Geografisch thema

Kortrijkstraat

ID
10797
URI
https://id.erfgoed.net/themas/10797

Beschrijving

Dé winkelstraat in het historische stadscentrum die straalsgewijs vertrekt vanaf de zuidwestzijde van de Markt, aan het kruispunt met de Ieperstraat, met gebogen tracé zuidwestwaarts tot aan het kruispunt Sint-Michielstraat - Vredestraat - Stationstraat - Kasteelstraat.

Oudste vermelding van de "Curtreecstrate" in 1366; later als "Corterijcstrate" (1373) en "Curtrijcstrate" (1380). Vormt, na aanhechting in 1390 van de "Kromme Wal", een deel van de heerlijkheid Willecomme dat zich uitstrekt tussen de Poekebeek, de Bruggestraat en de Krommewalstraat, samen met de Bruggestraat een noord-zuid-as in het grosso modo vierkante grondplan van het middeleeuwse schependom, mogelijk teruggaand op een oude doorgangsroute. Eertijds tevens de grens tussen de "Recollectencerc" enerzijds en de "Raemcerc" en "Hulstcerc" anderzijds volgens het eerste landboek van Tielt-binnen van 1635.

De straat is tot in het midden van de 16de eeuw afgebakend met "balies", een soort slagbomen, met toenmalig zuideinde aan de huidige Luchtbalstraat (westzijde) en de huidige Oude Stationstraat (oostzijde), waarbij ook de bebouwing van het blok tussen de huidige Oude Stationstraat, Grote Hulststraat en Steenstraat tot de Kortrijkstraat behoort.

De Thieltsche Mengelingen vermelden twee hofsteden in het landelijke Tielt-binnen, onder meer een in de Kortrijkstraat (1380). Tevens bevindt er zich een "stove" of openbaar badhuis, in 1463 vervangen door een nieuwe "stove" op het einde van de Bruggestraat, net voorbij de Poekebeek.

Enkele gekende middeleeuwse namen van huizen in de Kortrijkstraat zijn "De Stove", "Het Gruuthof", "Ter Meersch", "'t Wielken", "Het Poekhof", "De Zwane", "De Sterre", "Het Moriaenshooft" en "'t Cleen Haecxken". In het eerste landboek van Tielt-binnen van 1635 wordt nog de huisnaam "De Raecke" vermeld. In 1545 wordt aan de oostzijde van de straat een molenvijver gegraven, dit ten behoeve van de ambachten (onder meer wassen van lakens), ter bevoorrading van de fontein op de Markt en als permanente waterreserve (onder meer bluswater). Deze vijver wordt door een gracht en stenen buis verbonden met de reeds bestaande vijver aan de Hoogstraat - Vijverstraat.

In 1564 sticht scholaster Jan Hame bij testament enkele gebouwtjes aan de dis om arme weduwen onderdak te bieden; dit weduwenhuis wordt gesitueerd "thenden der bailghe vande Curtrickstrate". In 1579 krijgt de Kortrijkstraat een nieuwe bestrating.

Niettegenstaande het nog grotendeels agrarische karakter van Tielt-binnen in de middeleeuwen, is in de 16de eeuw in de Kortrijkstraat een weefhuis gevestigd.

Op vraag van deken Jan De Mol vestigen de Minderbroeders of Recolletten zich in 1624 in de stad, aanvankelijk op het "Gruythof", een domein tussen de Kortrijkstraat en de Nieuwstraat, tot ze in 1634 verhuizen naar het ruimere "Poekhof" tussen de Kortrijkstraat en de Ieperstraat waar ze een nieuw klooster oprichten. Het circa 1644 voltooide kloosterpand bestaat uit een pandgang, kapel, refter, keuken, kapittelzaal, ziekenzaal en gastenkamer en wordt later nog uitgebreid met een brouwerij (1651). De kapel brandt in 1660 grotendeels af. Vanaf 1661 wordt deze vervangen door een sobere barokke kloosterkerk (1707, portaal van 1727) die tot op heden bewaard is (zie nummer 17).

Op de kopergravure opgenomen door Antoon Sanderus (1641-1644) wordt langsheen de Kortrijkstraat vrijstaande eenlaagsbebouwing van voornamelijk diephuizen weergegeven; tevens weergave van het klooster van de Minderbroeders met toegangspoort aan de straat en achterliggende grote tuin. De hoek met de Ieperstraat ligt zuidelijker dan de huidige toestand zodat de ruimte ten zuiden van de Sint-Pieterskerk bij de Hoogmarkt aansluit en afgezoomd is door imposante woonhuizen.

