkrimping onderhevig waren. Langs de Moerdijk- en Bourgognevaart vindt men daardoor een kreekrug. De ontwatering van de Polderstreek gebeurt door de watering van Gistel-Oost-over-de-Ware, ten oosten van de Moerdijkvaart (vroeger Waerevaart). De polder wordt sinds 1929 bemalen in de Moerdijkvaart, die uitmondt in de vaart Plassendale- Nieuwpoort in Oudenburg; deze vaart loost in de haven van Nieuwpoort. Een strook van circa 200 meter ten noorden van de Bourgognevaart staat nog steeds vaak onder water, omdat de bemaling niet optimaal is.

Roksem is de oudste nederzetting in de streek met eerste vermelding in 745. Roksem hangt met een priorij af van de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars. Vanuit deze christelijke haard begint de evangelisering. In de 8ste eeuw ontstaat ten westen van Roksem, op het kruispunt van de Oude Bruggeweg en de historische weg Oudenburg-Eernegem een nieuw gehucht. Door de verdere aangroei, circa 800- 850 zag het prioraat van Roksem zich verplicht daar een kapel te bouwen, waarschijnlijk een houten kerkje. In die zin voor het eerst in 877 in een diploma of bevestigingsoorkonde van Karel de Kale aan de Sint-Bertijnsabdij vermeld als "Vvistkirka" of "kerk ten westen (van Roksem)".

Westkerke ontwikkelt zich vrij snel als onafhankelijke Sint-Audomarusparochie. Als scheidingslijn tussen Roksem en Westkerke gebruikt men grosso modo de historische weg tussen Oudenburg en Eernegem. Al wat links lag, was Westkerke, het rechtergedeelte bleef bij de parochie Roksem. Als patroonheilige koos men Sint-Audomarus, een gewezen abt van de Sint- Bertijnsabdij. Westkerke speelt onder leiding van de abdij (haar patronaatschap wordt gedurende 11de, 12de en 13de eeuw herhaaldelijk bevestigd) een belangrijke rol als uitvalsbasis in de schapenbeweiding en de eerste inpolderingen van de kustvlakte. Westkerke wordt hiermee één van de oudste parochies van het poldergebied. In de middeleeuwen bestaat Westkerke uit dorpskern ten zuidoosten op smalle beschermende getuigenheuvel, met ten westen een groot pastoraal gebied in de jonge Kustvlakte. De parochie valt wellicht al vanaf de 11de eeuw onder de dekenij Oudenburg, vanaf 1803 onder de dekenij Gistel; maakt deel uit van het bisdom Doornik, Brugge (1559), Gent (1801) en Brugge (1834). De Tempeliers bezitten in 13de eeuw een kleine hofstede in Westkerke en innen er tienden, net zoals de abdij van Oudenburg.

Bestuurlijk maakt Westkerke gedurende de Frankische periode deel uit van de kleine Vlaanderengouw of "pagus Flandrensis", vanaf tweede helft 9de eeuw van het graafschap Vlaanderen. De gemeente behoort gedurende het Ancien Regime tot Gistel-ambacht-Oost-over-de-Ware (Moerdijkvaart die de grens vormt met de gemeente Gistel) binnen de kasselrij het Brugse Vrije. Lenen werden vermoedelijk rechtstreeks gehouden uit het grafelijke bezit en kwamen wellicht niet als heerlijkheden tot ontwikkeling.

Na de vernieling van de St.-Michielskerk te Roksem tijdens de godsdiensttwisten in de tweede helft 16de eeuw (circa 1566), wordt Westkerke vanaf 1651-52 parochie voor de bewoners, een fusie die in 1655 door de bisschop officieel wordt bekrachtigd. Circa 1600 wordt een Onze-Lieve-Vrouw-kapel gebouwd op de grens met Oudenburg, aan de Goedeboterstraat. In 1682 werd het dorp geteisterd door een orkaan, gepaard gaande met watersnood; de jaren daarop plunderen en branden de Franse soldaten het dorp en nemen bewoners gevangen. De kerk van Westkerke wordt herhaalde malen hersteld en verbouwd met recuperatiemateriaal van de kerk van Roksem of met de opbrengt van de verkoop daarvan.

In de 17de en 18de eeuw bloeit Westkerke op: in de 18de eeuw had Westkerke twee keer meer inwoners dan Roksem. Er worden enkele grote boerderijen gebouwd in de polders, en de Waere en Bourgogne worden gedurende de 17de eeuw bevaarbaar gemaakt (huidige Moerdijkvaart en Bourgognevaart). Bij de Waerebrug ontstaat een gehucht met enkele hoeves, een brouwerij en druk bezochte herbergen, waarin tevens het gemeentehuis was gevestigd. In 1755 trekken de Oostenrijkers de Oude Bruggeweg, die reeds in de Romeinse tijd bestond, recht tot een steenweg (huidige Brugsesteenweg-Gistelsesteenweg). Ook rond dit knooppunt zijn sinds de 18de eeuw enkele herbergen gesitueerd.

