Geografisch thema

Kontich

ID
13687
URI
https://id.erfgoed.net/themas/13687

Beschrijving

Grotendeels verstedelijkte woonforensengemeente met in 1976 16.070 inwoners en oppervlakte van 1896 hectare.

Bij het uitgraven van de spoorlijn Antwerpen-Mechelen (1905) werden twee waterputten gevonden; over de datering van die waterputten is er onduidelijkheid: sommige auteurs geven als datering ijzertijd (4de-6de eeuw voor Christus); andere auteurs geven als datering middeleeuwen (4de-6de eeuw na Christus). Ze worden in ieder geval niet als Romeins beschouwd. Voorts eiken waterput uit de derde of vierde eeuw bij Hoeve Herfling (1947); waterput in Molenstraat (1953); opgravingen op motte Reepkenslei (1956) en Steenakker-Kapelleveld (1964-1974, zie Ooststatiestraat). Aan Kontich-Kazerne werd een Romeinse vicus opgegraven. Kontich zou zich uitgestrekt hebben tot aan Rupel en Schelde en omvatte Aartselaar, Boom, Hemiksem, Hove, Lint, Mortsel, Niel, Reet, Schelle en Waarloos. Volgens de legende hoorde het graafschap Kontich aan graaf Witger. Zijn dochter, de Heilige Renildis, schonk dit graafschap in de 7de eeuw aan de benedictijnerabdij van Lobbes. Dit bezit ging verloren bij de invallen van de Noormannen, maar vanaf de 11de eeuw kwam de abdij gedeeltelijk opnieuw in het bezit ervan. De schenking in 1149 van de kerk van Kontich met haar afhankelijkheden Waarloos. Hemiksem en Niel, door de bisschop van Kamerijk aan de abdij van Lobbes was dus een bevestiging van het abdijbezit.

Reeds in de 9de eeuw ontstonden drie nieuwe plaatsen in het land van Kontich namelijk Schelle (837), Diezegem te Mortsel (868) en Aartselaar (tussen 858 en 900). De parochie Schelle werd voor 1136 aan het kapittel van Sint-Rombouts te Mechelen geschonken, maar op burgerlijk gebied bleef het tot de 15de eeuw deel uitmaken van Kontich. Mortsel werd parochie voor 1149 en Waarloos, Hemiksem en Niel hadden in 1149 een eigen kerk en pastoor maar bleven afhankelijk van Kontich. Hove werd voor 1251 parochie; Boom, Aartselaar en Reet werden parochies in 1309. Enkel Lint bleef tot de 18de eeuw (1778) afhankelijk van Kontich. Het patronaat werd in 1573 door de abdij van Lobbes geschonken aan kardinaal Granvelle. In 1762 verkreeg de abdij opnieuw het patronaat over de kerken van Kontich, Waarloos, Reet en Aartselaar. Tijdens de middeleeuwen was Kontich op administratief en juridisch vlak ingedeeld in twee gebieden namelijk het Land van Rijen en het Land van Mechelen. Deze dualiteit ontstond nadat in 1238 hertog Hendrik II de volledige jurisdictie schonk aan Wouter Berthout, waardoor het Land van Mechelen ontstond naast het Land van Rijen (onder hertogen van Brabant). Na het uitsterven van het geslacht Berthout, Land van Kleef of Arkel genoemd en verenigd met Land van Rijen onder de hertogen van Bourgondië, doch de twee jurisdicties bleven bestaan om pas in de 17de-18de eeuw te vervagen.

Filips de Schone verkocht onder meer de heerlijkheden Kontich en Waarloos samen met Reet in 1505 aan Antoon Heenkenschoot. Achtereenvolgens in handen van Koenraad Pot (1505), koninklijke domeinen, Franchois Schot (1558), kardinaal Granvelle (1572), Don Francisco Perrenot. Waarloos en Kontich keerden terug bij de hertogen in 1612-15; in 1626 verpand aan Lucas van Opmeer (tevens eigenaar van Groeningenhof) en definitief verkocht in 1644. Opgevolgd door Francisco Lopes-Franco-YFeo (1651). Tot einde van het Ancien Regime bleef het Groeningenhof en de heerlijkheid in handen van familie Franco-Y-Feo.

