Kasteel Ter Borght

Tekst van Kasteeldomein Ter Borght (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/41085)

Kasteel "Ter Borght", modo "Nieuw Hof", in tegenstelling tot het "Oud Hof", dat zich bevond op het einde van de huidige Dreef tegen de Grote Nete en vermoedelijk ontstond als verdedigingspost met wachttoren ter beveiliging van de rivierovergang. Het Oude Hof werd in 1658 vernield door de Fransen en verdween helemaal in de loop van de 18de eeuw; de motte, een kleine verhevenheid als uitkijkpost, gelegen op het einde van de Dreef rechts, is heden het enige overblijfsel van deze historische site. Het puin werd deels gerecupereerd voor de bouw van het nieuwe kasteel Ter Borght.

Historiek

In 1778 gaf Jan Adriaan Somers, notaris-secretaris, rentmeester van de familie Beeckmans de Westmeerbeeck (zie gemeente-inleiding), en van 1801 tot 1814 burgemeester van Westmeerbeek, de opdracht tot het bouwen van een landelijk herenhuis; bouwwerken definitief gestart in 1780. Gegevens betreffende de bouwmeester zijn niet gekend. Het oorspronkelijke gebouw werd naderhand uitgebreid, onder meer met bijgebouwen als koetshuis, paardenstallen, woningen voor het dienstpersoneel, oranjerie, volière; Jozef Somers (°1787- +1837), zoon van Jan Adriaan en tevens zijn opvolger zorgde voor de verdere verfraaiing: de oorspronkelijke moestuin, een bijhorende weide en bos werden veranderd in een Engels park met graspartijen, verspreide bomengroepen, boomgaard, uitgewerkte bloemperken, hagen en onderbegroeiingen. De vijver werd heraangelegd en doorgetrokken tot naast het kasteel; de uitgegraven grond werd gebruikt voor de aanleg van twee ijskelders, achter de vijver en ten oosten van het kasteel.

In 1831 tijdelijk als commandopost gebruikt door Leopold I, aanvoerder van het pas opgerichte Belgische leger; in 1836 kasteel met park en toebehoren verkocht aan de familie Beeckmans de Westmeerbeeck. In 1854 werd de vijver verlegd naar de achterzijde van het kasteel en voorzien van een eendenkooi, het eiland werd vergroot en uitgerust met een paviljoen. In 1859 werd het geheel samen met onder meer de pachthoeve Hof Ter Borght verkocht aan baron Augustinus Carolus Nicolaus de T'Serclaes, die het in 1863 overmaakte aan zijn zusters Helena en Delphina. Volgens M. Goovaerts werd in 1862 de linkse vleugel met keukens en slaapgelegenheid voor het personeel aangebouwd; het terras aan de achterzijde van het kasteel zou tegelijkertijd afgesloten zijn met trappen en een balustrade; mutatieschetsen van 1864 vertonen wel een lichte wijziging van de achtergevel, terwijl de trappen en de halfcirkelvormige portiek pas worden ingetekend in 1912. De oranjerie aan de zuidzijde, een ijzerconstructie met beglaasde wanden, dateert van 1864, hetzelfde jaar waarin ook de rechter vleugel met koetshuis en nieuwe paardenstallen werd gebouwd, zie het jaartal op de gevel en mutatieschetsen van 1864. De verbinding met inbegrip van de druivenserre werd geregistreerd in 1875.

In 1909 aangekocht door Frederik Maria Jozef Jacobs, gevolgd door grondige restauratiewerken aan de verwaarloosde gebouwen en het park. In 1913 werd de stenen omheiningsmuur voor het kasteel verlaagd en voorzien van een ijzeren afsluiting en twee nieuwe ingangspoorten naar ontwerp van architect E. Goethals, zie heden nagenoeg onleesbare gevelsteen rechts naast de oostelijke poort. Het complex onderging nogmaals grondige herstellingswerken na de Eerste Wereldoorlog. Heden leegstaand.

