Christoffel Plantin (Sint-Avertin bij Tours circa 1520 - Antwerpen 1589) vestigde zich in 1549 te Antwerpen als boekbinder en leerbewerker. In 1555 moest hij noodgedwongen het vak van boekbinder opgeven voor dat van drukker. Na een tiental jaren was de drukkerij financieel stevig gevestigd en was de faam van Plantin overal verspreid. Van 1568 tot 1572 werkte hij aan de vijftalige Biblia Regia of Biblia Polyglotta bestaande uit acht delen in-folio's. Ondertussen was Plantin in 1570 benoemd tot "Aartsdrukker des konings" en verkreeg hij tevens het monopolie voor de verkoop van liturgische werken in Spanje en zijn koloniën. De jaren 1567-76 vormden, met de uitgave van liturgische en vele wetenschappelijke werken, de bloeiperiode van de Officina Plantiniana. Na de dood van Plantin kwam de Plantijnse drukkerij in handen van Jan Moerentorf of Moretus (1543- 1610), een schoonzoon van Plantin. De drukkerij kende nog een bloeiperiode onder de kleinzoon van Plantin, Balthasar I Moretus, die van 1610 tot 1641 de leiding had over het bedrijf. De volgende Moretussen beperkten er zich toe de beroemde missalen, brevieren en andere liturgische werken te herdrukken. Het Spaanse monopolie van Plantin werd zo de voornaamste bestaansreden van de drukkerij. Toen dit monopolie in onbruik raakte van de tweede helft van de 18de eeuw af daalde de productie van de drukkerij zeer snel. Tijdens de 19de eeuw werd nog gedurende enkele korte perioden gewerkt in de eertijds zo beroemde Officina Plantiniana. In 1876, drie eeuwen nadat Plantin zich hier gevestigd had, verkocht Edward Moretus het Plantijnse Huis aan de Vrijdagmarkt met al wat het bevatte aan drukkersmateriaal en kunstverzamelingen aan de Stad Antwerpen.
De bouwgeschiedenis van het Plantijnse Huis kan in drie grote fasen verdeeld worden: vierde kwart 16de eeuw, eerste helft 17de eeuw en derde kwart 18de eeuw.
In 1576 verhuisde Christoffel Plantin uit de Kammenstraat naar de woning van de Spaanse koopman Martin Lopez aan de Hoogstraat. Dit huis gaf Plantin de naam "De Gulden Passer". Na de Spaanse furie, enkele maanden nadat Plantin zich hier gevestigd had, werd het huis gesplitst in twee delen: een eerste dat uitkwam op de Hoogstraat en een tweede dat in verbinding stond met de Vrijdagmarkt. Plantin vestigde zich in dit tweede deel dat een klein woonhuis, een koetshuis aan de Heilige Geeststraat en een ruime tuin omvatte. In 1579 kocht Plantin dit gedeelte. Het zelfde jaar nog bouwde hij de drukkerij (zuidvleugel) die aansloot bij het woonhuis (meest zuidelijke deel van de westvleugel).
Van 1578 tot 1580 richtte hij in de tuin aan de Heilige Geeststraat drie woningen op en liet hij het koetshuis ombouwen tot een vierde woning. Deze huizen kregen de namen: "de Coperen Passer", "de IJzeren Passer", "de Houten Passer" en "de Zilveren Passer" (naast Coperen Passer, nu is hier het Stedelijk Prentenkabinet).
Deze woningen werden gedeeltelijk verhuurd. Bij Plantins dood in 1589 was de "Coperen Passer" verkocht, de andere drie huisjes werden verdeeld onder zijn dochters. De huizen kwamen later terug in het bezit van de familie Moretus: "De Houten Passer" in 1608, de "IJzeren Passer" in 1620, de "Coperen Passer" in 1798 en ten slotte de ,Zilveren Passer" in 1819.