Leen- en laathoven op grondgebied Kontich waren: "Boutersem" (zie Ooststatiestraat), " Pluysegem ", "Ykele", "Vrijsel" (zie Baddenbroekse hoeven Groeningenlei), "Berchem" (zie Motte Reepkenslei), "ten Eekhoven" of "Blauwe steen" en tenslotte het "hof van Eindonk" of "Heindonk". De lenen van het hof van Mechelen "Boutersem", "Pluysegem" (ten noorden van dorpskern; vermeld vanaf 1250, versterkt en omwaterd kasteel met hoeven in de 15de eeuw en verdwenen in de 19de eeuw) en "Ykele" (cijnshof) werden verenigd in de 15de eeuw met zetel op Boutersemhof en in 1567 verkocht aan de toenmalige heer van Kontich Franchois Schot. "Ten Eekhoven" of "Blauwe steen" (leen van Brabant) klimt op tot einde 13de eeuw en groeide uit tot een kasteeltje in de 15de eeuw en tot pachthoeven met stenen toren in de 18de eeuw. Het "Hof van Eindonk" (leen van het Hof van Mechelen) gevestigd in Duffelshoek naast "Babbelkroon", bleef een landbouwuitbating, terwijl het naastliggende "Babbelkroon" uitgroeide tot een speelhof.

De hertogen van Brabant (Land van Rijen) hadden onder meer een enclave in de dorpskern namelijk Sint-Martinuskerkhof, terwijl de Berthouts (Land van Mechelen) in het bezit waren van het overgrote gedeelte van de dorpskern. De dualiteit tussen Land van Rijen en Mechelen deed twee kerken ontstaan in de dorpskom namelijk op grondgebied Land van Rijen de toenmalige Sint-Martenskerk in en op het huidige Sint-Martinusplein. Deze kerk stond buiten het vroegere dorp en dateerde uit de 7de of 8ste eeuw, werd voor eerst vermeld in 1396 en vernield in de 16de eeuw; tenslotte vervangen door kapel in 1569 die verdween in 1863. Enkele meters verder stond een Onze-Lieve-Vrouwekerk met kerkhof zijnde de huidige Sint Martinuskerk op grondgebied Land van Mechelen. Deze laatste werd tussen 1088 en 1149 opgericht op de vroegere Frankische biest die buiten gebruik was geraakt. Na brand van de Sint-Martinuskerk in de 16de eeuw werd de kapelrij overgebracht naar de Onze-Lieve-Vrouwekerk.

De eerste bebouwing te Kontich ontstond uit een kleine nederzetting in de kromming van de heerbaan die door de Franken werd uitgebouwd tot biest. Stilaan groeide het van een agrarische nederzetting tot een eigenlijke dorpskern in de onmiddellijke omgeving van de Onze-Lieve-Vrouwekerk en dit voornamelijk in de 18de eeuw. Ondertussen had het dorpscentrum heel wat te lijden door de brand op 23 april 1538 met als brandhaard de huidige Varkensmarkt. Een groot aantal huizen, meestal opgetrokken in vakwerk gingen toen in de vlammen op. Enkele jaren later namelijk in 1542 gingen nogmaals een aantal gebouwen in de vlammen op bij de doortocht van de troepen van Maarten van Rossem. Op 1 augustus 1572 brandde de kerk af, wat ook veel schade in de omgeving veroorzaakte. Bij de laatste grote brand op 3 april 1686 in het dorpscentrum bleef gelukkig de kerk gespaard. Ook stormen veroorzaakten heel wat schade, onder meer deze van 9 mei 1820 en 5 juli 1828. De grote uitbreiding echter is te situeren in de tweede helft van de 19de eeuw na aanleg van de spoorwegen Antwerpen-Boom en Antwerpen-Mechelen; en in de 20ste eeuw.

