Koninklijk Paleis

Tekst van Koninklijk Paleis (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5539)

Koninklijk Paleis. Anno 1979 Internationaal Cultureel Centrum (ICC), voor actuele kunstmanifestaties.

"Vorstelycke" woning in 1745-50 als particulier hotel opgetrokken door koopman Johan Alexander Van Susteren, heer van 's-Gravenwezel (1719-64), naar ontwerp van de succesrijke Antwerpse architect Jan Pieter Van Baurscheit, de jonge (1699-1768), die eveneens de interieurs grotendeels ontwierp en bemeubelde.

In 1764, na de dood van de opdrachtgever, reeds in handen van J. B. de Fraula, die de stallingen liet aanbouwen en de tuin aanleggen; naderhand in bezit van de familie de Roose-van de Werve, onder de Fransen verkocht aan het keizerlijk kroondomein (1812); talrijke aanpassingswerken aan het interieur werden door Parijse architecten en vaklui uitgevoerd (onder meer de nog bewaarde empire-slaapkamer van de keizer). Onder het Hollands bewind liet Willem I verdere veranderingen uitvoeren onder leiding van kunstschilder Van Bree, onder meer de "zaal der zeventien provinciën". Bij het ontstaan van het Belgisch koninkrijk werd het paleis ter beschikking gesteld van de vorsten; Leopold II begon met de heraanpassing: het afsluiten van de koer aan de tuinzijde door middel van een galerij op de verdieping en het inrichten van de salons aan de Wapper als "spiegelzaal" (1905); tevens liet hij een prachtige nieuwe leuning voor de trap smeden, alsmede een hek aan de straatzijde. Op 19 december 1969 werd de Antwerpse koninklijke residentie overgedragen aan het ministerie van Nederlandse Cultuur die er een ontmoetingscentrum schiep voor de hedendaagse kunst.

Prachtig rococopaleis gebouwd voor grootse ontvangsten, met drie vleugels, gegroepeerd rondom een kleine binnenplaats. Onderscheidt zich voornamelijk door zijn uitzonderlijk verfijnde en eerder ongewoon geordonneerde gevel aan de Meir. Opgetrokken uit Bertheimersteen, voornamelijk gemarkeerd door de centrale poorttravee als boogvormig middenrisaliet, onder een sierlijk kuifstuk, verraadt hij onmiddellijk de invloed van de Noord-Nederlandse classicerende barok; de jonge Van Baurscheit had er immers enkele belangrijke gebouwen ontworpen, onder meer in samenwerking met de bekende architect-decorateur Daniël Marot.

Twee gevelontwerpen zijn bewaard (Antwerpen, Vleeshuis), beide met een strikt symmetrische ordonnantie, echter met een verschillende bekroning van de centrale poorttravee: enerzijds een eerder streng classicistisch en Frans geïnspireerd driehoekig fronton en anderzijds een zwierig kuifstuk eerder in Holland gebruikelijk; laatstgenoemde meer barokke oplossing werd verkozen. Aristocratische voorname gevel van twee bouwlagen, streng classicistisch en evenwichtig geordonneerd met sierlijke rococo-vormentaal, voornamelijk geritmeerd door het centraal risaliet met drie traveeën en door de licht vooruitspringende hoektravee, geschraagd door vlakke, maar bijzonder monumentale composiete pilasters, waarop het sterk horizontaliserende hoofdgestel, uitgewerkt als fraaie mezzanino met oeils-de-boeuf in sierlijke rococo-omlijsting; bekronende attiek met postamenten. In de astravee, op de begane grond, een brede rondbooginrijpoort in een spiegelboogvormig geprofileerde omlijsting, geflankeerd door twee vrijstaande zeilen, met aansluitend balkon met gesmeed rocaillehek; balkondeur in spiegelbooglijst met entablement en halfrond bovenlicht in een brede verdiepte rondboognis, waarin decoratief bas-reliëf, die de kroonlijst doorbreekt. Verticaal accent benadrukt door het kuifstuk met sierlijke voluten, acanthusankers, schelpmotieven en putti rond een centraal wapenschild. Voorts steekboogvensters in fijn geprofileerde omlijstingen met plastisch uitgewerkte sleutels, in de hoektravee iets drukker uitgewerkt met deurvensters op de twee bouwlagen voorzien van hek en boven de kroonlijst verhoogd door middel van vazen, schelpen en putti.

