Ursulinenklooster

Tekst van Ursulinenklooster (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/80378)

Toegewijd aan de Heilige Familie, tevens voormalig retraitehuis (van 1903 tot 1940) voor meisjes en vrouwen, tot 1952 ook de zetel van het hoofdbestuur der "Diocesane Congregatie van de Ursulinen van het bisdom Luik" en noviciaat, naar ontwerp van architect Hyacinth Martens (Stevoort; eerste ontwerp aan de zusters voorgelegd op 12-13 december 1900), heden Instituut Mater Dei. Een deel van het complex is vandaag tevens in gebruik door de Gesubsidieerde Vrije Lagere School De Linde, Kloosterstraat 11, maar feitelijk aan de Vloeterstraat gelegen.

In 1899, stichting van de diocesane congregatie. Bij akte van 7 oktober 1900, aankoop van de kerkfabriek van bouwgrond met een oppervlakte van 1 hectare 64 are 96 centiare. Op 15 maart 1901, uitbetaling van een som van 300 Belgische Frank aan architect L. Goyaerts (Tilburg) pour un plan de couvent et des écoles à construire à Overpelt, waarvan verder nergens nog sprake is. Op 2 mei 1901, eerstesteenlegging van het klooster, waarvoor in totaal 1.400.000 Rekemse bakstenen werden aangekocht, alsook van een lagere meisjesschool, eveneens naar ontwerp van architect H. Martens (Stevoort). Op 13 augustus 1902, aankoop van een bijkomend hoeveterrein. 20 oktober 1902, stichtingsdatum van de gemeenschap der zusters ursulinen in Overpelt. Op 22 oktober 1902, opening van de lagere meisjesschool. Op 1 oktober 1904, oprichting van de bewaarschool. In 1908-09, bouw van de kloosterboerderij naar ontwerp van H. Martens (Stevoort). Op 17 augustus 1909, eerstesteenlegging van de nieuwe kapel haaks op de achtergevel (ter vervanging van het te klein geworden oude lokaal binnen het klooster), naar ontwerp van kanunnik J. Broux, met als aannemers de gebroeders Janssen (Neerpelt), waarvan er één het ontwerp mee hielp opmaken. Een eerder ontwerp van architect H. Martens (Stevoort) werd niet uitgevoerd bij gebrek aan financiële middelen. Op 5 oktober 1910, plechtige consecratie van de kapel door Monseigneur Rutten, bisschop van Luik.

De kapel was volledig uit gewapend beton opgetrokken (naar verluidt oudste betonkerk in Vlaanderen!), met kunstzandsteen bekleed en waterdicht gemaakt met een asfaltemulsie zogenaamd "porolith" van de Elsässische Emulsionswerke G.m.b.H. (Straatsburg). Gebouwd in Engelse neogotische stijl. Kenmerkend hiervoor waren: het doorgedreven verticalisme, de platte bedaking, de vierkante toren met hoekpinakels en de gekanteelde bekroning van de muurvlakken. Door vochtigheidsproblemen, die koude veroorzaakten, werd in de lente 1912 een bakstenen parement rond de kapel gebouwd, met een ruimte tussen beide muren, behoud van de ordonnantie, het optrekken van de koorparij met centrale traptoren en het aanbrengen van een doorgetrokken zadeldak na het slopen van de oorspronkelijke toren.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog, inkwartieringen van Duitse soldaten in het klooster. Op 10 juni 1918, plechtige toewijding van klooster en communauteit aan het Heilig Hart. Op 10 oktober 1920, opening van een naaischool, annex leergang huishoudkunde, in een zaal van het klooster. In 1928-29, bouw van een afzonderlijke naaischool Sint-Ursula, naar ontwerp van moeder-overste Mère Madeleine en zuster Germaine, in 1936-37 vergroot en uitgebreid naar ontwerp van architect J. Perriëns (Overpelt), geboren te Roosteren in Nederland.