Bij de teistering van de stad door de Spaanse troepen in 1645 en de terugtrekking worden enkele huizen in de Kortrijkstraat in brand gestoken.
In het tweede kwart van de 17de eeuw vaardigt het stadsbestuur een pestreglement uit waarbij in de Zandwijk langs de Kortrijkstraat een groot pand en dertien kleine woningen ingericht worden als pesthuisjes, ook gekend als "de Kluize", waar de Minderbroeders de zieken verzorgen.
In 1688 brengen de Minderbroeders de Latijnse school of humaniora over vanuit de Ieperstraat naar het groot huis van "de Kluize"; de kleine pesthuisjes worden door de stad verhuurd.

De paters laten in 1704 hun kloostertuin door een gracht omringen waarvoor ze van het gemeentebestuur toelating krijgen om water uit de Kortrijkstraatvijver te halen; in 1716 echter weer gedempt en door een lange muur vervangen. Nadat de dochters van de voormalige burgemeester Jan Van Ryckegem en Petronella De Bouserie vanaf 1693 een aantal renten aan de armendis schenken, bouwt één van hen, Petronella, in 1705 achter haar woning nabij het pand van de Minderbroeders, drie huizen voor het onderbrengen van weesmeisjes en (aanvankelijk) arme weduwen. In 1710 wordt de stichtingsakte van het meisjesweeshuis ondertekend, dat bestaat uit onder meer het grote woonhuis, de nieuw opgetrokken woningen, de kapel en de ovenbuur. In de loop van de 18de eeuw kent de instelling een gestage groei en uitbreiding met onder meer een hoeve.

Na sloop van de pesthuisjes wordt in 1720-1721 het nieuwe collegegebouw van de Minderbroeders opgetrokken naar ontwerp van de Gentse architect Jan Pauwels (zie nummer 59). In 1776 wordt de haakse toegangsdreef tot het klooster met linden afgeboord (zie Patersdreef).

Op een kaart van de "Hoeberghtiende" in Tielt-buiten getekend door landmeter Franciscus De Bal in 1738 wordt een deel van de Kortrijkstraat weergegeven met onder meer de "Meulevyver". Het stadsplan van Philip Jan Lemaieur van 1786 geeft reeds grotendeels aaneengesloten bebouwing weer langsheen de Kortrijkstraat.

Een ontwerpplan van 1788 door landmeter A. Lefebvre voor de herstelling en rechttrekking van de steenweg naar Wakken geeft de primitieve noord-zuidas in Tielt-binnen weer, waarbij de Markt via het noordelijk deel van de Kortrijkstraat en de huidige Steenstraat ter hoogte van het Stokt met de weg naar Wakken wordt verbonden. Tijdens de Franse Revolutie (1798) wordt in het college een "Tempel der Wet" opgericht en wordt het meisjesweeshuis onder toezicht geplaatst van de Bestuurlijke Commissie voor de Burgerlijke Godshuizen; laatstgenoemde wordt vanaf 1809 opnieuw door religieuzen bestuurd.

Volgens de herbergentelling van 1807 zijn, met uitzondering van de Markt, in de Kortrijkstraat de meeste herbergen gelegen, met name tien uitbatingen, onder meer "Saint-Pierre", "L'Etang", "L'Etoile", "La Bergère", "Croix Blanche", "Au Canon" en "Au Levrier".

In 1831 voert men een grondige reorganisatie door van het meisjesweeshuis, waar tevens onderricht gegeven wordt in het spinnen. In 1852 komt de leiding ervan in handen van de Zusters van de Heilige Vincentius van Deftinge. In 1888 wordt het weeshuis bestuurlijk verenigd met het in 1850 gestichte jongensweeshuis aan de Deken Darraslaan, naar waar de overplaatsing in 1891 gebeurt. Het domein van de stichting Van Ryckegem wordt in 1892 verkaveld en openbaar verkocht, waarbij de opbrengst en het archief overgaan naar het Bureel van Weldadigheid. In 1842 bouwen de paters een nieuwe school met kapel om het "Institut Saint-François" in onder te brengen, de Franse School die van 1836 tot 1866 bij het college gevoegd is. In 1848 verlaten de Minderbroeders het college dat definitief erkend wordt als bisschoppelijk college waarbij het bestuur overgelaten wordt aan priesters van het bisdom.