De zijgevel aan de Wapper, gedeeltelijk van Bentheimersteen met een gelijkende, doch vereenvoudigde ordonnantie, gedeeltelijk van ongelukkig ontpleisterde baksteen, vertoont getoogde bovenvensters en blinde oculi in de fries. Binnenplaatsgevels en tuingevel, heden eveneens ontpleisterde baksteenbouw, vertonen een gelijkende ordonnantie met doorlopende kordons, getoogde keldermonden vensters, opgenomen in zandstenen, kwarthol geprofileerde omlijstingen; achtergeve1 van het hoofdgebouw enigszins verticaal geritmeerd door centrale poorttravee met spiegelboog op vrijstaande zuilen, waarboven een halfronde beglaasde erker (1905), dakvenster met driehoekig fronton onder koepelvormige bekroning met twee flankerende dakvensters. De op de tuin uitziende, bepleisterde en beschilderde arcade, eveneens met spiegelboog en getoogde vensters, geflankeerd door twee halfronde hoekgebouwtjes met segmentvormige bekroningen. Classicistische stallingen met bepleisterde gevels (circa 1777) vertonen op de begane grond brede rondbogen onder breed driehoekig fronton. Bewaarde stallenindeling.

Interieur (zie historiek van het gebouw). Monumentale trapzaal met leuning in rocaille; in een nis witmarmeren beeld, "het moederschap", getekend "Godecharle F. 1795". Beide salons op de benedenverdieping in de rechtervleugel aan de Meir-zijde vertonen nog origineel uitzicht, waarschijnlijk ontworpen door Van Baurscheit, in het eerste, bewaarde lambrisering en plafond, met roodmarmeren schouw in rococostijl; aan de wand doeken met bijbeltaferelen (geschiedenis van Jozef) waarschijnlijk door B. Beschey (1708-1786); in het tweede het vervolg van wanddoeken en grisailles door M. Geeraerts. Het linkersalon aan de Meir-zijde werd eveneens door Van Baurscheit ontworpen met een rijke rococo-lambrisering. Het hierachter liggende vertrek, oorspronkelijk als eetkamer ontworpen, vertoont eveneens een originele lambrisering. Op de bovenverdieping volgen nog enkele salons elkaar op. Aan de rechterzijde eerst het zogenaamd "blauwe salon", voornamelijk ingericht door Napoleon en Willem I in laat-empirestijl en vervolgens de "Zaal der 17 Provinciën" (1829-30); prachtige versiering van het plafond met de wapenschilden van elke provincie; op de wanden bas-reliëfs met de geschiedenis van onze gewesten. In de aanpalende zijvleugel twee opeenvolgende salons, de fumoir in empirestijl naar ontwerp van Van Bree en de eetzaal, door Napoleon ingericht met een tapijt uit de savonnerie, daterend begin de 19de eeuw. Hierachter de slaapkamer van de keizer (1812-14) met bewaarde parketvloer. De linkerzijvleugel aan de Meirzijde in 1905 ingericht als feestzaal, "de spiegelzaal" met hoog, gedrukt gewelf, geheel in Empirestijl; hierachter een kleine ontvangstkamer met wandversiering uit de Napoleontische periode.

  • Vleeshuis inv. 1234, 1 tot 4.
  • Het Koninklijk Paleis. Bouwer en Bewoners (tentoonstellingscatalogus, Antwerpen, 1970).

  • PRIMS F., Het Koninklijk Paleis te Antwerpen, Antwerpen, 1931.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koninklijk Paleis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5539 (geraadpleegd op ).