In 1929, bouw van de huidige grot van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, zie gedenksteen in de grot, ter vervanging van de eerste van 1908. Op 1 september 1938, oprichting van de middelbare school, waarna verhoging van de lagere school naar ontwerp van laatst geneoemde architect. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, inkwartieringen van Belgische, Duitse en Engelse soldaten in klooster en klaslokalen. Op 22 januari 1945, inslag op het veld voor het klooster van twee Duitse bommen, waardoor het glas aan de voorzijde van het complex sneuvelde. Na de Tweede Wereldoorlog, nieuwe gebouwen voor lager en middelbaar onderwijs. In 2001, binnenschilderwerken en vernieuwing van de elektriciteit in de kapel.

Het eclectische geheel, met neogotische en neo-Vlaamse-renaissance-inslag bij het klooster en met neogotische kapel, bestaat hoofdzakelijk uit het kloostergebouw ten zuidwesten, met achteraan centraal aansluitende haakse kapel; ten noorden aangebouwde vleugel van na de Tweede Wereldoorlog, ten noordoosten gelegen, losstaande L-vormige voormalige naaischool met latere aanbouwsels, deels in plaats van verdwenen volumes, en meer aan straatzijde ten noordwesten gelegen voormalige lagere meisjesschool. Ten zuiden, losstaande bestanddelen, nummer 17, namelijk na de Tweede Wereldoorlog opgetrokken schoolgebouwen voor secundair onderwijs. Complex eertijds door een muur omheind, met ten zuiden van het klooster de voormalige weiden voor het vee, waar nu een parking is aangelegd, zie oude foto’s. Bakstenen gebouwen onder grotendeels gecombineerde mansarde-, zadel- en schilddaken (kunstleien), met een viertal originele dakkapellen onder zadeldakjes bij het kloostergebouw en latere brede, gekoppelde dakkapellen; gebruik van hardsteen voor afzaat van plint, lekdrempels, diamantkopsluitstenen en bij kapel voor water-, deklijsten van aandaken met bekronende hardstenen kruisen ten oosten en ten westen, lateien en afwerking van versneden, deels op elkaar gestelde steunberen; andere natuursteen voor muurbanden, hoekblokken, boven-, tussendorpels en afwerking van steekboogfriezen; witbeschilderde bepleistering van muurbanden, panelen, aanzet-, sluitstenen en consoles van baksteenfriezen, bij voormalige lagere school en naaischool; geprofileerde, houten kroonlijsten, bij het kloostergebouw op dito consoles; in de jaren 1980-90 grotendeels door pvc en aluminium vervangen voormalige houten ramen en deuren van de grotendeels korfboogvormige muuropeningen in geprofileerde omlijstingen; lelievormige sierankers met gekrulde spie bij het kloostergebouw; getrapte, rechte muizentandfriezen bij de kapel.

Aan straatzijde, later bakstenen muurtje, dito pijlers en ijzeren hekken. Inspringend kloostergebouw van negentien traveeën en twee bouwlagen. Licht verhoogde begane grond; betraliede en deels gedichte rechthoekige keldergaten met afgeronde bovenhoeken. De drie uiterste traveeën vormen telkens een uitspringende haakse vleugel. Centrale middenrisaliet met van bewaard hout- en traliewerk (in bovenlicht) en originele smeedijzeren trekbel voorziene vleugeldeur in geprofileerde natuur- en bakstenen omlijsting op hardstenen neuten, geflankeerd door driekwartzuiltjes met bekronende rondstaaf; hardstenen bordestrap met bewaarde smeedijzeren hekken tussen hardstenen, van een bolbekroning voorziene pijlers, en recente luifel; groot kloostervenster op de tweede bouwlaag, geflankeerd door natuurstenen gevelstenen met inscriptie: ANNO 1901; trapgevelvormige bekroning met natuurstenen afwerking, met bloemen versierde schouderstukken, overhoeks topstuk en spitsbogig spaarveld met ingeschreven, van flankerende venstertjes en bekronend spitsboogvenstertje voorziene korfboognis, waarin witbeschilderde, van cherubijntjes vergezelde beelden van de Heiligen Maria, Jozef en Jezus op een geprofileerde sokkel met inscriptie: JESUS MARIA JOSEPH, onder een rondbogig opengewerkt baldakijntje. Boogvelden van de vensters versierd met christusmonogram tussen kruisjes, de letters SMR tussen kroontjes (voor Sancta Maria Regina), SJOP (?) tussen lelietakken (waarschijnlijk voor Sint-Jozef), SAE (voor Sint-Angela Merici, stichteres van de orde) tussen idem dito en SUAR (voor Sint-Ursula, patrones van de orde) tussen palmtakken. Zijrisalieten met telkens een centraal kruisvenster, waarboven, op de tweede bouwlaag, twee smalle kloostervensters met centrale, van een sokkel en baldakijn voorziene, lege nis, alle drie de elementen in een spitsboogomlijsting. Analoge, doch eenvoudiger zij- en achtergevels. Linker zijgevel met steektrap, voorzien van ijzeren leuning, en tweede trap naar de kelderverd. Achteraan de rechter zijrisaliet, recente lage aanbouw onder plat dak. Achtergevel met originele luifel op ijzeren zuilen met van rotsbepleistering voorzien basement; originele aanbouw onder platte bedaking, voorzien van hardstenen bordestrap met behouden smeedijzeren leuning en houten balustrade op het bordes.

