Kasteel

Tekst van Kasteeldomein Forreist (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/74847)

Kasteel zogenaamd "Het Foreyst" of "Les Cèdres" ingeplant in een open parkaanleg gedeeld door de Doonstraat. De parkgedeelten worden omsloten door bossen die voornamelijk uit hakhout bestaan.

De gebouwen en de tuin zijn fasegewijs tot stand gekomen:

1808: Anselm de Peelaert laat een kasteel met bijhorende hoeve bouwen. De bouwplannen van de hand van architect van Gierdegom voorzien de bouw van een kasteel met middenstuk en twee zijvleugels en een hoeve in Egyptische stijl.

1813-1817: het kasteel, de hoeve en de toegang werden gerealiseerd in Egyptische stijl. Het oorspronkelijk ontwerp staat weergegeven in het boek "Choix des monuments" van P.J. Goetghebuer. Het oorspronkelijk ontwerp voorzag een kasteelcomplex met een symmetrische aanleg. Het kasteel zelf is rechthoekig met aan de gracht- en straatzijde een ronde uitbouw; aan weerszijden van het kasteel ligt een colonnade waarop de stallingen aansluiten. In het kasteel komt men langs een zuilenportiek in de grote inkomhal. Langs de straatzijde loopt een gracht voor het kasteel. Het middengedeelte van het kasteel springt driekwartrond vooruit op de voorgevel en is bekroond door een koepel, waarboven een belvedère. Op de begane grond bevinden zich drie rondboogingangen die toegang geven tot een door een borstwering afgesloten terras op consoles. De drie vensters op de verdieping zijn rechthoekig, deze op de tweede bovenverdieping zijn halfrond afgewerkt. Tegen de ronde gevel staan zes Korinthische zuilen die doorlopen over de volledige hoogte en de kroonlijst dragen. De twee zijvleugels hebben op de begane grond en op de eerste bovenverdieping elk drie vensters.

Op de tweede bovenverdieping zou de Brugse beeldhouwer Jan Calloigne (1775-1830) een fries met bas-reliëfs aanbrengen. Aan de tuinzijde wordt de drie traveeën brede middenvleugel geflankeerd door twee zijvleugels van telkens vier traveeën. Boven de inkom bevinden zich drie halfronde boogvelden met gebeeldhouwde reliëfs van de hand van Jan Calloigne.

1815: Eerste weergave van het kasteel op een kaart met de domeinen van Sint-Anna-ter Woestijne, het forreist en Klein Tilleghem. Het kasteel bestond uit een hoofdvolume met lichtjes vooruitspringende middenrisaliet en ten oosten ervan remisegebouwen met gebogen wand.

1835: op het primitief kadasterplan staat het kasteel met een kleiner volume weergegeven. Vermoedelijk was het een gebouw van vier traveeën waarvan één travee uitgewerkt als risaliet.

1859: Op een kaart van het kasteeldomein Forreyst krijgen we een schetsmatige weergave van de tuinaanleg.

1899: het kasteel wordt uitgebreid in oostelijke richting.

1907-1909: het kasteel wordt verbouwd en uitgebreid naar plannen van architect Louis Ernest Charels (Brugge). Het wordt opgetrokken met een bouwlaag en verfraaid met balusterleuningen, frontonbekroningen en een torenachtige uitbouw ter hoogte van de rechtse travee.

Het kasteel en het voorliggend parkgedeelte worden omgeven door een walgracht van enkele meters breed. Vóór het kasteel ligt een ovaalvormig grasplein met een licht geschulpt (hol) profiel. Deze open ruimte wordt volledig omgeven door een pad, met aan weerszijden bomen en struiken, en aan de zijde van het koetshuis en de aanpalende boerderij met een haag. De grens tussen bomen en grasveld is vrij grillig en kronkelig door groepjes bomen en struiken die als het ware uitstulpingen in het grasveld vormen en op die manier voor wisselende en verrassende zichten naar het kasteel zorgen. Deze kenmerken getuigen van de landschappelijke aanleg van de tuin, waarbij het creëren van preferentiële zichten door een kronkelend en grillig patroon van open ruimte betracht werd.

B. Beschrijving gebouwen.

Sober neoclassicistisch kasteel op onregelmatige plattegrond gelegen binnen een grosso modo vierkante omwalling, aan de straat afgesloten met een smeedijzeren hek.

Hoofdvolume van acht traveeën en twee bouwlagen + kelderverdieping onder leien schilddak. Bepleisterde en witgeschilderde baksteenbouw aan de kant van de Doornstraat horizontaal belijnd door middel van doorgetrokken lekdrempels en op de eerste bouwlaag imitatievoegen. Verticale geleding op tweede bouwlaag door middel van muurdammen met imitatievoegen. Gevel opengewerkt met rechthoekige muuropeningen voorzien van bewaarde T-ramen, sommige met geprofileerde kroonlijst.

