De Cluyse

Tekst van De Cluyse (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/4449)

Historiek

Eertijds genaamd de Cluyse; wordt in het "Eerste geberderd daechseelboeck" reeds vermeld omstreeks einde 14de eeuw. In 1468 werd het aangekocht door de Stad. Op 4 mei van hetzelfde jaar schonk de Stad aan "den Alderbuden ende ghemeenen coopman vander Duytscher Hanze" dit huis om het "erfelijk ende eeuwelijk te bezittene ende te gebruykene"; daarenboven 300 guldens "umme dat serve huys na costuyme des coopmans te tymmeren ende te stofferen". Waarschijnlijk werd de schenking gedaan om de vriendschap en de eendracht onder de Hanzekooplieden te versterken en opdat zij de stad op haar jaarmarkten en daarbuiten zouden bezoeken.

Het eerste Hanzehuis te Antwerpen is echter niet gegeven geworden als eigenlijk kantoorhuis, zoals te Brugge. Ook heeft het Antwerpse "Kleyn Oosterhuys" nooit tot stapelhuis gediend, zoals het grote Oostershuis, gebouwd in 1564-68 in de Nieuwstad. Evenwel bleef "de Cluyse" gedurende ruim een eeuw in gebruik van de Hanze. Pas in de jaren 1622-27 kwam zij in privé-bezit.

Beschrijving

Diephuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (roofing en leien), opklimmend tot de tweede helft van de 15de eeuw. Bakstenen trapgevel (negen treden + topstuk), met gebruik van natuursteen, tot vóór april 1976 voorzien van een bepleistering. Muurankers.

Benedenverdieping herhaalde malen verbouwd; heden vrijwel volledig opengewerkt onder steunende balk, waarboven sporen van ontlastingsbogen boven lateien, en van licht geloogde strekken. Hoofdverdieping daarentegen opmerkelijk gaaf gebleven: enkel werden de oorspronkelijke kruiskozijnen verlaagd, de vensterkruisen verwijderd en verder voorzien van een arduinen lekdrempel en latei, laatstgenoemde ontlast door een bakstenen segmentboog.

Zeer merkwaardige tweeledige top, geopend op de eerste geleding met een bolkozijn (ontlastingsboog) tussen rechthoekige zijluiken; hoger een rechthoekig luikgat; ingeschreven in een drielob waarin veellobben, uitlopend op gesculpteerd bladwerk en op zijn beurt gevat in een brede spitsboog; de waterlijsten waarop de tracering aanzet is, kwarthol geprofileerd en gesculpteerd.

De laatgotische topversiering gaat terug op de houtbouw: een van de kenmerkende constructie-onderdelen van de inheemse stedelijke houten woonhuisbouw waren de spitsboogvormige en drielobbig ingebogen windveren aan de geveltop; dit element is in de stenen woonhuisbouw blijven voortleven, is als het ware in steen omgezet geworden in de spitsboog- en klaverbladvormige traceringen die tal van geveltoppen in de 15de eeuw versierden. Van de vrij vele gevels van dit soort te Antwerpen uit oude afbeeldingen bekend, is alleen deze van het huis "de Cluyse" behouden gebleven. Van een gelijksoortige geveltop aan het huis Oude Koornmarkt nummer 70 bleef slechts een gedeelte van de aanzet bewaard.

In verband met de oorspronkelijke toestand van de begane grond gaat de hypothese dat de huidige kelders als kelderverdieping zouden gediend hebben, zij het onder het toen veel lager liggende straatniveau. De erboven liggende verdieping zou aldus van op de straat bereikbaar zijn geweest via een puitrap. Op deze manier zal een kopie van deze gevel gereconstrueerd worden in het Openluchtmuseum te Bokrijk, binnen de afdeling "de Oude Stad".

Gezien de asymmetrie van de gevel zijn de bovenverdieping en de top mogelijk in hun 15de tot 16de eeuwse toestand reeds een aanpassing van een toen bestaande gevel. Het is zeer goed mogelijk dat de gevel reeds in de 15de tot de 16de eeuw bepleisterd en beschilderd was, juist om die verbouwing te verbergen.

Inwendig is het gebouw volledig verminkt, dit wil zeggen op de gelijkvloerse verdieping zijn alle binnenmuren verdwenen, terwijl op de tweede bouwlaag de muren geheel of gedeeltelijk afgebroken werden wegens gevaar voor overbelasting. Het oorspronkelijk dakgebint bleef behouden; zelfs de behording is oorspronkelijk, wat bewezen wordt door de breedte van de planken. Schijnbaar in goede staat.

De achterbouw van de benedenverdieping bevat een blauwe hardstenen galerij uit het vierde kwart van de 17de eeuw tot het eerste kwart van de 18de eeuw: geprofileerde archivolten met sleutels op geblokte pijlers; abactissen afgeslagen.

Kelders door pijlers ingedeeld in twee beuken en overkluisd met kruisribgewelven Pijlers van Doornikse kalksteen en voorzien van bladkapitelen. Het basement is niet zichtbaar en bevindt zich allicht onder de huidige bevloering. Gordelbogen en kruisribben van witte natuursteen met eenvoudig afgeschuind profiel; op sommige plaatsen aangevuld met baksteenmetselwerk (verbouwing?). Gewelfvlakken van baksteen (groot formaat) Deze keldering is ongetwijfeld ouder dan het 15de-eeuwse gebouw er boven; klimt allicht op tot de 13de eeuw.


Bron: GOOSSENS M. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A., STEYAERT R., ILLEGEMS P. & DE BARSÉE L. 1976: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3na, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Goossens, Miek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Cluyse [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4449 (geraadpleegd op ).