Interieur van klooster: gangen met originele veelkleurige cementtegelvloeren; flankerende kamers met behouden grenenhouten deuren en doorgaans plankenvloeren. Achteraan in het midden, witbeschilderd lager volume onder plat dak, dat de verbinding maakt met de later aangebouwde kapel; rechthoekige muuropeningen, dito spaarvelden en aflijnende spitsboogfriezen.

Latere, neogotische, georiënteerde kapel van 1909-10 en 1912. De plattegrond beschrijft een éénbeukig schip van vijf traveeën met een koor van één rechte travee, waarachter de sacristie, met een vlakke sluiting met aanleunende, vijfzijdige traptoren; ten zuiden en ten noorden, telkens een rechthoekige aanbouw. Gebouw van anders gekleurde baksteen met kapel op de bovenverdieping; ten oosten, vierkante dakruiter met licht ingesnoerde spits. Traveeën gescheiden door ritmerende, versneden steunberen, waartussen getoogde betraliede keldergaten, rechthoekige benedenvensters en doorgaans gekoppelde lancetvensters ter hoogte van de kapel, waarboven gekoppelde lichtgleuven. Voorgevel met spitsboogvenster in geveltop. Oostgevel met twee oculi en verder in geveltop, twee lichtgleuven en spitsboognis met hardstenen Onze-Lieve-Vrouwebeeld; aanleunende traptoren met lancetvensters, eertijds met halve spits, heden met vlakke bedaking.

Bepleisterd en beschilderd interieur met neogotische eiken vleugeldeur als toegang, zichtbaar betonnen skelet en vlakke overdekking. Traveeën geritmeerd door colonnetten die uitlopen op houten schoren en moerbalken. Spitsbogige triomfboog. Vensters geflankeerd door ritmerende verticale banden, rustend op met cherubijntjes versierde kraagstenen. Links en rechts van het koor, doorgang naar de sacristie. In de koortravee, drielobbige spitsbogen, rustend op gelijkaardige colonnetten, waarvan de kapiteeltjes versierd zijn met evangelistensymbolen en andere religieuze symbolen zoals pelikaan, doorboord hart, paaslam en kelk. De orgeltribune rust op gemarmerde zuilen met goudkleurige, met bladwerk en muziekinstrumenten versierde kapitelen en achtzijdig basement. Veelkleurige cementtegelvloer en aan koorzijde plankenvloer in visgraatverband.

Mobilair: gepolychromeerde houten beelden van het Heilige Hart en de Heiligen Augustinus (orderegel), Angela Merici (stichtster van de orde), Ursula (patrones), Carolus Borromeus, Onze-Lieve-Vrouw op maansikkel en Heilige Jozef; gipsen beeld van de Heilige Familie op neogotisch eiken basement; gipsen of beschilderd houten calvariekruis; gipsen kruisweg met inscriptie: H.HOEFNAGELS/ PR. CH. PROOST. In 1936-37 geplaatst eclectisch altaar van veelkleurig marmer en koper; bewaarde fragmenten van de voormalige neogotische, deels gepolychromeerde eiken communiebank van 1931, afkomstig van de kerk van de Heuvelse Heide, onder andere engelen en voorstelling van het Laatste Avondmaal (laatst genoemde verwerkt in het altaar van de in 1977 in het klooster ingerichte winterkapel; van de zijdeurtjes met het manna en de toonbroden werden twee bidstoelen gemaakt); neogotische banken van Slavonische eik (1931); drie neogotische eiken koorstoelen, twee dito sokkels en drie dito biechtstoelen. Decoratieve glasramen. Muurschilderingen met voorstelling van twee herten en centraal Christusmonogram met inscriptie: SICUT CERVUS AD FONTES AQUARUM (op de triomfboog), centrale hand en vier cherubijnen in de hoeken (in de koortravee) en orgel met inscriptie: CANTATE DOMINO CANTICUM NOVUM (boven de orgeltribune). De kruisen met kelk en pelikaan in de spitsbogen boven de doorgangen naar de sacristie zijn van latere datum, daar deze bogen oorspronkelijk open waren. Eertijds was ook het plafond van muurschilderingen voorzien.

