Kasteel

Tekst van Feodaal kasteeldomein met Auberge du Chevalier (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38873)

Vlakteburcht van circa 1300, op onregelmatige, ellipsvormige aanleg gemarkeerd door drie gesloten muurtorens en omringd met een slotgracht. Defensieve ligging als voorpost van Brussel en Brabant in het lage moerasachtige gebied van de Zennevallei, ten westen van het op de heuvel ingeplante dorp.

Historiek

Vermelding van heren van Beersel vanaf de tweede helft van de 12de eeuw, opgevolgd door Godfried van Helleke, drossaard van Brabant (van 1303 af), die doorgaans als oprichter van de huidige burcht wordt beschouwd (circa 1300). Via een huwelijk kwam het goed tijdens het derde kwart van de 14de eeuw in het bezit der Witthems die steeds de Brabantse en later de Boergondische koers volgden en dan ook Maximiliaan van Oostenrijk steunden gedurende de troebelen van het laatste kwart van de 14de eeuw. Bestormingen door de opstandige Brusselaars in 1488 en 1489 en uiteindelijke inname van de burcht na geconcentreerde aanvallen op de ringmuren die ten slotte instortten.

Wederopbouw van het kasteel van 1491 af en tijdens het begin van de 15de eeuw en oprichting van de heerlijke woning palend aan de zuidtoren. Het goed bleef in het bezit der Witthems tot de 17de eeuw maar het kasteel zelf werd niet meer bewoond van midden 16de eeuw af. Verheffing tot baronie in 1649 en later eigendom der van Arenbergs en de Merodes (vanaf de 19de eeuw). Het kasteel werd in 1928 geschonken aan de "Vereniging Vrienden van het Kasteel" en in 1932 overgedragen aan de "Koninklijke Vereniging van Historische Woonsteden". Het gebouw was inmiddels vervallen tot een melancholische, romantische ruïne dat als getuige der verre, duistere middeleeuwen, historici, tekenaars en dichters uit de 19de eeuw fel aansprak en inspireerde en dan ook werd opgetekend, gepubliceerd als lithografie en in gedichten bezongen, onder meer door Victor Hugo na zijn bezoek in 1877. Grosso modo behouden volumes van torenrompen (drie verdiepingen) en weergangen.

10 maart 1928 begon een grondige restauratie met herstel van de ringgracht, onder leiding van R. Pelgrims de Bigard; tijdens een eerste campagne 1928-1938, werden de ringmuren en torens tot op weerganghoogte hersteld; 1939-1942 werden de bedakingen heropgebouwd, zoals ze voorkwamen op de gravure van circa 1690 in J. Le Roy.

Bij gebrek aan voldoende archeologische en iconografische gegevens werd de heerlijke woning niet heropgericht, maar behouden als ruïne met interessante kelders. Bedoeling was dit bijzonder interessant en gaaf voorbeeld van militaire architectuur te restaureren en te conserveren en volledig toegankelijk te maken voor het publiek.

Beschrijving

Rustieke herberg in vakwerkbouw uit 1933, met uitbreiding van 1966. Gelijksoortig paviljoen van de opzichter van 1967. Aanleg van het park in 1966 en volgende, onder leiding van J. de Ghellinck d'Elseghem en R. Pechère.

Algemene aanleg, fundamenten en deel van het opgaand metselwerk uit einde 13de eeuw-begin 14de eeuw. Baksteenbouw met verwerking van lokale, bruinachtige zandsteen en witte grijsachtige.

Kasteel

Ellipsvormige plattegrond met niet axiaal ingeplante, gesloten muurtorens ten zuiden, westen en noorden, laatstgenoemde fungerend als poortgebouw met gereconstrueerde houten brug en op haalbrug.

Zeer gesloten grachtgevels gemarkeerd door enkele oorspronkelijke rechte schietgaten afgewerkt met roodbruinachtige zandsteen, zandstenen schietgleuven voor kruisbogen met stortgaten (onder meer gereconstrueerde) en aangepaste 15de- en 16de-eeuwse schietgaten met centraal gat voor de lange kanonlopen. Kleine, latere rechthoekige vensters afgewerkt met zandsteenblokken en twee bolkozijnen, laatstgenoemde aangebracht in de zuid-oostmuur gestut door steunberen. Licht overstekende gekanteelde weergangen opgevangen door zandstenen korbelen onder omlopende cordons. Herstelde leien bedaking boven de westgangen. Torens afgedekt met hoge, gebogen en afgewolfde leien bedaking met dakkapellen, aanleunend tegen de hoge getrapte sluitgevels van de binnenplaatszijde, geflankeerd door overstekende spietorentjes (zuiden en westen). Peperbusachtige dakruiter boven op de zuidtoren. Noordtoren met middenrisaliet afgelijnd door hoekstenen; verdiepte getoogde poort ingeschreven in een gelijksoortige muuropening (ruimte voor valhek); bekronende laatgotische nis met ingeschreven driepas en gebogen bekroning.