"'t Vosken", naast de "Houten Passer", was in 1620 gekocht door Balthasar I Moretus. Al deze huisjes maken nu deel uit van het museum.
Nadat hij in 1580 toelating had gekregen de rui naast zijn woning gedeeltelijk te overwelven, liet Plantin hier een renaissancehuisje bouwen langs de Vrijdagmarkt.
Balthasar I Moretus gaf aan de binnenplaats haar huidig uitzicht. Van 1620 tot 1640 heeft hij de woning vergroot en verruimd. Boven de drukkerij liet hij een verdieping bijbouwen. Hij bouwde eveneens de oostvleugel en een correctorskamer met verdieping. Om de achtergevels van de huizen in de Heilige Geeststraat aan het gezicht te onttrekken liet Balthasar I aan de noordzijde de open galerij met twee verdiepingen oprichten. In 1635 kocht hij de woning "De Bonte Huyt" in de Hoogstraat, waarvan het achtergebouw aan de binnenplaats van de "Gulden Passer" kwam. Dit achterste deel voegde hij bij het Plantijnse Huis en hij liet er de overdekte galerij van de noordvleugel doorlopen tot aan de correctorskamer.
In de 18de eeuw volgde de derde en laatste bouwfase. Tot dan was de woning alleen door middel van een gang verbonden met de Vrijdagmarkt. In 1761-63 liet Franciscus Joannes Moretus de zeven kleine huisjes, die tussen zijn woning en de Markt stonden, slopen en werd het voorgebouw opgericht naar ontwerp van de Antwerpse bouwmeester Engelbert Baets.
Om de "Gulden Passer" van particuliere woning om te vormen tot museum werden enkele kleine verbouwingen verricht (1876-77).
In 1937 werd naast het museum, op de hoek van de Heilige Geeststraat, het Stedelijk Prentenkabinet opgericht met een gevel in neoclassicistische stijl.
Op 2 januari 1945 werd het museum Plantin-Moretus fel beschadigd door een vliegende bom op de Vrijdagmarkt. Vooral de oostvleugel was er erg aan toe.
De restauratiewerken die in 1947 begonnen waren, eerst onder leiding van architect A. De Mol en nadien onder leiding van hoofdarchitect A. Fivez bijgestaan door architect R. Van Noten, werden in 1951 beëindigd.
Breed herenhuis met lijstgevel ingedeeld in tien traveeën en twee en een halve bouwlaag onder zadeldak (leien) met twee dakkapellen boven de zevende en negende travee, gebouwd in derde kwart 18de eeuw naar ontwerp van E. Baets in Louis XV-XVI stijl.
Gevel met parement van Grimbergsezandsteen waarvan rechterhelft (zesde tot tiende travee) gerestaureerd werd in eerste helft 20ste eeuw met grijze Euvillesteen. Een keldermond per travee. De traveeën worden verticaal benadrukt door vlakke pilasters in kolossale orde. Alle vensters zijn gevat in een steekboogvormige, kwarthol geprofileerde omlijsting met paneelwerk op de borstweringen.
De derde travee, opgevat als risaliet, bevat de gerestaureerde inrijpoort in een spiegelboogvormige omlijsting met neuten, imposten en een fraaie sluitsteen; ze wordt geflankeerd door zuilen met composietkapiteel waarop een brede gebogen waterlijst rust. In het boogveld is een gebeeldhouwde cartouche aangebracht met afbeelding van een hand die een passer hanteert (kenteken van Plantin), geflankeerd door twee figuren die een kroon vasthouden boven het devies van Christoffel Plantin "Labore et Constantia". Deze cartouche werd in 1640 vervaardigd door Artus Quellin en was bestemd voor de woning van Balthasar I Moretus "De Bonte Huyt" in de Hoogstraat. Op verzoek van Balthasar II werd het beeldhouwwerk in 1644 overgebracht naar de toegangspoort op de Vrijdagmarkt.