Ten zuiden van de kapel, later dienstgebouwtje onder lessenaarsdak (golfplaten), met aangebouwde serre.

Ten noordwesten, aan straatzijde, eertijds één bouwlaag hoge, voormalige lagere school, zie verschillende baksteenkleur, oude foto’s en prentkaarten. Heden vijftien traveeën beneden, elf traveeën met bredere muuropeningen boven, waarbij de rechter travee van de oorspronkelijk slechts veertien traveeën tellende volume waarschijnlijk bij de verhoging naar ontwerp van architect J. Perriëns (Overpelt) is angebouwd. De vierde en elfde travee vormen risalieten, eertijds met tuitgevelvormige bekroningen. Blinde zijgevels, de linker met recente aanbouw. Analoge achtergevel met recente luifel op pijlers. Meer achterin en evenwijdig met de voormalige lagere school, voormalige naaischool van 1928-29. Aan Kloosterstraatzijde, zeven traveeën en twee bouwlagen met hoeklisenen en latere lage aanbouw onder lessenaarsdak (golfplaten). Analoge achtergevel aan de Vloeterstraat, met later aangebouwd rechter deel onder plat dak van 1936-37.

Achteraan het kloostererf, bijkomende agrarische en devotionele bestanddelen: ten zuidoosten, zeszijdige bakstenen duiventil met gecementeerde afwerking en rondbogige openingen onder kunstleien bedaking, ten zuiden waarvan, bakstenen kippenhok onder mank zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, golfplaten) met van ijzeren roedeverdeling voorziene rechthoekige muuropeningen onder ijzeren I-balken; ten oosten van duiventil, kloosterboerderij van 1908-09 met voormalige knechtjeswoning, koestal en schuur, heden schrijnwerkerij, verankerde baksteenbouw onder zadeldak (nokrichting loodrecht op de straat, mechanische pannen) met gecementeerde muurbanden en omlijstingen, alsook grotendeels getoogde muuropeningen.

Meer ten noorden hiervan, gecementeerde Lourdesgrot van 1929 met geschilderde beelden van Onze-Lieve-Vrouw en Heilige Bernadette; nog meer ten noorden, gecementeerde, vooraan open Heilig Hartkapel onder mansardedak (nok parallel aan de straat, golfplaten), met geschilderd Heilig Hartbeeld uit het interbellum onder tongewelf.

  • Drossaard Clercx feesten, Overpelt, 18-26 juni 1960, s.l., 1960.
  • Religieuze neogotiek in de Teutendorpen , (tentoonstellingscatalogus), Neerpelt, 1989, p. 19, 151-153, 158-161, afbn.
  • CEULEMANS M. & VAN DEN PUTTE J., Overpelt in woord en beeld, Overpelt, 1986, foto’s op p. 60, 85-87, 88, 90, prentkaarten op p. 88, 89-90, 91.
  • RECKO E. e.a., 100 jaar Zusters Ursulinen Overpelt, Overpelt, 2002.
  • SCHREURS R., SCHREURS G. & LEDEGEN G., Het Overpelt van vroeger, Overpelt, 1985, foto’s nrs. 15 (met de oorspronkelijke kloosterkapel), 40, 52.
  • VERPOEST L., Architectuurgids neogotiek in België, Antwerpen-Baarn, 1989, p. 109, afb.

Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Neerpelt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ursulinenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/80378 (geraadpleegd op ).