Beschrijving

In kern classicistisch kasteel met neoclassicistische gevelversiering; twee bouwlagen onder schilddak (nok parallel aan de straat, leien) voorzien van uitgewerkte dakkapellen onder driehoekig fronton, gebogen in de centrale travee; schoorstenen van gesinterde baksteen met uitgewerkte ijzeren bekroning. Flankerende aanbouwsels van één travee en drie bouwlagen onder laag schilddak (nok loodrecht op de straat), ingetekend op het kadaster in 1912, achteruitspringend aan de zuidzijde en opgevat als uitgewerkt hoekrisaliet aan de noordzijde. Bepleisterde en beschilderde lijstgevels, op de begane grond belijnd met imitatievoegen die uitwaaieren boven de rechthoekige vensters, betralied aan de zuidzijde, voorzien van rolluiken aan de noordzijde.

Zuidgevel van negen traveeën met neoclassicistische ordonnantie; centraal deurrisaliet voorafgegaan door een portiek op gekoppelde zuilen; deurvenster en balusterbalkon op de bel-etage; de drieledige indeling van het deurvenster wordt herhaald in de centrale dakkapel met gebogen fronton. Bovenvensters gevat in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen en doorgetrokken lekdrempels op consoles. Omlopend klassiek hoofdgestel. De gelijkaardige, doch meer eenvoudige achtergevel van negen traveeën wordt gemarkeerd door een drie traveeën breed middenrisaliet met later aangebouwd halfcirkelvormig portaal met aansluitend balkon op gekoppelde zuilen. Omlopende balustrade voor het gevelbreed terras. Bovenvensters in geprofileerde omlijstingen met oren. Hoekrisalieten met streng neoclassicistische ordonnantie: balusterbalkon voor het deurvenster van de bel-etage opgenomen in een entablement. Sober interieur, aangepast in loop van de 19de en de 20ste eeuw; centrale traphal aan zuidzijde; bewaarde bordestrap.

Door het later (1862 en volgende) aanbouwen van lagere, haakse vleugels ontstond een U-vormige plattegrond: de linker vleugel omvatte de keuken, de voorraadkamer en de kapel, terwijl de rechter vleugel bestond uit diverse dienstruimten. Het uitzicht van deze vleugels sluit nauw aan bij de begane grond van het kasteel. De kapel bevond zich oorspronkelijk in de voorhal maar werd in 1866 naar het linker bijgebouw overgebracht. Interieur van de neogotische kapel: bepleisterde en rood beschilderde wanden met houten lambrisering en kruisribgewelf met gepolychromeerde ribben en consoles; gewelfvlakken met geschilderde bloemmotieven; glasramen van circa 1866 met voorstelling van de Heilige Delphina, Maria Mater Dei en de Heilige Helena, patroonheiligen van de toenmalige eigenaars Helena en Delphina de T'Serclaes.

Haaks aansluitend op de rechter vleugel bevindt zich de woning van de rentmeester met ten zuiden de druivenserre. In 1864 werden aansluitend, ten oosten van laatstgenoemde, de oranjerie en de paardenstallen gebouwd. Boven deze stallen bevonden zich slaapkamers voor het personeel.

De oranjerie ten zuiden van de paardenstallen, bestaat uit een fraaie, beglaasde ijzerstructuur met getorste zuiltjes, acanthusblad- en acroteriamotieven; beglaasde wanden met ijzeren roedeverdeling, sierlijk uitgewerkt in de boogvelden. Paardenstallen: rechthoekig, deels decoratief bepleisterd, bakstenen gebouw met hoekrisalieten, anderhalve bouwlaag onder schilddak (nok parallel aan de straat, leien). Omlopende houten kroonlijst en getoogde muuropeningen, op de begane grond onder doorgetrokken, bepleisterde waterlijst. Noordgevel met jaartal 1864 van gesinterde baksteen. De volière (nok parallel aan de straat, pannen zadeldak) ten noorden van de paardenstallen werd geregistreerd in 1875 en wordt gemarkeerd door het decoratieve gebruik van knoestig hout voor de standvinken.

Rechts naast de huidige ingang is er een beboomde verhevenheid, een voormalige verlaten ijskelder.

  • Kadaster Antwerpen, Mutatieregisters Hulshout/Westmeerbeek, schetsen 1864/6, 1875/4, 1912/7.
  • GOOVAERTS M., Het kasteel Ter Borght te Westmeerbeek (deel 1 tot 15), in Mededelingenblad Heemkring Kanton Westerlo, XX, 1993, nummer 4, en volgende.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2000: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Westerlo, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Ter Borght [online], https://id.erfgoed.net/teksten/41085 (geraadpleegd op ).