In 1854 dempt men gedeeltelijk de vijver in de Kortrijkstraat; in 1873 wordt het resterend deel ervan voorzien van een nieuwe kaaimuur en een ijzeren hek.

Uit de volkstelling van 1834 blijkt dat in de Kortrijkstraat 195 spinnenwielen staan opgesteld ten behoeve van de huisnijverheid en de spinschool, wat het grootste aantal is in het Tieltse stadscentrum. Ook wonen er enkele "blauwververs", "kalanders" en "weefkammakers". In 1853 krijgen de gebroeders Goethals de toelating om de eerste stoommachine van de stad te plaatsen in hun olie- en graanmolen in de Kortrijkstraat. Tevens zijn er twee brouwerijen gelegen, onder meer van Isidore Colle die in 1872 de brouwerij van zijn oom Albinus overneemt (zie nummer 80), later overgenomen door zijn zoon en latere burgemeester René Colle die zich zal vestigen in de Hoogstraat (zie Hoogstraat nummer 26); de brouwerij blijft in de Kortrijkstraat.

Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw vestigen zich in de straat vele textielfabrikanten. Jules Wauters, "negociant in wollen stoffen" en later fabrikant, betrekt in 1869 een groot herenhuis op de noordelijke hoek met de Ontvangerstraat, waar hij achterin zijn ruime tuin een atelier voor het scheren van wol en een magazijn laat optrekken (zie Ontvangerstraat). Het fraaie herenhuis met inrijpoort gemaakt door de firma Edmond Plettinck, fraaie smeedijzeren balkonleuning, Onze-Lieve-Vrouwbeeld in hoeknis, uitkragend torentje aan de achterzijde en rijkelijke interieuraankleding met onder meer gesculpteerde bordestrap en geschilderde wandbespanningen, wordt in 1999 gesloopt voor nieuwbouw. Door de samenwerking van Jules Wauters met fabrikant Victor De Volder, vestigt laatstgenoemde zich tijdelijk in de Kortrijkstraat. Ook fabrikant Victor Billiet-Waelkens, die aan de Hulststraat een atelier heeft voor productie van matrassen en gewatteerde bedspreien (zie Hulststraat nummer 11), woont in de straat. Charles-Louis Vande Vyvere, zoon van textielfabrikant Jean-Baptiste Vande Vyvere (zie Hulstplein) heeft er een wolweverij en drankslijterij.

In 1864-1866 wordt het bestaande voorgebouw van het college opgetrokken naar ontwerp van architect Angelus De Lancker. In 1866 wordt er een aangenomen lagere school ingericht als gemeentelijke betalende lagere school, die er blijft tot de overbrenging naar de Lakenmarkt in 1872.
In 1879 wordt een betalende en kosteloze lagere jongensschool ingericht in respectievelijk het Sint-Jozefscollege en de Sint-Michielschool, laatstgenoemde gelegen aan de oostzijde van de straat.

Tijdens de schoolstrijd in 1882 wordt de betalende jongensschool overgebracht naar de Sint-Godelieveschool in de Ieperstraat (zie Ieperstraat nummers 44-48) tot de verhuis in 1886 naar de Sint-Godelieveschool op de hoek van de Kerkstraat en Krommewalstraat, waar in 1899 ook de kosteloze Sint-Michielsschool wordt ondergebracht (zie Kerkstraat nummer 13, Krommewalstraat nummer 1). De vrijgekomen lokalen van de Sint-Michielsschool worden met financiële hulp van de familie Mulle de Terschueren ingericht voor de congregatie en de patronage; de bovenzaal wordt concert- en gildezaal, later "Jeugdhuis" en "Vijverhof".

Nog in 1882 wordt een voorbereidende afdeling voor de humaniora opgericht, gekend als het "Sint-Michielsgesticht" of Klein College met internaat (zie nummer +59).

In de periode 1897-1905 wordt het oudere 18de-eeuwse gedeelte van het college gesloopt en uitgebreid met een nieuwbouw voor kapel, klassen en slaapzalen. Bij het Sint-Michielsgesticht wordt in 1903 een nieuwe kapel ingezegend.

