Parochiekerk St.-Martinus

Tekst van Parochiekerk Sint-Martinus (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72451)

De kerk wordt voor het eerst vermeld in 1367 als een bakstenen gebouw met koor, transept en twee smalle zijbeuken. Patronaatsrecht en tienden waren oorspronkelijk in het bezit van particulieren, die ze in leen hielden van de graven van Loon; waarschijnlijk was de kerk dus een stichting van de graven. Reeds in 1367 zijn patronaat en tienden in handen van het huis van de Duitse Orde van Sint-Antonius te Maastricht. In de tweede helft van de 17de - eerste helft van de 18de eeuw hief de commandeur de grote tienden, de pastoor de kleine tienden en een deel van de novaaltienden. Volgens deze regeling was de pastoor verantwoordelijk voor het koor, de antonieten voor het schip en het transept, en de gemeente voor toren en zijbeuken.

Het gebouw is in kern een gotische kruisbasiliek uit eind 15de eeuw; uit deze periode dateren de middenbeuk, de toren en het transept. De toren is van het Brabants-Kempische type. In de 19de eeuw werden de zijbeuken verbreed. In 1910 werd de toren, na een brand, met twee traveeën verhoogd naar ontwerp van H. Martens (Stevoort) en V. Lenertz (Leuven). In 1934 werd de kerk naar ontwerp van K. Gessler (Maaseik) vanaf het transept vergroot in oostelijke richting door middel van twee transepttraveeën haaks op het voormalige koor geplaatst, een nieuw koor, een zijkoor en een sacristie. Slechts een klein gedeelte rest dus nog van de gotische kerk, met name de onderbouw van de toren, de zuilen en arcaden van de eerste drie bij de toren aansluitende traveeën en het oostelijk transept. Het gewelf dateert waarschijnlijk uit de 16de eeuw.

De plattegrond beschrijft in zijn huidige vorm een driebeukig schip van vier traveeën met voorstaande westtoren, een dubbel transept van één gotische en twee neogotische traveeën, en een neogotisch koor van één rechte travee met driezijdige sluiting, aan de zuidzijde geflankeerd door een zijkoor met vlakke sluiting; vrijwel losstaande sacristie aan de noordoostzijde, door een gang met het koor verbonden; polygonale, neogotische doopkapel tegen de westgevel van de zuidelijke zijbeuk; neogotisch portaal in de westtravee van de zuidelijke zijbeuk.

Bakstenen gebouw onder zadeldaken (leien), op een bakstenen plint, op sommige plaatsen gecementeerd. Van de oorspronkelijke gotische gedeelten zijn in het exterieur alleen de toren en het transept behouden. Dit transept heeft bakstenen puntgevels met aandak en vlechtingen en een aantal mergelstenen banden in de geveltop. Alle muuropeningen zijn neogotisch: bakstenen spitsboogvensters met op regelmatige afstanden geplaatste mergelstenen negblokken; natuurstenen maaswerk. Steunberen markeren de traveeën. De twee neogotische transepttraveeën zijn opgevat als haaks op het schip geplaatste kapellen met puntgevel onder zadeldak. Neogotisch portaal in een licht uitspringend gedeelte, afgewerkt met een puntgevel.

Vierkante, bakstenen toren van oorspronkelijk twee, sinds 1910 vier geledingen onder ingesnoerde naaldspits. Hardstenen waterlijsten tussen de geledingen. Overhoeks geplaatste steunberen. De onderste geleding is blind, op een spitsboogvenster in bakstenen omlijsting in de westgevel na; de tweede en derde geleding zijn voorzien van lisenen met spitsboogfriezen met driepasmotieven. De bovenste geleding is op elke zijde voorzien van twee spitsboogvormige galmgaten van het hoger beschreven, neogotische type, en een spitsboogfries onder de kroonlijst. Polygonale traptoren tegen de zuidzijde.

Bepleisterd interieur, op de kalkstenen zuilen en mergelstenen gewelfribben na. Overwelving door middel van kruisribgewelven met een gecompliceerd patroon (netgewelven) over de twee westelijke traveeën van de middenbeuk, stergewelven boven de overige traveeën, een kruispatroon met doorlopende topnerf in de zijbeuken en het oorspronkelijke transept, en kruisribgewelven boven het neogotische transept; straalgewelf boven de koorsluiting. Scheiding tussen midden- en zijbeuken door middel van een spitsboogarcade op kalkstenen zuilen met waterbladkapiteel, waarvan de vier westelijke zuilen de oorspronkelijke gotische zijn.

Spitsboogvormige gordelbogen en scheibogen tussen de verschillende bouwonderdelen.

Mobilair: kruisweg, olieverf op doek, door Suzanna Theunissen (circa 1935). Beeld Christus aan het kruis, eik, omgeving Meester van Elsloo (circa 1530); beeld Sint-Martinus, geschilderd hout (19de eeuw).

Communiebank, hardsteen, neogotisch (1900-10). Doksaal met régence-balustrade, eik (eerste helft 18de eeuw). Doopvont, marmer en hardsteen (1700-10). Biechtstoel, eik, neogotisch.

  • Studiedag neogotiek in Noord-Limburg. Werkdocument 5/001. in Studiedag neogotiek in Noord-Limburg, Lommel, 1990.
  • Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland, Sint-Truiden, 1990, nr. 404.
  • COENEN J., Kempische Kerken: Kantons Bree en Peer, Hasselt, 1936, p. 34-36.
  • GEUKENS B., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Limburg. Kanton Bree, Brussel-Sint-Truiden, 1977, p. 27-29.
  • GRAUWELS J., De aartsdiakonale visitaties van het dekenaat Maaseik (1646-1726), (Het Oude Land van Loon, 38, 1983, p. 137-143).
  • JANSSEN L., Een vergeten werk van de meester van Elsloo op het kerkhof te Meeuwen, (Limburg, 54, (3), 1975, p. 89-96).
  • TIMMERS J.J.M., De kunst van het Maasland. Deel II. De Gotiek en de Renaissance, Assen, 1980, p. 70.

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/72451 (geraadpleegd op ).