Gedurende de 19de eeuw, verdere concentratie op de landbouw, met de bouw van enkele grote nieuwe hoeves, vervanging van de oude houten Waeremolen door een nieuwe stenen beltmolen in 1835 en bouw van molen vlakbij de kerk in de tweede helft van de 19de eeuw. Opmerkelijke bedrijvigheid met het stichten van scholen, langs de Oude Bruggeweg en de Gistelsesteenweg.

Pas in het begin van de 20ste eeuw komt er naast de landbouw een nijverheidsbedrijf in de gemeente, namelijk exportslachterij op de Brugsesteenweg. Gedurende de Eerste Wereldoorlog opgenomen op het tracé van verscheidene militaire tramlijnen (onder andere Sint-Pieterskapelle - Snellegem uit 1917); allen opgebroken onmiddellijk na de oorlog. De Waerevaart en Bourgognevaart verliezen hun belang en zijn niet meer bevaarbaar in de tweede helft van de 20ste eeuw.

Westkerke kent tot medio 20ste eeuw een verspreide bewoning met duidelijke historisch gegroeide bewoningsconcentratie op het kruispunt van de historische Gistelsesteenweg en de Westkerksestraat/Eernegemsestraat. Naast de lintbebouwing komt in 1968 de wijk met Zuidlaan, Eikenlaan en Berkenlaan tot ontwikkeling; begin jaren 1990 uitbreiding tussen Gistelsesteenweg, Eernegemstraat en Pardoenstraat.

Kerndorp. Straatdorp geconcentreerd rond de Gistelsesteenweg: oost-west-lopende hoofdstraat getypeerd door de St.-Audomaruskerk met pastorie op het kruispunt met de andere invalswegen. Klein 18de-eeuws gehucht aan de Waerebrug. Uitlopers van 19de en 20ste eeuw langs de invalswegen: de Brugsesteenweg, de Eernegemsesteenweg en de Westkerksestraat. Vrij goed bewaarde structuur van het dorp, zie Ferrariskaart (1770- 1778) en Atlas der Buurtwegen (1843).

Traditionele dorpsbebouwing, voornamelijk bestaande uit 19de- eeuwse arbeiderswoningen, al dan niet met vernieuwd parement. Tussen deze bebouwing in, enkele oudere kleine hoeves, waarin vroeger vaak een herberg was gevestigd.

Buiten de dorpskom, verspreide hoevebouw voor veeteelt en/of landbouw; daarnaast veel tuinbouwbedrijven: talrijke serres. Hoevegebouwen dateren van 18de en 19de eeuw, maar gaan vaak terug tot de 17de eeuw. Meestal losse bakstenen bestanddelen onder zadeldak, waarvan sommige als typische polderhoeve U-vormig rond het erf geschikt, met centraal op de achtergrond het boerenhuis. Boerenhuis meestal losstaand, zonder geïncorporeerde stallen. Oudste hoevegebouwen zijn laag en worden witgekalkt. 19de-eeuwse gebouwen gekenmerkt door een verzorgde baksteenbouw met sierelementen; typische boerenhuizen van anderhalve bouwlaag met deuromlijsting van gesinterde baksteen.

Ten zuiden van de Gistelsesteenweg enkele nieuwe verkavelingen.

  • BERINGS C., Het oude land aan de rand van het vroeg-middeleeuwse overstromingsgebied van de Noordzee. Landname en grondbezit tijdens de Middeleeuwen, in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, jg. 34, 1985, 37-84.
  • KYNDT O., De school 'Een monument in elk leven', in Oost over de Waere, nr. 4, 1997, 71-75.
  • KYNDT O., Glasramen in de Sint Audomaruskerk en de kloosterkapel te Westkerke, in Oost over de Waere, nr. 1, 1998, 25-28.
  • KYNDT O., De Waeremolen of Vandammemolen te Westkerke, in Oost over de Waere, nr. 2, 2000, 30-31.
  • DE MEULEMEESTER J. L. (red.), Met zicht op zee, Tielt, 2000.
  • NAERT U., Westkerke: historische bijdragen, Eernegem, 1981.

 


Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van STRUYF J. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oudenburg, Deelgemeenten Ettelgem, Roksem, Westkerke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Westkerke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14382 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.