Door de aanleg van de Stationstraat (1873) en de Sint-Michielstraat (1890) ontstaat aan het zuidwesteinde van de Kortrijkstraat het kruispunt "De (Katte-)Knok", later gekend als "De Vierhoek" naar een gelijknamige begin 20ste-eeuwse herberg op de hoek met de Sint-Michielstraat. Langs dit kruispunt rijdt op het einde van de 19de eeuw de tram van het station naar de Markt.

Op het stadsplan van circa 1880 getekend door onderwijzer Edmond De Slypere zijn onder meer het klooster van de Minderbroeders, de collegegebouwen en de congregatiezaal te zien.

In 1880 tijdelijke vestiging van de zusters van het Sint-Rochusgesticht, een afdeling van de Zusters van het Geloof, die vanuit de Ieperstraat (zie Ieperstraat nummers 32-42) overkomen tot de verhuis in 1895 naar een pand op de hoek van de Krommewalstraat en de Peperstraat (zie Peperstraat nummer 13).

Ook op het einde van de 19de eeuw - eerste helft 20ste eeuw zijn er nog vele herbergen gelegen, onder meer "Moderne", "De Spiegel" - later "Dzing's" (zie nummer 8), "'t Putje", "'t Belfort", later gekend als "Breughel", "De Stad Kortrijk" (zie nummer 30), "Het Zonneke", "De Katholieke Kring" ook gekend als "Den Tap", ingehuldigd in 1863 als lokaal voor de muziekmaatschappij "De Goede Vrienden" en tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de Duitse Casino's, "De Sterre", "De Zalm", "La Cour de Flandres", "Sint-Anna", "De Tulpaene" op de hoek met de Oude Stationstraat, later gekend als "De Rooster" en vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog (zie nummer 114), "De Gouden Kloef", "Den Kleinen Beer", "Java" met patisserie, "'t Kanon" op de hoek met de Patersdreef, "Café Michot", "De Gouden Zetel", later gekend als "De Drie Laarzen", "De Vlasblomme", later "De Pasteibakkerij", "De Rooster" met Ford-garage, "De Lodie" op de hoek met de Luchtbalstraat, achtereenvolgens gekend als onder meer "De Wante", "De Kuiperij" en "De Stad Ronse" en vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog, en "De Vierhoek" op de hoek met de Sint-Michielstraat, later gekend als "De Zwerver". De meeste uitbatingen zijn in de loop van de 20ste eeuw stopgezet, waarna veelal handelszaken in de ver- of herbouwde panden worden ondergebracht.

Gekende handelszaken die in het eerste kwart van de 20ste eeuw in de Kortrijkstraat gevestigd zijn, zijn onder meer "Amerikaansch Huis", wellicht het geboortehuis van dichter Leo D'Hulster (1784-1843), de machinehandel van Alberic Verbeke die in de jaren 1920 verhuist naar de Nieuwstraat (zie Nieuwstraat nummers 10A-10B), de drukkerij en boekhandel Jules Vervenne-Juliana Missant (1904) als opvolger van de drukkerij Leonard Van Welden-Maria Debacker, de uitgeverij van Pieter Pollet (zie nummer 13), de winkel van koperslager Emile Christiaens, de meubelmakerij van Richard Claeys en Zonen, de zaak van sigarenfabrikant Joseph Van Steenkiste met een fabriek aan het Rameplein (zie nummer 44) en de gespecialiseerde voedingsfirma "Tieltse Halletoren" (producten met premies) met vestiging in de Kortrijkstraat, tijdens het interbellum overgebracht naar de Hoogstraat.

Tevens vestigen zich hier in deze periode diverse bankinstellingen in de bestaande herenhuizen. Bankier Louis-Henri Loontjens, lange tijd voorzitter van de Katholieke Kringen van het arrondissement Tielt en behorend tot de gekende familie Loontjens die de historische hoeve "Groot Tomme" in het bezit heeft (zie Rijkegemkouterstraat nummer 1), is hier in een herenhuis met grote tuin gevestigd, later gebruikt door het Sint-Jozefscollege en in de jaren 1970 gesloopt voor de bouw van een warenhuis.

Op de hoek met de Oude Stationstraat bevindt zich eertijds het "Kristen Volkshuis" met volkswinkel, feest- en schenkzaal, later gekend als "De Gilde" (thans verdwenen).

In 1909 wordt, ter vervanging van het postgebouw in de Tramstraat, een nieuw postgebouw in de Kortrijkstraat opgetrokken naar ontwerp van stadsbouwmeester Gustaaf Hoste (zie nummer 42).

