Heuvelrug tussen Herentals en Kasterlee

Tekst van Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135053)

Algemeen reliëf

De 13 km lange heuvelrug loopt ten oosten van Kasterlee tot Herentals. In het zuiden flankeert de vallei van de Kleine Nete de heuvelrug. De Kleine Nete loopt parallel met de heuvelrug. De vallei is hier zeer breed, breder dan dat stroomopwaarts en -afwaarts het geval is. Langs de noordkant wordt de heuvelrug geflankeerd door de valleien van Aa, Kaliebeek en het benedenstroomse deel van de Rulloop. Alle genoemde valleien zijn typische Zuiderkempen-valleien: vlak en breed (in zand uitgeschuurd) en gedeeltelijk met veen opgevuld. Het bovenstroomse deel van de Rulloop is gegraven doorheen het dek- en stuifzandgebied van de Rielense Hei.

De macrostructuur van het gebied, een langgerekte smalle heuvelrug, wordt volledig bepaald door het tertiaire substraat (2-66 miljoen jaar geleden). De ondergrond wordt gevormd door mariene sedimenten die hier miljoenen jaren geleden zijn afgezet tijdens een warme periode met opeenvolgende fases van een opkomende en zich terugtrekkende zee. Bovenop een laag van glauconietrijk zand rust een dun laagje basisgrint, dat wordt afgedekt door een ijzer- en fossielhoudende mariene afzetting van een latere fase. De fossiel en ijzerhoudende zanden verdichtten tot limonietbanken, die op verschillende plaatsen aan of kort onder het oppervlak van de heuvelrug liggen. Dat verklaart ook het voorkomen van ijzerzandsteen met fossiele schelpen in de ondergrond. In de bermen van de holle wegen zijn de limonietbanken goed zichtbaar. Op de kamlijn van de heuvelrug zit het tertiair substraat helemaal aan de oppervlakte. Het zijn matig ontwikkelde bodems, met een typische roodbruine verweringshorizont. Elders zijn deze tertiaire afzettingen tijdens het Pleistoceen (2 miljoen tot 10000 jaar geleden) met dekzanden bedekt, die door de wind in koude periodes en door rivieren tijdens warmere interglaciale tijden werden aangevoerd. Deze pleistocene dekzanden werden niet op de heuvelrug, maar in het achterliggende, zuidoostelijke deel afgezet, waar ze stuifzandcomplexen met landduinen vormden.

De heuvelrug vertoont een cuesta-structuur, met een steil front (naar het zuidoosten) en een zwakker hellende rug (naar het noordwesten), bepaald door de helling van de geologische lagen. Het ontstaan van de heuvelrug met zijn cuesta-structuur is te danken aan het feit dat de ijzerzandsteenhoudende lagen van de Poederliaan-formatie meer weerstand hebben geboden tegen erosie dan de omgevende zachtere sedimenten. Die zachtere sedimenten zijn wél weggeërodeerd.

Het hoogteverschil tussen de vallei (bij de Kleine Nete) en rug (op de kamlijn) is groot, zo’n 15 m: + 15 m versus +30 m TAW. Het hoogteverschil wordt nog versterkt (tot +35 m TAW) door de stuifzandreliëfs die bovenop het algemene reliëf van de rug liggen. De stuifzandreliëfs zijn hoger dan 5 m, maar ze liggen niet op de hoogste plekken van het algemeen reliëf. Op de flanken van de paraboolduinen die deel uitmaken van de heuvelrug komen hellingen met een stijgingsgraad van meer dan 15 tot 20% voor.

Een markant fenomeen is het ‘Wintergat’, een onderbreking in de rug, een dal tussen de Zwarteberg en de Kabouterberg. Nog opvallend is het bestaan van twee domeinen van de hertog van Brabant op de heuvelrug sinds de middeleeuwen: het ‘bos van Hulsene’ ten noorden van Herentals en het ‘bos van Gestele’ bij Kasterlee (huidige provinciale domein Hoge Mouw). Beide domeinen werden in de late middeleeuwen als konijnenwarande geëxploiteerd.