Meer uitgewerkte gevel aan de kant van de tuin. Bepleisterde en witbeschilderde gevels boven een grijs beschilderde plint. Onderbouw wordt horizontaal belijnd door imitatievoegen, bovenbouw wordt verticaal geleed door muurkettingen. Op de begane grond centraal drie uitspringende traveeën van één bouwlaag hoog. Centrale inkom wordt geflankeerd door twee Dorische zuilen. Rechts ervan twee rondboogvensters geflankeerd door Dorische pilasters. Rechthoekige muuropeningen met bewaarde T-ramen, op de begane grond bewaarde luiken, op de verdieping aanwezigheid van duimen.

Interieur.

Salon aan de tuin met achthoekige plattegrond voorzien van een typische empireaankleding. Bepleisterde en beschilderde muren zijn opgedeeld met verschillende compartimenten voorzien van typische empiremotieven aangebracht door de Brugse schilder Gerbo. Deze Brugse kunstschilder van portretten, historische en religieuze taferelen was leraar aan de academie te Brugge. Hij verzorgde onder meer decorschildering in Parijs.

Salon gelegen aan de omwalling met neoclassicistische aankleding.

Voormalige remisegebouwen gelegen ten oosten van het kasteel. Halfrond uitgewerkte bakstenen constructie van één bouwlaag + mezzanino. Aan de kant van de tuin bepleisterd en witbeschilderd boven een grijze plint. Horizontale belijning vooral van de zijgevels door middel van imitatievoegen en kroonlijst op klossen. Verticale geleding door middel van Dorische zuilen. Op de verdieping gekoppelde rondboogvensters met geblokte ontlastingsbogen. Bewaard schrijnwerk. Zijgevels voorzien van blindnissen, aan de kant van het kasteel voorzien van een pseudo-portiek opgebouwd uit vier Dorische zuilen die een hoofdgestel dragen, samengesteld uit blanco fries en kroonlijst op klossen.

Park. Het kasteel Foreist wordt zowel ten noorden als ten zuiden omgeven door een park dat in zijn historische structuur bewaard gebleven is, en waarin de algemene landschappelijke aanleg herkenbaar is. Door het grillige en kronkelende patroon van open grazige en gesloten beboste ruimtes worden er naar en vanuit het kasteel - dat vele raamopeningen heeft - zichten en vista's gecreëerd naar de omgeving of naar merkwaardige parkelementen, veelal specifieke parkbomen.

Het kasteel en parkgedeelte ten zuiden van de Doornstraat, dat omgeven wordt door een walgracht van enkele meters breed, bestaat uit een ovaalvormig grasplein met een licht geschulpt (hol) profiel. Deze open ruimte wordt volledig omgeven door een pad, met aan weerszijden bomen en struiken, en aan de zijde van het koetshuis en de aanpalende boerderij met een haag. De grens tussen bomen en grasveld is vrij grillig en kronkelig door groepjes bomen en struiken die als het ware uitstulpingen in het grasveld vormen en op die manier voor wisselende en verrassende zichten naar het kasteel zorgen. Op de centrale zichtas vanuit het kasteel staat een grote majestueuze gewone beuk (Fagus sylvatica L).

Wanneer we het pad rond het grasveld volgen, startend bij het kasteel en in wijzerzin lopend, komen we eerst een hoge taxushaag tegen die het koetshuis visueel camoufleert, samen met enkele esdoorns. Op het grasveld staan een Ginkgo biloba en een linde als solitaire bomen. Volgens de huidige eigenaars stonden er rond deze ginkgo tot voor kort enkele cederbomen die echter door ouderdom niet bewaard gebleven zijn. Op een historische stedenbouwkundige aanvraag werd het kasteel overigens benoemd als "Chateau des Cèdres", naar de vele ceders die in de tuin aangebracht waren.

Wanneer we het pad verder volgen, komen we een tulpenboom (Liriodendron tulipifera) tegen en een serieus massief van rododendron. Vervolgens een gewone beuk (Fagus sylvatica L), zomereik (Quercus robur) en een drietal grote rode beuken (Fagus sylvatica L) waarvan er één de sporen van een ent vertoont. Wat verder ligt er een brugje over de gracht dat naar de achterliggende bospercelen toegang verleent. Deze bestaan voornamelijk uit naaldhout en vertonen nauwelijks nog structuren van parkaanleg. Nog een eindje verderop, op de centrale as van het kasteel staat een grote solitaire gewone beuk. Meer naar de gracht toe staat hakhout van hulst. Nabij de bocht van het pad staat een groepje van tamme kastanjes (Castanea sativa), zomereiken (Quercus robur), een Nothofagus antarctica, amberboom (Liquidambar styraciflua) en enkele specifieke variëteiten van gewone beuk, namelijk. de Aspenifolia, Dawyck, en Rohanii. Verderop staat er een hemelboom (Ailanthus altissima) en een zwarte walnoot (Juglans nigra); vervolgens loopt men door een groot massief van laurierkers dat een tunnel vormt voor de wandelaar. Vlakbij staat er tevens een trompetboom (Catalpa bignonioides) en vlakbij het huis opnieuw een grote tulpenboom (Liriodendron tulipifera), naast enkele rode beuken en een Japanse sierkers (Prunus serrulata) op het grasplein.