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bevindt de Tieltse "Kommandantur" zich in de Kortrijkstraat, later overgebracht naar het *herenhuis "Mulle de Terschueren" in de Ieperstraat (zie Ieperstraat nummers 44-48), met ernaast, in het "huis Duthoit", het "Meldeamt" waar de opeisingen gebeuren om te werken voor de Duitse bezetter, later eveneens overgebracht naar de Ieperstraat. In de "Katholieke Kring" is de mess van de hogere officieren van het IVde Duitse leger ondergebracht, ook gekend als "Casino nummer 1". Voor de vlotte verbinding tussen dit restaurant en het hoofdkwartier in de Hoogstraat (zie Hoogstraat nummer 26) wordt speciaal voor hertog Albrecht von Württemberg en de hoogste officieren een verbindingsweg geplaveid, de huidige Vijverstraat. "Casino nummer 2" is het "Ubernachtungsquartier" voor officieren op rust. In de lokalen van het "Vijverhof" kunnen de soldaten films bekijken, net als in de zaal "Oud Thielt" (zie Krommewalstraat nummer 6) en het "Gildhof" (zie Sint-Michielstraat nummer 9).

De Zusters Passionistinen, die door de bezetter worden verdreven uit hun slotklooster (zie Blekerijstraat nummer 22), vinden een onderkomen in het Sint-Jozefscollege. De lokalen van het Sint-Michielscollege worden achtereenvolgens opgeëist door Belgische vrijwilligers, de burgerwacht van Ronse en de Duitse soldaten, en, na de bevrijding, door de Franse troepen. De studiezalen en klaslokalen van het college en van het Sint-Michielsgesticht worden ingericht als stallingen voor paarden en enkele klaslokalen van het college als bevoorradingsmagazijn van het "Allgemeines Oberkommando".
De oude molenvijver wordt tijdens de oorlog volledig gedempt met aarde afkomstig van de afgraving van de door de bezetter bevolen aangelegde Dwangstraat. Tevens worden enkele panden vernield door bombardementen, onder meer op de hoek met de Oude Stationstraat.

Joseph Pattyn, die in de jaren 1920 een schoenfabriek heeft in de Kortrijkstraat, richt circa 1931 het textielbedrijf "Pattynco" op, een vennootschap met onder meer Georges Van Daele, Joseph Baert en de schoonbroers Oscar Vermeersch, Germain Beert en Alphonse Wittevrongel. De mechanische weverij heeft slechts een viertal getouwen en produceert voornamelijk paanstoffen voor de uitvoer naar het toenmalige Belgisch Kongo. Na het faillissement circa 1936 volgt de sloop van de fabriek in 1967.

In 1929 wordt het oorlogsgedenkteken dat in 1921 naar ontwerp van Karel Lateur opgericht is aan de westzijde van de Sint-Pieterskerk, overgebracht naar het plein vóór het huidige "Vijverhof".

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het college een toevluchtsoord voor vluchtelingen en wordt het tijdelijk ingenomen door het Belgisch militair hospitaal en door de Duitse bezetter.

Eind jaren 1950 worden de tramsporen opgebroken in de Kortrijkstraat.
Het neogotische complex van het Vijverhof wordt in 1966 omgebouwd tot ontmoetingsruimte en nogmaals aangepast in 1992 (zie nummers 66-68).
In 1971 worden noviciaat en bibliotheek van het Minderbroedersklooster gesloopt voor de aanleg van de parking aan het huidige Minderbroedersplein. In de jaren 1970 is er een ontwerp-BPA voor de gewenste ontsluiting van de parking waarvoor men de sloop voorziet van het intussen vervallen herenhuis "Mulle de Terschueren" (zie Ieperstraat nrs 44-48). Dit BPA wordt evenwel nooit bekrachtigd.

In de jaren 1980 wordt de Kortrijkstraat heraangelegd en omgevormd tot winkelwandelstraat, zonder echt verkeersvrij te worden. In 2005 volgt dan de opmaak van het "Masterplan-Kortrijkstraat", waarbij men het bouwblok tussen de Kortrijk-, Ieper- en Sint-Michielstraat aantrekkelijker wil maken als publieke ruimte met kernversterkende rol voor de ganse historische stadskern.