Boven de poort, op de tweede bouwlaag, een spiegelboogvormige vensteromlijsting met een schelpvormige sluitsteen. Op hoogste halve verdieping, ovaal radvenster met gegolfde omlijsting en een schelpvormige sluitsteen. Samen met het eronder liggend venster zit het bovenraam gevat in een geprofileerde rondboogvormige arduinen omlijsting die door perspectiefwerking diepte suggereert.
De derde travee wordt samen met de tweede en de vierde bekroond door een driehoekig fronton met een oculus. De twee dakkapellen hebben vleugelstukken en zijn afgedekt met een rondboogvormige druiplijst.
Dit voorgebouw uit de 18de eeuw is slechts één kamer diep en sluit aan bij de oostvleugel van de binnenplaats.
De rechthoekige binnenplaats wordt omringd door gebouwen uit 16de en 17de eeuw. Alle vleugels van twee bouwlagen opgetrokken in traditionele zand- en baksteenstijl. Enige renaissance-invloed is merkbaar aan de open galerij aan de noordzijde.
De zuidvleugel maakt samen met het zuidelijke deel van de westvleugel het oudste deel uit van het huis, namelijk dat gedeelte dat nog dateert uit de tijd van Plantin. De overige vleugels rondom de binnenplaats, evenals de bovenverdieping van de drukkerij, dateren uit de 17de eeuw toen Balthasar I de Officina Plantiniana leidde.
Tijdens de restauratiewerken (1947-51) werden hoekstenen, negblokken, tussendorpels en -stijlen die bij vroegere restauraties verwaarloosd en op moderne wijze gezaagd waren, vervangen en voorzien van hun oorspronkelijk profiel. Het parement van de muren onder de galerij van de noordvleugel, dat in eerste helft 20ste eeuw onoordeelkundig gerestaureerd was, werd hersteld met oude baksteen. De wijnrank op deze mooie binnenplaats zou volgens de traditie door Plantin zelf geplant zijn.
Breed gebouw met lijstgevel, twaalf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien). Stenen kruiskozijnen, behalve in eerste travee die kloosterkozijnen vertoont, afgewerkt met kwarthol geprofileerde negblokken. Verbindende speklagen ter hoogte van de vensterdorpels en doorlopend kordon op tweede bouwlaag. Muurankers met gekrulde spie.
Tussen zevende en achtste travee, het borstbeeld van Balthasar I Moretus in een barokke omlijsting, vervaardigd door Artus Quellin in 1649.
De ingang springt in tegenover het gevelvlak en heeft een afzonderlijke lagere afdekking. De gerestaureerde poort, op het einde van de gang die eertijds de "Gulden Passer" verbond met de Vrijdagmarkt, is gevat in een kwarthol geprofileerde spiegelboogomlijsting met bovenlicht en waaier. Boven de poort, stenen kruiskozijn met negblokken, geprofileerde boven- en tussendorpel en kordon.
Op zuidelijke zijkant van de oostvleugel, naast de poort, bevindt zich eveneens een borstbeeld, groter dan het eerste en bekroond door een adelaar, voorstellend Balthasar III Moretus in 1700 gemaakt door Joannes De Cock, maar in 1970 volledig vernieuwd door M. Coppens. Deze vleugel werd tijdens de restauratiecampagne (1947-51) heropgebouwd.
Brede lijstgevel van vijf traveeën en twee verdiepingen boven een doorlopende galerij van vijf rondbogen met sluitsteen op Toscaanse zuilen; zadeldak (leien) met twee getrapte dakkapellen onder bekronend overhoeks topstuk. Stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels verbindende speklagen en kordon ter hoogte van de onderdorpels. Op de tweede bouwlaag drie borstbeelden in een weelderig decor: voorstellingen van latere meesters van het Plantijnse Huis, respectievelijk Balthasar IV Moretus (uit 1730), Balthasar II Moretus (door Petrus Verbruggen uit 1683) en Joannes Jacobus Moretus (uit 1757).
