Site van de Oostmolen

Tekst van Site van de Oostmolen (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/52108)

Site van de Oostmolen ligt aan de oostelijke rand van het stadscentrum met molen, molenaarshuis met achterliggend schuurtje, en mechanische maalderij.

De "Oostmolen" wordt reeds vermeld in 1302 (zie O. Kyndt). Aanvankelijk was het een banmolen, gezien iedere tiende schep aan de graaf van Gistel moest worden afgestaan. De molen wordt vermeld in het "Charter de Ghistelles" van 1461. Verwoest door de watergeuzen in 1581. Afgebeeld op de kaart van Jacob Van Deventer (circa 1569-1573) en op de Sanderusgravure (1641). Het huidige molengebouw dateert uit de 18de eeuw en is aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778).

Typisch Vlaamse staakmolen die oorspronkelijk op bakstenen teerlingen geplaatst was. In 1841 werd hij door Karel Peel Kerckaert op een torenkot geplaatst om er zo een oliemolen of 'stampkot' van te maken, de molen heeft een hoogte van 14 meter en een wiekenvlucht van 24 meter.

In 1933 werden de wieken onder impuls van A. Ronse (1876-1962) verdekkerd (systeem waarbij het eerste hekgedeelte voorzien wordt van een stroomlijnende zinken of aluminium bekleding), dit als één van de eerste molens in West-Vlaanderen. Vanaf 1934 raakte de molen in onbruik. In 1971 schonk de familie Ronse de molen aan de stad Gistel. Na een brand in 1977, werd de staakmolen volledig heropgebouwd in 1979-1982. Het torenkot kon hersteld worden. Inhuldiging van de gerestaureerde molen en molenmuseum in 1984. Sinds 2000 mist de molen één van zijn wieken.

Het voorwiel is afkomstig van de Oude Zeedijkmolen te Avekapelle en dateert uit 1780. Op de vier hoekstukken ervan staan de opschriften: "1. GEMAEKT DOOR PIETER PHILIPS 2. MEULEMAEKER TOT HONDSCHOTE 3. VOOR PIETER VAN ALST M MAL HIER 4. IN GEDAEN AUGUSTUS 1780". Op de askop staat het jaartal 1893. Op een blauwe steen in de buitenmuur van het torenkot staat als herinnering aan de eerste verdekkering: "VERDEKKERD 'K ZAL DRAAIEN HOE WEINIG 'T MAG WAAIEN! DOOR Z.E.H. BRUYNEEL P.D. INGEWIJD. ALFRED RONSE EIGENAAR. EM. VANHEVEL MOLENAAR. VERAHEGHE-DECUYPER, WIEKENMAKER. 22-X-1933".

Torenkot in baksteen, witgekalkt, hersteld na de brand van 1977. Voor de brand waren enkel de oliestenen, de steenspil, de wentelas en de zaadpletter bewaard. De olieslagerij is nu hermaakt met een kollergang, twee vuisters, het persblok en het heiwerk voor de voor- en naslag. De wentelas heeft geen nokken, maar een raamwerk of heef. Het wentelwiel drijft via een riem ook de zaadpletter aan die het zaad eerst breekt.

Ten westen van de molen ligt het molenaarshuis. Voorgevel van zes traveeën van ongelijke breedte. Inkomdeur in de tweede travee, in de overige zitten de vensters. Gecementeerde en geteerde gevelplint. Het opgaande metselwerk is afgewerkt met een grijskleurige beraping. De gevelopeningen zijn gevat in vlak uitgepleisterde en witgeschilderde omlijstingen met in elk linteel een wigvormige sluitsteen. Geel gekleurde afgelijnde fries met ruitmotief, erboven houten gootlijst op klossen. Houten kornis met ojiefprofiel, uitgebouwd boven zichtbare hondjes. De dakbedekking bestaat uit mechanische pannen. Rechthoekige vensters in witgeschilderd hout met dorpels in Doornikse kalksteen. 19de-eeuwse schuiframen en luiken. Achtergevel in gele baksteen, wit en groen geschilderd schrijnwerk. De dakbedekking aan deze zijde bestaat uit keramische golfpannen zonder sluiting. Gedeeltelijk zichtbare oostelijke zijgevel met sporen van kalkbeschildering.

In het verlengde van het woonhuis, stalgebouw opgetrokken in baksteen van verschillende formaten. Houten wagenpoort onder gordelboog, drie ovale raampjes. Dakbedekking bestaande uit rode Vlaamse pannen.

Achter het molenaarshuis ligt het schuurtje. Het betreft een roodbakstenen 19de-eeuws dwarsschuurtje onder pannen zadeldak (Vlaamse pannen, nok parallel met het molenaarshuis). Indeling: wagenhuis, stalling, de eigenlijke schuur, en een aansluitende voederkeuken onder lager zadeldak. De voederkeuken is witgekalkt boven gepekte plint. Eenvoudige rechthoekige muuropeningen onder houten latei of onder strek. Eenvoudig 19de-eeuws gebint met bouten.

Ten oosten van de molen, mechanische maalderij in een gebouwtje dat voor 1871 werd opgetrokken. Donkerrode baksteenbouw op L-vormig grondplan, zadeldaken met Vlaamse pannen. Rechthoekige muuropeningen, beluikte vensters. Tegelvoer van grijze tegels. Bewaarde inrichting met houten maalstoel, één koppel blauwe stenen met diameter 1,40 m. Houten meelkist met houten toebehoren. Houten galg met ijzeren hoepel en houten bevestiging in de muur. Aandrijving via nu verwijderde motor, horizontale aandrijfas op bronzen lagering.

  • Archief Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Monumenten en Landschappen, Brugge, W/00630 en W/001139.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt - Weesp.
  • KYNDT O., Gistel 1984: - volwaardige molengemeente, Bachten de kupe, 26, p. 77-80.
  • RONSE A. 1976: De windmolens, Antwerpen - Amsterdam, 1976, p. 25 en 144.

Bron: VANNESTE P. met medewerking van DE LEEUW S. 2003: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Gistel, Deelgemeenten Moere, Snaaskerke en Zevekote, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL3, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Site van de Oostmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/52108 (geraadpleegd op ).