Scheppersinstituut

Tekst van Scheppersinstituut (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/50555)

Voormalig "arme claren- en Thaborklooster".

Historiek en uitzicht

Arme clarenklooster: in 1501 gesticht door Elisabeth van Immerseel, weduwe van Godevaert van Vilain. In 1513 bouw van de kapel en inwijding in 1514. Religieuzen verjaagd door de Geuzen in 1580 en dan achtereenvolgens verblijvend te Antwerpen, Keulen en Luik; terugkeer in 1585. Verdrijving in 1798 en 1799; gevolgd door sloping van het klooster met uitzondering van de kapel (heden ingelijfd bij het Scheppersinstituut) en van het rechter gedeelte van het pand.

Klooster van de nonnen van Thabor: ingeplant op de hoek met de Thaborstraat. Deze orde was oorspronkelijk, in de tweede helft van de 15de eeuw, buiten de stad gevestigd (nabij het vroegere Blijdenbergklooster). Na volledige verwoesting van hun klooster in 1578, vestigden zij zich op de Melaan. In 1618: bouw van een kapel, toegewijd aan de heilige Agnes en de Zaligmaker, verheerlijkt op de berg Thabor. In 1632 bouw van 44 meter lange kloostergang in de Thaborstraat: in 1719 gebruikt als begraafplaats voor de lekenzusters. Opheffing onder Jozef II; gebouwen ingericht als infanteriekazerne in 1783. Na 1799: sloping van het klooster met uitzondering van de kloostergang (verbouwd in 1875). Op deze gronden werd in 1844 het jongenspensionaat "Scheppersinstituut", opgericht, bestuurd door de broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid.

Deze orde, in 1838 door Monseigneur V. Scheppers gesticht in de Begijnenstraat, verhuisde nadien naar de Melaan; in 1844 werd dan de bouw aangevat van het schoolcomplex met kerk. Oude foto's tonen ons de bepleisterde en witgeschilderde voorgevels (Melaanzijde) opgetrokken in sobere neoclassicistische stijl. In 1859 uitbreiding door aankoop van de voormalige Onze-Lieve-Vrouw ter Engelenschool in de Thaborstraat, bestuurd door de zusters van Liefde. In 1875 verbouwing van de kloostergang van het voormalig Thaborklooster (zijde Thaborstraat), aangepast en verhoogd circa 1930.

In 1902 en 1908 U-vormige uitbreiding ten westen. In 1964 sloping van de gebouwen aan de Melaan en opbouw van een grootschalig hoekcomplex naar verluidt naar ontwerp van architect Pauwels (ingehuldigd in 1968), dat heden contrasterend inwerkt op de overige gebouwen, voornamelijk de gotische (voormalige) arme clarenkapel.

Behalve laatstgenoemde kapel (uit het eerste kwart van de 16de eeuw), dateren de huidige gebouwen van het Scheppersinstituut dus uit de 19de en de 20ste eeuw, en zijn ingeplant rondom twee grosso modo rechthoekige speelplaatsen.

Voormalige kapel van de arme claren

Eenbeukige laatgotische kapel; opgericht in 1513. Zes rechte traveeën met driezijdige koorsluiting ten oosten onder een zadeldak (leien en kunstleien), laatstgenoemde aan de straatzijde. Bak- en zandstenen gebouw op gepikte zandstenen sokkel. Aan koor en zuidzijde, ritmerende steunberen belijnd met speklagen en dubbele versnijding; latere aanbouwsels tegen voor- en noordgevel.

Oorspronkelijk hoge tudorboogvensters in zandstenen kwarthol geprofileerde omlijsting, nog gedeeltelijk bewaard in de koorsluiting: middenvenster in de 19de eeuw voorzien van ijzeren roedeverdeling met uitgewerkte motieven herinnerend aan gotische traceringen in de kop; verlaagd en gedicht linkervenster in gedrukte spitsboogomlijsting. Zuidzijgevel met gewijzigde ordonnantie: verlaagde en aangepaste rondboogvormige bovenvensters met ijzeren roedeverdeling; gedrukte spitsboogvormige benedenvensters in bepleisterde omlijsting. Deurtje in de derde travee in korfboogomlijsting met geprofileerd beloop. Deels zichtbare westelijke voortuitgevel met schouderstukken; korfboogvenster onder gebogen waterlijst; eenvoudige roedeverdeling; kloosterkozijn in de top.