Galerij met vlakke overkluizing, moerbalken rustend op consoles versierd met de Plantijnse Passer en de spreuk "Labore et Constantia".
Onder de galerij aan de oostkant het "Leeuwentrapje" met een Leeuwtje op een houten pijler met het wapenschild van Balthasar III en dat van zijn vrouw, vervaardigd door Paulus Dirickx in 1ste kwart 17de eeuw: eveneens onder de galerij een mooie marmeren pomp met koperen spuwer uit de 17de eeuw.
In deze vleugel is op de bovenverdieping de gieterij ondergebracht.
Brede lijstgevel van veertien traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met zes getrapte dakkapellen met overhoekse topstukken. Stenen kruisen kloosterkozijnen en breed vierlichtskozijn met geprofileerde boven- en tussendorpels. In de laatste drie traveeën loopt de galerij van de noordvleugel door. Dit deel van de galerij werd gebouwd voor het achtergebouw van het huis "De Bonte Huyt". Ten zuiden naast deze galerij ligt de kamer van de proeflezers. In derde en achtste travee, rondboogdeur met klein kwarthol beloop aan de dagkant waarboven borstbeelden in medaillons; de huidige beelden zijn kopieën van het beeld van Justus Lipsius (door Hans Van Mildert uit 1621) en van Jan II Moretus (door Artus Quellin uit 1644) die nu binnen in het museum bewaard worden.
Breed gebouw met lijstgevel van acht traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met vijf getrapte dakkapellen met overhoekse topstukken. Stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels verbindende speklagen en een kordon ter hoogte van de onderdorpels op de bovenverdieping. Muurankers met gekrulde spie.
In vijfde travee, op eerste bouwlaag, werd in het gedicht bovenlicht van het kruiskozijn een kopie geplaatst van het borstbeeld van Christoffel Plantin; het originele beeld, in het museum, werd in 1621 gemaakt door Hans Van Mildert. Kelderdeur met druiplijst op consooltjes in de zesde travee, bovenlicht hogerop. Brede rondboogdeur met imposten en een sluitsteen op Toscaanse halfzuilen in achtste travee, bekroond met een gestrekte waterlijst onder het borstbeeld van Jan I Moretus (uit 1691 door Hans Van Mildert).
Op de begane grond ziet men de oude persen in de drukkerij.
Hoekhuis met een bouwlaag als restant van de gedeeltelijk gesloopte woning die Plantin na 1580 oprichtte op de overdekte rui. De muren zijn afgedekt met pannen. Aan de zijde van de Vrijdagmarkt: gevel van twee traveeën met parement van natuursteen, de kant van het Vrijdagmarktstraatje, in bak- en natuursteenbouw, telt drie traveeën. De stenen kruiskozijnen en de deur zijn volledig dichtgemetseld. Muurankers met gekrulde spie.
Hoek Markt en Heilige Geeststraat. Breedhuis met lijstgevel van zes traveeën en twee bouwlagen onder schilddak met dubbele rij dakkapellen. Gevel met natuurstenen parement van 1937, opgetrokken in neoclassicistische stijl. Ingangspoort in eerste travee gevat in neobarokke omlijsting. Zijgevel van vijf traveeën. Prentenkabinet herbouwd en gerestaureerd na de Tweede Wereldoorlog.
(even huisnummers; behalve nummer 8 nu opgenomen in adres Vrijdagmarkt 22).
Aaneengesloten rij van trapgevels in traditionele stijl alle deel uitmakend van het gebouwencomplex van het museum Plantin-Moretus. Huizen dateren uit het vierde kwart 16de eeuw. Gaande van de Vrijdagmarkt naar de Hoogstraat werden de voormalige nummers 16, 14 en 12, respectievelijk "Coperen Passer", "IJzeren Passer" en de "Houten Passer", in 1578-80 opgericht door Plantin. Op plaats van het vierde huisje, de "Zilveren Passer", bevindt zich nu een gedeelte van het Prentenkabinet.