Het front

Tussen Goor en Hukkelbergen is het front zeer steil. Het front is hier extra in reliëf gesteld doordat het over bijna de gehele lengte is afgegraven (zandwinning, ontginning ijzerzandsteen). Dat het front is afgegraven blijkt duidelijk uit zijn grillige, hoekige verloop en het contrast met de enkele plekken tussen Goor en Hukkelbergen die nog wel de natuurlijk helling hebben. De groeve van Hukkelbergen is zo’n opvallend voorbeeld van een afgraving door de mens. De hoge, afgestoken wanden vormen nog altijd een studieobject voor bodemkundigen. Nog een ander voorbeeld van grondverzet op de heuvelrug is de voormalige ijzerertsontginning bij de Langenberg in Lichtaart door de firma Cools na de jaren 1860. Ten oosten van Goor is het front niet teruggezet en bezit het zijn natuurlijk steilte (op zijn steilst bij de Venusberg in Kasterlee). De steile flanken ter hoogte van de Zwarteberg en de Kabouterberg zijn niet te wijten aan het front van de cuesta – dat is daar niet zo steil en vrij laag -, maar aan het feit dat het twee stuifzandreliëfs pal op de rand van de rug zijn.

Vegetatie op de heuvelrug

Met uitzondering van een onderbreking ter hoogte van Lichtaart is bijna de volledige heuvelrug tussen Herentals en Kasterlee met naaldhout begroeid. Maar het is ooit anders geweest. Tot de eerste decennia van de 19de eeuw domineerde de heidevegetatie, niet alleen op de heuvelrug, maar ook in de onmiddellijke omgeving. Ten westen van Lichtaart was er de Hoge Heide, ten oosten daarvan de Riel- of Rulheide. Tussen de twee heidegebieden in lag ten zuiden van Lichtaart een open akkergebied, dat aan het begin van de 19de eeuw nog verder uitbreidde, ten nadele van de heidevegetatie. In die periode begon men ook aan de bebossing met naaldhout op de heuvelrug. Wanneer de jonge Belgische staat in 1834 het kadaster opmaakt van de onroerende goederen op haar grondgebied, is het domein bijna helemaal in kleinere kavels opgedeeld en aan privé-eigenaren verkocht. Deze nieuwe, niet onbemiddelde eigenaars zetten als eersten de stap naar de bebossing van de heide op de heuvelrug. Zij beroepen zich daarvoor op Franse wetten uit het einde van de 18de eeuw, die de omvorming van weinig rendabele zandgronden, heides en ‘bergen’ naar mastbos stimuleren. Als één van de eerste komt de bebossing van de Hoge Mouw aan de beurt (1828). Tegen 1869 was bijna de volledige heuvelrug in Kasterlee met jong naaldhout bebost. Het ritme waarop de bebossing voortschreed, was duidelijk verschillend tussen de gemeenten. In elk geval was tegen 1960 bijna de volledige heuvelrug naaldbos.

Heden krijgt de heidevegetatie in het gebied weer een kans. Zo is bij voorbeeld ten zuiden van de Hoge Mouw recent (2011) een zone gekapt en geplagd met de bedoeling aan heideherstel te doen. De nieuwe bosbeheerplannen voorzien in de omvorming naar meer loofboomsoorten, hoewel Grove Den een hoofdboomsoort zal blijven.

  • Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer (I 002), nr. 5179, 4954, 4968, 4983, 5007, 5009, 5082 e.a.
  • Rijksarchief Antwerpen, Oud Gemeentearchief Kasterlee, nr. 50.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Ministerie van Financiën, Gewestelijk Kadaster Antwerpen, Kadasterarchief, Leggers primitief kadaster Kasterlee: Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (model 208) en model 209.
  • ABO Bodem en Milieuconsult 2011: Uitgebreid bosbeheerplan Kasterlee. Projectnummer 09249, onuitgegeven rapport.
  • LIEVENS J. 1970: Lichtaart...’n licht in de Kempen, s.l.
  • MEESTERS L. 1992: De heuvelrug tussen Herentals en Kasterlee, M&L 11/2, 25-40.
  • MUNAUT A.V. & PAULISSEN E. 1973: Evolution et paléo-ecologie de la vallée de la Petite Nèthe au cours du post-Würm (Belgique), Annales de la Société Géologique de Belgique 96, 301-348.
  • BASTIAENS J. & VERBOVEN H. 2015: Verscheidene terreinbezoeken van de heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee, maart-april 2015.

Auteurs:  Verboven, Hilde; Bastiaens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Heuvelrug tussen Lichtaart en Kasterlee [online], https://id.erfgoed.net/teksten/370591 (geraadpleegd op ).