Klooster- en scholencomplex van de zusters van de Heilige Jozef van Calasanz

Tekst van Klooster- en scholencomplex van de zusters van de Heilige Jozef van Calasanz (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/47560)

Klooster- en scholencomplex van de zusters van de Heilige Jozef van Calasanz, beter gekend als de zusters van de christelijke scholen van Vorselaar.

Historiek

Congregatie ontstaan in 1820; priester en ex-jezuïet Lodewijk Vincent Donche en gravin Regina van de Werve-della Faille namen toen het initiatief tot stichting van een meisjesschool en van een klooster voor zusters die zich met het onderwijs zouden bezighouden. Op 28 juni 1820 werd onder leiding van twee Tilburgse "vrome jongdochters" gestart met "een leerwerkschool voor d'arme kinderen" in een huis, ongeveer ter plaatse van de huidige hoofdingang. De kinderen ontvingen enig elementair onderwijs, maar de meeste tijd werd in beslag genomen door vragen en antwoorden uit de catechismus en het verrichten van manueel werk, meer bepaald de productie van textielgoederen. De schoolmeesteressen leefden als "zusters" onder de geestelijke leiding van Donche; ze droegen geen habijt, ontvingen een eigen inkomen en waren niet gebonden aan een kloosterslot; het toenmalige Hollandse Bewind (1815-1830) verleende immers geen officiële goedkeuring aan onderwijscongregaties. In 1829 waren er al achttien zusters; na 1830 kon de congregatie zich openlijk profileren en kreeg ze kerkelijke erkenning; de nieuwe orderegel werd goedgekeurd in 1834.

Circa 1845 werd het klooster vergroot door toevoeging van een verdieping en een kloosterpand en in 1856-1857 werd een neogotische kapel gebouwd. Vanaf 1870 kende de congregatie een snelle expansie: in zeer korte tijdspanne slaagde zij erin zich op te werken tot een gerenommeerde voorvechtster van het katholieke volksonderwijs voor meisjes; in de periode 1871-1901 werden communiteiten en lagere schooltjes gesticht in 66 parochies van het aartsbisdom. Van een relatief bescheiden congregatie groeide zij uit tot de grootste van het bisdom; in de periode 1926-1944 zelfs tot één van de grootste van het land. In 1902 volgde de officiële erkenning van een eigen normaalschool, waardoor de weg geëffend werd voor het experimenteren met didactische nieuwigheden. De snelle expansie uitte zich in de bouw van een nieuw moederklooster en een normaalschool; in 1903 werd het oude klooster nagenoeg volledig afgebroken, enkel de kapel, de refter en de lagere school van 1866 bleven overeind; het nieuwe klooster met neogotisch uitzicht omvatte twee verdiepingen en een zolder, ten noorden een haakse vleugel van twee bouwlagen met de klassen voor de normaalschool en een korte vleugel als verbinding tussen oud en nieuw; de inwijding gebeurde in 1905; de bouw van een nieuwe kapel naar ontwerp van H. Lemaire (Dworp) werd aangevat in 1911, ingetekend op het kadaster in 1913; de officiële inwijding gebeurde op 2 juli 1914. Het nieuwe noviciaat (dubbele trapgevel) ten zuiden, waarvoor de werken werden aangevat in het najaar van 1927, werd in gebruik genomen in 1929 en omvatte een refter, kapittelzaal, bidplaats, slaapzalen, klassen en werkplaatsen. Ook in de volgende decennia werden nog diverse vleugels bijgebouwd, onder meer "Ter Engelen", een internaat voor lekenleerlingen aan de normaalschool; de bouw werd aangevat in 1946 en in gebruik genomen in 1948; op 22 april 1961 werden de gebouwen ingezegend van het "Kardinaal van Roeyinstituut", terwijl het gebouw "Dageraad" in de Lepelstraat (nummer 2) werd opgericht in 1962-1963 voor de leerlingen van de beroepsschool, vanaf 1986 in gebruik voor leerkrachtenopleiding. "Pascha", een polyvalente zaal voor onder meer religieuze diensten dateert van 1963, het internaat "De Heuf" van 1973, de nieuwe lagere school "Windekind" aan de Goorbergenlaan van 1985 en de sporthal van 1990.

Klooster / school

Het klooster- en scholencomplex is aldus uitgegroeid tot een indrukwekkend ensemble dat het centrum van Vorselaar volledig domineert. Bovendien is Vorselaar een begrip geworden in de onderwijswereld.