Winkelstraat met heterogene 18de-, 19de- en 20ste-eeuwse rijbebouwing van voornamelijk handelspanden en woon-, burger- of herenhuizen van twee bouwlagen onder pannen zadel- of mansardedaken (nok evenwijdig met straat), aangevuld met recente vervangende nieuwbouw van handels- en appartementsgebouwen tot drie bouwlagen. Aan respectievelijk west- en noordwestzijde, beeldbepalende schoolgebouwen van het voormalige Sint-Jozefscollege en het Sint-Michielsgesticht en de haaks op de straat ingeplante Patersdreef als toegang tot de kerk en het klooster van de Minderbroeders; aan oostzijde, rijbebouwing onderbroken voor het pleintje met oorlogsgedenkteken aan het Vijverhof.

Eind 18de, voornamelijk 19de-eeuwse panden gekenmerkt door gepleisterde en geschilderde lijstgevels in laat- of neoclassicistische stijl al dan niet voorzien van imitatiebanden of -voegwerk, doorlopende kordonlijsten en nieuwe winkelpuien op begane grond, onder meer nummers 1, 26, 29, 36-38, 37, 67, 82, 84, 88, 90, 100, 105, 113, 123. Nummer 88 in oorsprong opgesplitst in verschillende panden, later verenigd en verhoogd met een bouwlaag. Enkele panden worden in de loop van de 20ste eeuw voorzien van een nieuw parement: nummers 82, 88, 100, 113 met bekleding van siersteen, nummer 67 met cementering en sieromlijstingen. Nummer 29 met pannen mansardebedaking waarin houten dakkapellen met vleugelstukken en bekronend driehoekig fronton. Bewaarde geschilderde en geprofileerde kroonlijsten bij nummers 29, 37, 67, 90. Nummer 113 met kroonlijst op modillons waartussen panelen alternerend voorzien van kleurrijke tegeltableaus. Doorlopende kordonlijsten en natuurstenen onderdorpels. Rechthoekige, segmentbogige of korfbogige (nummer 88) muuropeningen in geriemde omlijsting (nummers 1, 29, 37, 84), soms voorzien van decoratieve sluitstenen (nummers 1, 90); nummer 105 met omlijsting op oren. Veelal vernieuwd schrijnwerk; T-ramen bij nummers 1, 67, 80, 88, 90; met grote roedeverdeling bij nummers 36, 90; verticale roedeverdeling in bovenlichten bij nummer 100. Nummer 37 met bewaarde vlaggenmasthouder.

Nummer 80, voormalig woonhuis van brouwer Albinus Colle, wiens brouwerij later wordt overgenomen door zijn neef Isidore Colle en nog later door diens zoon en burgemeester René Colle, thans café-feestzaal "Carlito". Breedhuis opgetrokken in 1852, met bakstenen lijstgevel van vier traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (mechanische pannen) met geprofileerde en geschilderde kroonlijst. Muuropeningen met natuurstenen onderdorpels en geschilderde negblokken, aanzet- en sluitstenen van strekken; T-ramen met kleine roedeverdeling. Verbouwde begane grond.

Enkele panden dateren uit het laatste kwart van de 19de eeuw - begin van de 20ste eeuw en zijn voorzien van bakstenen lijstgevels met onder meer nieuwe winkelpuien. Nummer 64, half vrijstaand winkelpand gebouwd in 1888 op de noordelijke hoek ten noorden van het pleintje aan het Vijverhof. Breedhuis onder mansardedak (leien/geglazuurde pannen); centrale houten dakkapel onder overkragend zadeldakje met bebording. Roodbakstenen parement met opgelegd voegwerk verlevendigd door gepleisterde banden en gebruik van natuursteen voor onder meer onderdorpels en aanzet- en sluitstenen van strekken. Getoogde muuropeningen (T-ramen) tussen licht vooruitspringende penanten; centrale travee met tegeltableau in paneel. Zijgevel met onder meer rondboog- en blinde vensters (onder meer oculi). Nummer 27, winkelpand, samen met de naastliggende panden opgetrokken in 1892 op de gronden van het voormalige weeshuis, met gelijkaardig bakstenen parement en decoratieve tegeltableaus in licht verdiepte panelen.

