Vleeshuis

Tekst van Vleeshuis (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4678)

Gebouwd in opdracht van de beenhouwersgilde in de jaren 1501-1504 ter vervanging van het oude ambachtshuis uit de 13de eeuw dat te klein geworden was. Het gebouw in profane gotische stijl werd opgericht naar ontwerp van bouwmeester Herman de Waghemakere II.

Beneden werd er vlees verkocht, op de bovenverdieping had de gilde haar kapel en haar lokalen waaronder een raadzaal.

Geschiedenis

In 1799 werd het Vleeshuis door de Fransen als nationaal goed openbaar verkocht, het werd echter ingekocht door de beenhouwersgilde; laatstgenoemde verkocht het gebouw in 1841 aan de familie Peyrot-Van Bommel die het gebruikte als opslagplaats voor haar wijnhandel. In 1899 kocht de Stad het vervallen Vleeshuis, na de restauratie onder leiding van stadsarchitect Alexis Van Mechelen werd het Vleeshuis in 1913 als museum geopend. Recent werd het gebouw nogmaals volledig opgeknapt. Van de vroegere zeer gesloten omgeving, met kleine en grillige straatjes, blijft niets over, het Vleeshuis staat nu volledig vrij ten westen van een grote parkeerplaats.

Beschrijving

Gildehuis uit het eerste kwart van de 16de eeuw ingeplant op hellend terrein met aan westzijde een niet meer ingegraven kelderverdieping. Rechthoekige plattegrond met op hoeken zeskantige uitkragende traptorens en een achtkantige traptoren tussen vierde en vijfde travee van de zuidgevel, alle traveeën worden gemarkeerd door steunberen.

Vrij rijzig gebouw van twee bouwlagen onder steil zadeldak (leien) met vier rijen dakkapellen in elk schild; getrapte oost- en westgevels van twee traveeën en zuidelijke en noordelijke lijstgevels van zeven traveeën, cantonnerende torentjes onder gebogen piramidale bedaking met typische uitkijktorenopstand en silhouet. Meest westelijke travee overwelft de Palingbrug met een gedrukt bakstenen tongewelf met steekkappen, de verdiepingen zijn er overheen gebouwd. Baksteenbouw met overvloedig functioneel en decoratief gebruik van zandsteen voor de talrijke, regelmatige speklagen, omlopende waterlijsten, hoek- en boogsteunen, geprofileerde sokkel. Gemarkeerde omlopende waterlijsten waarop telkens de vensters rusten en die aldus ook telkens de hoogte der verdieping typeren. Op eerste bouwlaag grote spitsboogvensters met gerestaureerd rijk gevarieerd laatgotisch maaswerk, herstelde kruiskozijnen met ontlastingsboog en een laatgotische geprofileerde omlijsting op tweede bouwlaag. Kleine verspringende muuropeningen in de uitkijktorens, de oostelijke en westelijke trapgevels hebben gerestaureerde rechthoekige en vierkante vensters met ontlastingsboog.

Aan de oostgevel werden op de eerste bouwlaag in de verjongende steunbeer twee zandstenen pijlers met mooi versierd kapiteel, waarop twee beelden, ingewerkt; de ingangsdeuren, rondboogdeur in eerste en bredere korfboogdeur in tweede travee, zijn gevat in een laatgotische geprofileerde hardstenen omlijsting.

Westgevel met verhoogde trap en kleinere spitsboogvensters ter hoogte van de doorgang boven de Palingbrug.

Langsgevels waarvan de meest westelijke travee uitgewerkt is als doorgang boven de Palingbrug met een geprofileerde zandstenen rondboogdoorgang en een gedrukt bakstenen tongewelf met steekkappen.

Zuidgevel met aan westzijde niet ingegraven kelderverdieping, heeft in tweede travee onder het spitsboogvenster een hooggeplaatste korfboogdeur in een geprofileerde hardstenen omlijsting.

Noordgevel met in derde travee eveneens een korfboogdeur in een hardstenen omlijsting; tegen zesde travee calvarie (Cornelis Van Dael). Tegen traptoren op hoek van Repenstraat Onze-Lieve-Vrouwebeeld met lichtarm, onder spits baldakijn, op een gesculpteerd voetstok met engelenkopjes, uit de 18de eeuw.

Interieur

Begane grond, ruimte waar eertijds de vleeshouwersbanken stonden, opgevat als een tweebeukige gotische hal van zeven traveeën met kruisribgewelf op zes centrale overhoeks geplaatste vierkante pijlers van zandsteen met afgestompte hoeken, ter halverhoogte overgaand in bundelpijlers die kapiteelloos overgaan in schei- en gordelbogen, wel is er telkens een kwartkapiteel met dekplaat onder de ribben; aan zuid- en noordzijden worden de ribben opgevangen door bewerkte korbelen, telkens gesitueerd tussen de spitsboogvensters (zie steunberen).

Ook bovenverdieping die gildelokalen bevatte, is door zware pijlers in twee beuken verdeeld. Hierboven de hoge zolderverdieping met vijf vlieringen aangebracht op de hanebalken, waar de reserves van het museum een plaats vonden. Vanop de tweede verdieping van het museum kan men het houtwerk zien van het dakgebint, een indrukwekkende klassieke eikenhouten dakconstructie uit de 16de eeuw.

Mobilair. Het Museum voor Toegepaste Kunst en Archeologie, ondergebracht in het Vleeshuis, streeft ernaar een overzicht te geven van het artistiek verleden van Antwerpen. In het Vleeshuis zijn vele mooie verzamelingen bijeengebracht: onder meer van wapens, glaswerk, beeldhouwwerk, meubelen, muziekinstrumenten, ijzer- en edelsmeedkunst, edelstenen, juwelen, Egyptische oudheden, tin, koper, brons, weefsels, kant en borduurwerk.

  • DENUCE J., Het museum "Vleeschhuis", Antwerpen, 1935.
  • LANBRECHTS-DOUILLEZ, J., Het Vleeshuis. Van Vleeshal tot museum, Antwerpen, 1975.

Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vleeshuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4678 (geraadpleegd op ).