Overwelfde doorgang met stortgat aangebracht na 1491. Meer opengewerkte gevelpartijen aan de binnenplaatszijde, de torens voornamelijk voorzien van stenen kruiskozijnen steunend op omlopende cordons, en rechthoekige, getraliede benedenvenstertjes. Muurankers 1617 in de herstelde trapgevel van de noordtoren, wijzend op een toenmalige restauratie. Duidelijke bouwnaden tussen de oorspronkelijke en zorgvuldig heropgerichte bovenmuurpartijen. De dikke ringmuren worden geritmeerd door spaarbogen van verschillende hoogten en breedten, telkens afwisselend uitgewerkt met afgeschuinde schietgleuven of steekboognissen met getraliede rechthoekige muuropeningen en vensterbanken. Gekanteelde weergang met herstelde overdekking, ten westen, steunend op geschoorde stijlen aan de binnenpleinzijde; smalle, verholen steektrap in elke zijde.

Overwelfde kelders en onderbouw van de heerlijke woning waarbij ook een slotkapel hoorde.

Interessant verdedigingssysteem en inrichting, naar eenzelfde basisschema met verschillende afwerking naar gelang van de bestemming der vertrekken.

Ingebouwde trap in de dikte van of tegen de pleingevel, vertrekkend van de begane grond; verbinding met de weergangen op de tweede bouwlaag, afgesloten met stevige deuren om aldus de burcht, toren na toren te verdedigen; soort van "mangat" in de westgang, van waaruit de ringgracht kon worden bereikt.

Binnenin, vensterbanken in de steekboogvormige nissen der rechthoekige vensters, onbepleisterde wanden, muurnissen en geplaveide vloeren (voornamelijk reconstructie met oorspronkelijk materiaal). Houten zolderingen op moeren kinderbalken met verzorgde afwerking van de gebogen grachtgevelzijde waar de omlopende balk op geprofileerde kraagstenen wordt opgevangen. Meestal één latrine per bouwlaag.

Wapenarsenaal op de hoogste verdieping. Noordtoren, bestemd voor de burchtheer; op de tweede bouwlaag, gleuven voor het van hieruit te hanteren valk-hek voor de poort; gotische schouw op geprofileerde dragers met achtzijdige sokkeltjes uit de 15de eeuw naast het venster aan de pleinzijde; slaapkamer op de derde bouwlaag voorzien van drie muuropeningen met nissen en vensterbanken, een alkoof en een gotische schouw uit de 15de eeuw.

Westtoren, voorbehouden aan het garnizoen, voorzien van een ruwer afgewerkte stenen trap en eenvoudige schouwen op tweede en derde bouwlaag.

In de zuidtoren, vroegere gerechtszaal op de eerste bouwlaag en fraaie ridderzaal op de tweede bouwlaag: inrichting uit einde 15de - begin 16de eeuw: overkluizing door middel van twee gotische kruisribgewelven met sluitsteen, steunend op consoles alle verrijkt met loofwerkmotief en uitgewerkte blazoenen van Hendrik III en Filips van Witthem, heersende heren ten tijde van de wederopbouw; interessante korfboogvormige haard met geprofileerd beloop op afgeschuinde neuten.

Verholen steektrap naar de derde bouwlaag die voorzien is van een gebogen schouw tegen de grachtgevel met fraai brandvloertje gevormd door gesinterde baksteen en rechte, naast mekaar geplaatste leien.

Kasteel en omgeving zijn ook beschermd als landschap.

  • GHELLINCK D'ELSEGHEM J. DE, Châteaux de Belgique à visiter, p. 38-42 (gebaseerd op studie van de Waha).
  • MERTENS C., Le château féodal de Beersel et les seigneurs, Brussel, 1942.

Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Feodaal kasteeldomein met Auberge du Chevalier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/38873 (geraadpleegd op ).