"'t Vosken", met gevelankers 1584, werd in 1620 aangekocht door Balthasar I Moretus. In nummer 14, de "IJzeren Passer", is in nog de boekhandel uit de 17de eeuw. Ook de "Houten Passer" en "'t Vosken" zijn ingericht als museumzaal, in de andere huisjes zijn dienstlokalen. De Educatieve Dienst van de musea van de Stad Antwerpen is ondergebracht in nummer 8-10.
Rij diephuizen met enkelhuisopstand in traditionele zand- en baksteenstijl van twee bouwlagen en drie traveeën onder zadeldak. Trapgevels met overhoekse topstukken. Witstenen kwarthol geprofileerde plint. Gekoppelde stenen kruiskozijnen met een middenkalf op consoles en bovenlichten tussen twee waterlijsten op de eerste bouwlaag. Eenvoudige kruiskozijnen met doorlopend kordon ter hoogte van de onderdorpels, geprofileerde boven- en tussendorpels. Hogerop in top, rechthoekig venster geflankeerd door kloosterkozijnen met een doorlopende kordonlijst. Erboven luik met waterlijst op consoles en een steigergat. Muurankers met gekrulde spie.
Voormalig nummer 16, de "Coperen Passer". Gerestaureerde dubbele trapgevel zonder overhoekse topstukken. Natuurstenen korfboogdeur met eenvoudig profielverloop eindigend op basementen gedragen door rechthoekige neuten in eerste travee. Gebogen waterlijst op consoles rondboog. Keldermond in twee traveeën van tweede gevel.
Voormalig nummer 14, de "lJzeren Passer". Zoals in "Coperen Passer", korfboogdeur in eerste travee. Rechthoekig bovenlicht door metselwerk gescheiden van deuromlijsting.
Voormalig nummer 12, de "Houten Passer" . Tweede travee met rechthoekige deur gevat in een deels bepleisterde natuurstenen omlijsting met kwartholprofiel op neuten en met een latei op consoles. Hierboven streks druiplijstje, blind paneel en groot bovenlicht. Keldermond in eerste travee.
Huis "'t Vosken". Enkelhuis van twee traveeën met per travee telkens een stenen kloosterkozijn en een kruiskozijn, enkel gescheiden door de breedte van de hoekblokken. Op de borstwering, gesculpteerde gevelplaat met voorstelling van een vos waaronder de inscriptie "Dit is int Voske". Gedateerd 1584 door gevelankers in de top .
Voormalig nummer 8-10. Enkelhuis van vier traveeën met in eerste en tweede travee een grote rondboogvormige poort in een natuurstenen omlijsting met sluitsteen en imposten met diamantkop, deur met gebeeldhouwde makelaar, bovenaan geflankeerd door twee tondi. Rechthoekige deur met bovenlichten in vierde travee.
Voormalig nummer 6, nu Heilige Geeststraat nummer 8. Enkelhuis met puntgevel op schouderstukken, eerste bouwlaag van drie traveeën en tweede bouwlagen van twee traveeën. Gecementeerde zand- en baksteengevel met verbouwde rechthoekige vensters. Rechthoekige ramen met kordonlijst in top met verbouwde omtreklijn.
Woonvertrekken met stijlmeubelen, wandtapijten en goudlederen behang geven een idee van een Antwerpse patriciërswoning in 16de, 17de en 18de eeuw. Drukkerij met oude persen, gieterij met materieel, correctorskamer of kamer van de proeflezers en winkel. Naast oud drukkersmaterieel bezit het museum een zeer rijke bibliotheek en een archief. In het museum hangen honderdvijftig schilderijen en familieportretten door Vlaamse meesters, waaronder achttien van Rubens die een persoonlijke vriend was van Balthasar I Moretus.
Het interieur omvat:
Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Museum Plantin-Moretus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4688 (geraadpleegd op ).