Nummers 116, 118, 122: woonhuizen grotendeels herbouwd na vernieling van dit bouwblok tijdens de Eerste Wereldoorlog. Lijstgevels met parement in lichtgele siersteen met sierankers, bij nummer 122 met decoratief gebruik van rode baksteen (banden, mozaïekpatroon). Nummer 116 met opvallend gebruik van natuursteen voor plint, puilijst, en onder-, tussen- en bovendorpels van meerledige ramen op bovenverdiepingen. Nummer 122 met natuurstenen onderdorpels. Beide met korfboogvormige ontlastingsbogen en nieuw schrijnwerk. Nummer 118 met nieuwe pui. Enkele panden daterend uit of verbouwd tijdens het interbellum. Nummer 103, woonhuis met lijstgevel in gele siersteen op natuurstenen plint. Verdiepte inkom tussen afgeronde zijmuurtjes bekleed met zwarte siersteen. In borstwering van tweede bouwlaag, natuurstenen gedenkplaat met opschrift "GEDENKSTEEN/ VAN/ ALFONS VERMEERSCH/ GEFUSILLEERD TE GENT/ DEN 7 APRIL 1916/ VOOR DIENSTEN BEWEZEN/ AAN HET VADERLAND".

Nummer 138, half vrijstaande voormalige dokterswoning gebouwd in 1933 naar ontwerp van architect Willem Nolf (Torhout) voor geneesheer Godfried Hellebuyck, thans omgevormd tot handelspand door nieuwe winkelpui. Breedhuis onder zadeldak (zwart geglazuurde mechanische pannen) met centrale vlak afgedekte dakkapel. Nieuwe gootlijst. Bruinbakstenen parement met bewaarde bovenbouw gemarkeerd door breed overkragende gepleisterde rechthoekige erker met zijbalkon voorzien van geometrische ijzeren leuning. Achterliggend bijgebouw onder schilddak (garage).
Nummers 72A-74/ Steenstraat, ruim handelspand gebouwd in 1957 in typerende naoorlogse stijl. Hoekpand met afgeschuinde hoektravee onder schilddak (zwarte mechanische pannen) met roodbakstenen parement, natuurstenen dorpels en gebruik van simili voor penanten onder meer van driezijdige hoekerker met eenvoudige ijzeren balkonleuning.

Nummers 66-68, het "Vijverhof", socio-cultureel complex met horecagelegenheid, het in 1966 en 1992 omgebouwde voormalige neogotische complex van de "Kapel van de Congregatie" en "Jongelingenpatronage" met concert-, gilde- en filmzaal en huis van de onderpastoor op de plaats van de gedempte middeleeuwse molenvijver. Vormt thans de oostzijde van het pleintje waar tevens het "Monument der Gesneuvelden" in 1931 wordt geplaatst met afsluitingsmuur van 1947-1949. Complex van twee bouwlagen onder zadeldak met vooruitspringende annex aan zuidzijde onder plat dak. Parement van siersteen, rechthoekige vensters, in tweede bouwlaag doorgetrokken tot boven de kroonlijst; centrale beglaasde inkom aangebracht in de jaren 1990.