Volgende soorten werden tevens aangetroffen: gewone vlier (Sambucus nigra), berk, seringen, acacia (Robinia L).

Ten noorden van de Doornstraat ligt tevens nog een gedeelte van het voormalige park waarin de landschappelijke aanleg herkenbaar is aan de kronkelende lijnen tussen grasvelden en beboste gedeelten, aan de geschulpte vorm van het grasveld en aan enkele solitaire parkbomen.

Vanaf de Gistelse Steenweg loopt de oorspronkelijke toegangsdreef aanvankelijk recht naar het kasteel toe, maar wijkt voorbij het boswachtershuisje af van deze lijn. Vanaf het boswachtershuisje kan men het kasteel al ten dele zien, want het is deels verscholen achter de enorme treurbeuk (Fagus sylvatica f pendula), maar na de bocht is er geen rechtstreeks zicht meer naar het kasteel totdat men op de Doornstraat uitkomt en tussen twee stenen parkornamenten rijdt.

Dit parkgedeelte wordt gedomineerd door de enorme en monumentale treurbeuk die centraal in het open grasveld staat ten noorden van het kasteel. Deze ruimte wordt aan de ene zijde begrensd door de toegangsdreef bestaande uit beuken (Fagus sylvatica) en een klein bosje dat op een lichte verhevenheid gelegen is. Wellicht is deze verhoging in functie van de parkaanleg ontworpen, want de vorm is op een historisch plan uit het archief van Mestdagh, goed herkenbaar en de aangetroffen bomen wijzen op een niet-natuurlijke invloed.

We treffen er onder andere een tamme kastanje (Castanea sativa L) aan met enorme afmetingen en zes vertakkingen nabij de grond, ook een plataan (Platanus x Hyspanica) met drie vertakkingen aan de grond en met een serieuze stamomtrek, enkele zomerlindes (Tilia Platiphyllos), een haagbeuk (Carpinus Betulus), enkele rode beuken (Fagus sylvatica).

Aan de andere zijde wordt het open grasveld ten noorden van het kasteel begrensd door een bomenrij bestaande uit beuken (Fagus sylvatica), esdoorns (Acer), zomereik (Quercus robur) en tamme kastanjes (Castanea sativa).

Het terrein ten oosten van deze bomenrij was oorspronkelijk in gebruik als boomgaard waarvan er nog een aantal hoogstammige bomen resteren. Verderop vormen zomereiken in dreefverband, weliswaar nog vrij jong, de historische begrenzing van dit perceel. In de diepte wordt het zicht begrensd door een rij van berken.

Rond het boswachtershuisje staan veel gewone beuken en dichter naar het kasteel een solitaire treurwilg. Aan de ander zijde van de toegangsdreef wijzen een zevental beuken die in een cirkel geplant zijn op parkaanleg. Verder is een deel ook beplant met hakhout van tamme kastanje (Castanea sativa).

  • Brugge, Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Sint-Andries, 1885/85, 1899/28, 1909/39.
  • Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 37/1907.
  • BEERNAERT B. 1993: Van Gierdegom Josephus Franciscus, Lexicon van West-Vlaamse beeldende kunstenaars, deel 2, 130.
  • DUYCK R. 1991: Het Forreist, Brugse gidsenkroniek, 24.12, 240-241.
  • GENICOT F. 1977: Het groot kastelenboek van België, deel 2, Kastelen en buitenplaatsen, 244.
  • GOETGHEBUER P.J. 1827: Choix des monuments édifices et maison les plus remarquables du royaume des Pays-Bas.
  • PENNINCK A. 1995: Gerbo Lodewijk, Lexicon van West-Vlaamse beeldende kunstenaars, deel 4, 80.
  • V.V. 1984: Het Forreist, Kroniek van Sint-Andries,,41, 29-33.
  • VAN CLEVEN J.F. 1998: Architectuur in de Franse tijd. 1792-1815, 18de-eeuwse architectuur in België, 169-192.

Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van VANWALLEGHEM A. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Andries, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL19, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Forreist [online], https://id.erfgoed.net/teksten/74847 (geraadpleegd op ).