De huidige dorpskern ligt in het noorden van de gemeente en bestaat uit een rechthoekig plein gedomineerd door Sint-Martinuskerk en gemeentehuis, gelegen aan de kruising van de voornaamste wegen namelijk Molenstraat (noordwest, richting Aartselaar), Antwerpsesteenweg (noordoost) en Mechelsesteenweg (zuiden). Het oudste gedeelte is te situeren ten zuiden van het plein tussen Mechelsesteenweg en Antwerpsesteenweg en omvat Magdalenastraat - Sleutelstraat-Sint-Jansplein met een kleinschalige bebouwing van hoofdzakelijk arbeiderswoningen. De straten ten noorden van het plein en de Antwerpsesteenweg kwamen tot stand vanaf de tweede helft van de 19de eeuw bij aanleg van de spoorweg Antwerpen-Boom met ten westen het station in de Molenstraat. Deze straten bevatten een lintbebouwing van eenvoudige bakstenen burgerhuisjes van twee bouwlagen, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het overige gedeelte van de dorpskern zoals Molenstraat, Mechelsesteenweg bevatten een lintbebouwing van burger- en handelshuizen uit het vierde kwart van de 19de eeuw en de 20ste eeuw waartussen nog enkele kleinschalige woningen, terwijl de Antwerpsesteenweg een eerder residentieel karakter heeft met zijn grote burger- en landhuizen uit het vierde kwart van de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw. Tussen deze dorpskern en de in 1938 aangelegde wegomlegging tussen Antwerpse en Mechelsesteenweg (Koningin Astridlaan) werden na 1960 een aantal villawijken getrokken. De Stationswijk neemt het uiterste westen van de gemeente in, terwijl het zuidoosten ingenomen wordt deels door landbouwgrond en deels door lichte industrie. Ten zuidwesten ligt het zogenaamd "domein Tanghof" middenin agrarisch gebied en recente villawijken ten noorden van de Reepkenslei en aan de zuidzijde van het kasteel. Gelukkig bleef het noordwesten met het waardevolle agrarisch gebied rondom het zogenaamd "Groeningenhof" gespaard van verkavelingen.

  • DE GROODT R., Kontich - Leen - en laathoven, in Oudheid en kunst. Algemeen tijdschrift voor Kempische geschiedenis uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundigen kring voor Brecht en omstreken, jaargang XXIX, 1938, aflevering 4, p. 107-115.
  • DE LATTIN A., Omzwervingen in de provincie Antwerpen. Het labeurgewest bezaiden Antwerpen tot aan de Nete, 1953, (gestencileerd) p. 38-42.
  • GOETSCHALCKX P.J., Geschiedenis der parochie Contich, in Bijdragen tot de geschiedenis, nieuwe reeks, jaargang XIV, Antwerpen, 15 oktober 1922, p. 1-29; nieuwe reeks, jaargang XIV, Antwerpen, 15 juni 1923, p. 323-383.
  • GOETSCHALCKX P.J., Contich, in Bijdragen tot de geschiedenis, jaargang XIII, Ekeren, juni 1914, p. 273-288.
  • Kontich. Gemeentegids 1976, sine loco, 1976.
  • LAENEN J., Contich, in Bijdragen tot de geschiedenis, nieuwe reeks, jaargang XIV, Antwerpen, 15 augustus 1923, p. 471-475.
  • SCHOBBENS J., Les environs d'Anvers I, Brussel [1930], p. 233-235; 238-240.
  • SOMERS E., De oude heerlijkheid Kontich, in Natuur- en stedenschoon, maandschrift der vereniging voor natuur- en stedenschoon, jaargang XXIV, nummer 6, juni 1951, p. 59-61.
  • STOCKMANS J.B., Contich, Reeth en Aartselaar, in overdruk uit: Bijdragen tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom, 1903-1904.
  • VAN HERCK J., De stem van de monumenten, in Gemeente Kontich, Monografie en Gids, Uitgave van het gemeentebestuur Kontich (1966), p. 11-13.
  • VAN PASSEN R., Geschiedenis van Kontich, uitgave van het gemeentebestuur Kontich, 1964.
  • VAN PASSEN R. en OLYSLAGERS J., Kontich in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
  • VAN PASSEN R., Kontichse geschiedenis in vogelvlucht, in Gemeente Kontich, Monografie en Gids, uitgave gemeentebestuur Kontich (1966), p. 7-10.
  • VAN PASSEN R., Toponymie van Kontich en Lint, Gent, Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde, 1962.

Bron: PLOMTEUX G., STEYAERT R. & WYLLEMAN L. 1985: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10n2 (Ho-Ra), Brussel - Gent.
Auteurs: Wylleman, Linda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kontich [online], https://id.erfgoed.net/themas/13687 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.