Neotraditioneel complex van 1903-1905: bakstenen vleugels van drie bouwlagen onder zadeldaken (kunstleien). Vleugel aan Marktzijde: lijstgevel (parallel aan de straat) van in totaal twintig traveeën tussen zijtrapgevels (12 treden + top), centraal gemarkeerd door een getrapt risaliet (11 treden + top) met Brugse travee, dat de horizontaliteit van het geheel doorbreekt. Dit effect wordt bijkomend versterkt door de hoger oplopende, eveneens getrapte, derde en achttiende travee, waarin de traphuizen zich bevinden. Het centraal geplaatste beeld van de Heilige Jozef van Calasanz, patroonheilige van de orde, kreeg een neogotisch baldakijn ter bekroning. Klassieke gevelbeëindiging door middel van een boogfries en houten kroonlijst op modillons. Segmentbogige muuropeningen in gevelhoge spitsboognissen. Links en rechts aansluitende, gekanteelde kloostermuur.

Interieur

Interieur met typische cementtegelvloeren; bepleisterde en beschilderde spreekkamers met eenvoudige marmeren schouwen, sober, omlopend stuclijstwerk en deuren voorzien van glas in lood; bepleisterde en beschilderde gangen met bakstenen kruisribgewelven en gepolychromeerde sleutels, ribben geschraagd door pilasters op marmeren basis; hal met in de boogvelden der deuren geschilderde motieven als congregatieschild en bisschoppelijk schild van Antwerpen. Figuratief glas in lood met onder meer "Jezus Kindervriend" en "Martha en Maria" van de hand van Charlier (Leuven). Aan binnenplaatszijde: kloosterpand van 1934 rondom een deels gegraasde, deels beboomde en beplante binnentuin; pand met gekanteelde aflijning en smalle, per vier gekoppelde rechthoekige vensters met geometrische roedeverdeling. De westzijde wordt onderbroken voor de oostgevel van de neogotische kapel.

Inwendig vertoont het pand eenvoudige bakstenen muren en een beschilderd cassettenplafond; ritmerende rondbogen. Palend aan het pand de zogenaamde "Kapittelzaal", voorheen ook in gebruik als refter, in kern opklimmend tot 1891 en bijgevolg het oudst bewaarde gedeelte, heden in gebruik voor onder meer geestelijke conferenties; wanden geritmeerd door pilasters met later aangebrachte jaartallen verwijzend naar historische gebeurtenissen in verband met de congregatie. Overige vleugels met gelijkaardig uitzicht.

Kapel

Neogotische bakstenen kapel van 1911. Schip van vijf traveeën en lager koor van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting. Leien zadeldak (nok loodrecht op de straat) met klokkentorentje. Oostpuntgevel gemarkeerd door rechthoekige deur in bewerkte arduinen omlijsting met dito tussenstijl en bekroond door een mozaïek met neo-Byzantijnse inslag, namelijk "De opdracht van Maria in de tempel", een ontwerp van H. Lemaire; hogerop roosvenster en een fries van blinde spitsboognissen; links van de ingang eenvoudige driekwartronde toren met enkele lichtgleuven; rechts versneden steunberen. Schip en koor vertonen een sober neogotisch uitzicht; de gevels van het schip worden geritmeerd door versneden steunberen waartussen twee rijen spitsboogvensters werden uitgespaard, onderaan kleine gekoppelde vensters, bovenaan grote met neogotisch maaswerk; de vensters in het koor zijn kleiner van omvang, doch bekroond door oculi.

Interieur

Interieur met neo-Byzantijnse inslag; driebeukig schip met spitsboogarcade op slanke arduinen zuiltjes en bundelpijlers ter hoogte van de gordelbogen; bakstenen kruisribgewelven; de Oosterse invloed komt vooral tot uiting in de polychromie (heiligengalerij, engelenfiguren en liturgische symboliek), uitgevoerd in de periode 1920-1934 door Van Grambere (Tienen) en het afwisselend gebruik van rode en gele baksteen voor de archivolten. Omlopende tribunes met arduinen balustrade ongeveer halverwege de bouwhoogte.

Beelden van het Heilig Hart van Jezus en Maria, 1878, F. De Vriendt; neogotisch meubilair naar ontwerp van H. Lemaire; glasramen van Osterath.

  • Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen, Vorselaar, 1905/12, 1913/19, 1930/40.
  • VANDERSTRAETEN R. & PRENEEL M., [1820-1995] 175 jaar zusters der Christelijke Scholen Vorselaar, Leuven, 1996.
  • VAN OLMEN A., Vorsselaer; Geschiedkundige Aanteekeningen over het Dorp en zijne Heeren, (Gedenkschriften van Taxandria, 1929, nummer 1, p. 20-24).
  • Gegevens verstrekt door zuster Beatrijs.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Herentals, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster- en scholencomplex van de zusters van de Heilige Jozef van Calasanz [online], https://id.erfgoed.net/teksten/47560 (geraadpleegd op ).