  • Heemkundige Kring De Roede van Tielt, Fototheek.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207 : Mutatieschetsen, Tielt, Afdeling 1, 1852/30, 1872/27, 1888/13, 1888/19, 1892/155, 1893/19, 1901/109, 1905/28, 1933/46, 1957/321.
  • Stadsarchief Tielt, Bouwaanvragen, 1933/148.
  • 1918-1978 Het verhaal van de bevrijding. Tielt, vier jaar bezetting 1914-1918, in de Gazette van Tielt, jg. 2, nummer 1-2, 1978.
  • BUYCK J., De herbergentelling van 1807 in Tielt, in De Roede van Tielt, jg. 30, nummer 3-4, 1999, p. 85, 87.
  • CEYSSENS L., Georges Robberecht (1875-1904) of pater Florentius Robberecht, missionaris en martelaar in China, in De Roede van Tielt, jg. 30, nummer 3-4, 1999, p. 104-105.
  • DE GRYSE P., Tielt graag gezien, Aarsele-Kanegem-Schuiferskapelle-Tielt, Tielt, 2003, nummers 93, 96-97, 101-105, 110.
  • Dit is West-Vlaanderen, deel 3, Brugge, 1962, p. 1850-1853, 1855.
  • Gids voor Groot-Tielt 1987, Tielt, 1987, p. 126.
  • HOLLEVOET F. e.a., Als straten gaan… praten. De roede van Tielt, Tielt, 2005, p. 224.
  • MAES A.; VANDEPITTE P., Woonhuizen. Onbewust monumenten, Tielt, 1990, p. 12-13.
  • NEYT L., Generaties Tieltenaars op de schoolbanken. Van Vlaamse en Franse kostschool tot lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1788-1983, in De Roede van Tielt, jg. 14, nummer 2, 1983.
  • OSTYN R., De Tieltse jaren van Jan de Mol (1613-1657), in De Roede van Tielt, jg. 21, nummer 4, 1990, p. 195.
  • OSTYN R., Historische stedenatlas van België, Tielt, Brussel, 1993, p. 17, 20-21, 24-25, 27, 29-30, 38, 40-41, 43, 60-62, 68, 71, 79, 81, 85, 93, 111-112, 121.
  • OSTYN R., Stadsplan en landboek van Tielt-binnen of het aanzien van Tielt omstreeks 1635, jg. 23, nummer 1, 1992, p. 6, 11-17, 20-21.
  • STEEGHERS W., Het schaapgoed “Groot-Tomme” te Tielt en de familie Loontjens, in De Roede van Tielt, jg. 3, nummer 2, 1972, p. 15.
  • TECHNUM GENT, Masterplan Kortrijkstraat, onuitgegeven studie in opdracht van stad Tielt, 2005.
  • VANDEPITTE P., Tielt. Speuren naar heden en verleden van Tielt, Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Tielt, 1985, p. 26, 36, 45, 53.
  • VANDEPITTE P., Van Thielt tot Tielt, Tielt, 1975, nummers 10-15, 41, 48, 53-55, 91, 96-110.
  • VAN DER MEULEN J., Hertog Albrecht von Württemberg – de illustere onbekende – en zijn IVe Duitse leger, in De Roede van Tielt, jg. 9, nummer 3-4, 1978, p. 104-105, 113.
  • VAN DOORNE A., Befaamde Tieltenaars uit de 16e eeuw, in De Roede van Tielt, jg. 2, nummer 1, 1971, p. 37.
  • VERBRUGGE J., Kerken, kapellen, veldkapellen en devotiekruisen in Tielt, Tielt, s.d.
  • VERBRUGGE J., Tieltse caférijkdom. Een overzicht van cafés en uitbaters tussen 1900 en 1980, in De Roede van Tielt, jg. 11, nummer 2-3-4, 1980, p. 57, 98-108.
  • VERBRUGGE J., Tielt, textielstad (Deel I: negentiende eeuw), in De Roede van Tielt, jg. 18, nummer 2, 1987, p. 49-51, 69-70, 72-73, 80, 85-87.
  • VERBRUGGE J., Tielt, textielstad (Deel 2: twintigste eeuw), in De Roede van Tielt, jg. 21, nummer 2-3, 1990, p. 49, 85-87.

Bron: CALLAERT G. & SANTY P. met medewerking van BOONE B., DEVOOGHT K. & MOEYKENS S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Tielt, Deel I: Stad Tielt (straten A-R), Deel II: Stad Tielt (straten S-Z), Deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL29, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda; Santy, Pieter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede met fontein

  • Omvat
    Burgerhuis uit interbellum

  • Omvat
    Eclectisch winkel-woonhuis

  • Omvat
    Gedenkteken voor de militaire en de burgerlijke slachtoffers

  • Omvat
    Herberg De Spiegel

  • Omvat
    Herberg De Stad Kortrijk

  • Omvat
    Klooster en kerk van de minderbroeders met toegangsdreef

  • Omvat
    Laatclassicistisch winkel-woonhuis

  • Omvat
    Laatclassicistische winkelpanden

  • Omvat
    Neoclassicistisch handelspand

  • Omvat
    Neoclassicistisch herenhuis

  • Omvat
    Neoclassicistisch herenhuis

  • Omvat
    Neoclassicistisch winkel-woonhuis

  • Omvat
    Neoclassicistisch winkel-woonhuis

  • Omvat
    Neoclassicistisch winkelpand

  • Omvat
    Neoclassicistisch winkelpand

  • Omvat
    Postgebouw

  • Omvat
    Sint-Jozefscollege

  • Omvat
    Sint-Michielsinstituut

  • Omvat
    Sportwinkel van Flandrien Marcel Vanhoutte

  • Omvat
    Uitgeverij van Pieter Pollet

  • Omvat
    Winkel

  • Is deel van
    Tielt


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kortrijkstraat [online], https://id.erfgoed.net/themas/10797 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.