Interieur: heden verbouwd tot refter en stapelruimte. Begane grond: bewaarde gotische kruisriboverwelving (volgens aquarel van J .B. De Noter ter ondersteuning van het vroeger oksaal) met versierde sluitsteen en rustend op heden ingebouwde gedeeltelijk zichtbare zandstenen zuil met lijstkapiteel.

Ten noorden: aanbouwsels van twee bouwlagen en vier traveeën onder een lessenaarsdak (Vlaamse pannen), uit het vierde kwart van de 18de eeuw. Bakstenen lijstgevel per travee geritmeerd door middel van lisenen en horizontaal geleed door tot arduinen puilijst doorgetrokken lekdrempels. Begane grond met rondboogarcade op imposten, voorzien van diamantkopsluitsteen. Bepleisterde rechthoekige spaarnissen op de bovenverdieping. Rechthoekige muuropeningen.

Zuidvleugel

Langs de Thaborstraat, opgetrokken in 1875, verbouwd in het tweede kwart van de 20ste eeuw. Bakstenen gebouw van vijftien traveeën en drie bouwlagen onder een pseudo-mansardedak met zolder, vensters. Gevel aan speelplein: rechthoekige vensters onder I-balken; kleinere op de derde bouwlaag en geritmeerd door steekboogfriezen op lisenen met consoles. Gebruik van natuursteen voor muurbanden en boogstenen. In de achtste travee, ter hoogte van de tweede bouwlaag: beschilderde rondboognis met beeld van het Heilig Hart boven borstwering met chronogram: "CoeUr De JesUs/sols De Cet InstltUt/L'asILe De saLUt" (1875). Achtergevel aan de Thaborstraat met zelfde gevelordonnantie doch steekboogvensters op de tweede bouwlaag.

Vleugels van 1902 en 1908

In het verlengde van de zuidvleugel: vleugel van 1908 met haakse L-vormige westvleugel van 1902. Horizontaal geritmeerde bakstenen lijstgevels verlevendigd door middel van geglazuurde baksteen voor muurbanden en meanderfries, arduin voor plint met keldergaten, druiplijsten en lekdrempels. Verdiepte rechthoekige vensters met I-balken in steekboognissen, gevat tussen pseudo-pilasters. Centraal geaccentueerde travee in de westvleugel, uitlopend op tuitgevel met "anno 1902", op gevelsteen onder nis met beeld van Sint-Jozef.

Geknikte gevel aan straatzijde van acht traveeën met vensters in dubbele rechthoekige nissen, per twee traveeën uitlopend in dakvenster. Vierkante toren in oksel. Laatste vijf traveeën hoger opgetrokken; poorttravee met beeld van de heilige Rochus onder baldakijn.

Interieur westvleugel. Trappenhuis: muren bekleed met witte en groene faiencetegels, belijnende muurbanden met bloemmotieven; fraai groengeschilderd gietijzeren afsluitingshek, bordestrap met dito trapleuningen, bordes van I-balken voorzien en geschraagd door smeedijzeren consoles met krulmotief. Feestzaal met stucplafond; traveeën gescheiden door houten pilasters; aan lange zijden doorlopend balkon, voorzien van gietijzeren balustrades steunend op fraai uitgewerkte dito consoles. Slaapzaal Heilige Engelen: eikenhouten neoclassicistisch getinte slaapsteden.

  • STADSARCHIEF MECHELEN, De Noter J.B., nummer 236.
  • GODENNE L., Malines jadis et aujourd'hui, Mechelen 1908, 389-396.

Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs:  Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Scheppersinstituut [online], https://id.erfgoed.net/teksten/50555 (geraadpleegd op ).