Park van Uitbergen

Tekst van Domein Kasteel van Uitbergen (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/78638)

Minstens tot de 16de eeuw opklimmende buitenplaats die evolueerde van een omwalde site tot een groot omgracht en ommuurd kasteeldomein met landschappelijke tuinaanleg en dendrologisch waardevol bomenbestand, overwegend daterend uit eind 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw.

Een 18de eeuwse buitenplaats

Volgens een verkoopsdocument van 25 februari 1739 verkocht Sabastiaen de Grou toen een bewalt huys, met schueren, stallen, boomgaert ende voordere appendentien ende dependentiën aan Joannes Tack, schepen van Aalst, die het goed namens zijn moeder Marie Vander Hoeven, weduwe van Gillis Beeckman aankocht. Haar kleindochter Marie-Cornélie Beeckman (1751-1818) huwde op 6 februari 1773 met Jacques Terlinden (1746-1813), stalmeester, heer van Uitbergen en schepen te Aalst. De buitenplaats te Uitbergen kwam zo in het laatste kwart van de 18de eeuw in het bezit van deze adellijke familie Terlinden. Verschillende kinderen van het echtpaar werden er geboren. In een kaartboek van 1784 met de bezittingen van de O.-L.-Vrouwekerk van Kamerijk, werd op deze locatie naast de Schelde, het buitengoed als Chateau d’Uytberghen opgetekend en, zeer waarschijnlijk in spiegelbeeld, voorgesteld als een L-vormig classicistisch dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen, met centraal driehoekig fronton en rechts aanleunende smalle aanbouw. Links ervan werd een poortgebouw en een kleine stal weergegeven. Een aanwijzing voor een datering van de buitenplaats werd gevonden op het gebouw zelf via steenhouwerstekens van Adrien Mondron uit Feluy, werkzaam tussen 1743 en 1784. Deze voormalige buitenplaats en burgemeesterswoning wordt in de literatuur soms verkeerdelijk toegeschreven aan de Parijse families Bouilliers en Belvaux en gedateerd in 1775. Archivalisch en cartografisch onderzoek heeft uitgewezen dat deze toeschrijving onjuist is.

Uit een aankondiging van de verkoop van het goed in 1807 kan worden afgeleid dat het echtpaar Terlinden – Beeckman het kasteel grondig vernieuwde rond 1793. Het domein beschikt onder meer over een boomgaard, twee groentetuinen, een nieuwe Engelse tuin met perken, watervallen en bronnen en een oude Engelse tuin met uitheemse bomen, een dreef, belvedère en speelhuys voor de vyscherije. Een kadastraal plan van 1811 toont deze situatie met een langgerekt L-vormig gebouw grenzend aan een rechthoekige omgrachting met links ervan de dienstgebouwen.

Uitbergen in de 19de eeuw

De nieuwe eigenaar was Emmanuel de Kerchove d’Ousselghem (1767-1854). Volgens een kadastraal plan van 1832 breidde hij het buitengoed noordwaarts uit en wijzigde de noordelijke walgracht die dan in het midden van het kasteeldomein kwam te liggen in een grillige serpentinevijver met eilandje, kadastraal opgetekend als visvijver. De familie de Kerchove d’Ousselghem, renteniers uit Gent gaf volgens een archiefstuk van 1840 opdracht aan de Gentse architect Louis Minard om het kasteel aan te passen en uit te breiden. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw namen de residerende kasteelheren ook het ambt van burgemeester op en bekleedden vanuit die functie en als lokale mecenas en grootgrondbezitter een belangrijke sociaal-culturele positie binnen de dorpsgemeenschap van Uitberg. Emmanuels’ zoon Edmond-Charles de Kerchove d’Ousselghem bekleedde het burgemeestersambt 1843/1845 tot zijn aan overlijden in 1858, vanaf 1854 was hij eigenaar van het buitengoed te Uitbergen.

In 1861 kwam het kasteeldomein in handen van graaf Victor van den Steen de Jehay (1822-1912), eveneens burgemeester van Uitbergen, gehuwd met Victorine de Lichtervelde nicht van de vorige eigenaar. Graaf van den Steen de Jehay liet onder meer de walgracht aan de straatzijde achter het kasteel dempen in 1877 en de Moleneindestraat zuidwaarts en De Veulaerstraat westwaarts verleggen, waardoor het privaat karakter verhoogde en de zichtbaarheid van het kasteel vanaf de straatkant afnam. Rond diezelfde periode bouwde de graaf westwaarts ook de Sint-Rochuskapel (1871), en traditionele aanhorigheden zoals de conciërgewoning (1877) en de koetsiers- en hovenierswoning (1885). De vanouds bijhorende dienstgebouwen, muur en toegangspoort vlak naast het kasteel, werden met uitzondering van het zogenaamde “vissershuisje” rond 1885 afgebroken. Het domein kwam vervolgens voor 4/7 toe aan Victors’ nicht, gravin Nathalie-Charlotte van den Steen de Jehay (1852-1919) en voor 3/7 aan priester en professor in Birmingham Gaston van den Steen de Jehay.

Door het huwelijk van gravin Nathalie-Charlotte van den Steen de Jehay met graaf Amédée Visart de Bocarmé (1835-1924), sinds 1876 burgemeester van Brugge, kwam het kasteel deels in het bezit van deze laatste. Amédée Visart de Bocarmé was voorzitter van de Belgische Bosbouwvereniging en eigenaar van proefvelden in de Ardennen waar hij experimenteerde met, vaak uit Amerika afkomstige, boomsoorten en planten. Zijn kennis van bomen en bossen gebruikte hij voor de heraanleg van het kasteeldomein van Uitbergen als dendrologisch landschapspark dat tot op heden grote historische en botanische waarde heeft. Volgens de bewaarde contracten liet graaf de Bocarmé in 1898-1899 ook het kasteel aanpassen en uitbreiden met een neogotische kapel en een haakse vleugel midden aan de straatzijde naar de plannen van architect Joseph De Bosscher (Heusden).

Zijn zoon Albert Visart de Bocarmé (1868-1947), van 1895 tot 1947 burgemeester van Uitbergen, had naast het kasteeldomein van Uitbergen ook het Donkmeer en omliggende gronden in zijn bezit. Na zijn dood werden zijn bezittingen overgedragen aan de familie de Crombrugghe de Picquendaele die het kasteel nog enkel als buitenverblijf gebruikte. In 1996 kwam het kasteeldomein in het bezit van de huidige eigenaars die een grondige restauratie van kasteel en park aanvatten.

Het park vandaag

De huidige parkaanleg stemt grotendeels overeen met het bewaarde aanlegplan uit het einde van de 19de- begin 20ste eeuw van het kasteelpark in landschappelijke stijl. Dit document in privébezit toont een typische en nog steeds aanwezige aanleg met gebogen waterpartijen met centrale vijver, slingerpaden, twee belvedères, een afwisseling van open gazons met vista’s en gesloten bospartijen naast een aantal solitaire bomen. De in 1877 toegevoegde driehoekige zone, ten westen van het kasteel, was bestemd als ommuurde moestuin met serres en kruisvormige padenstructuur, en als boomgaard. Deze bloementuin, moestuin en boomgaard naast de tuinmuur aan De Veulaerstraat werd door de huidige eigenaars getrouw gereconstrueerd, zelfs met hergebruik van de glazen afdakjes aan de noordmuur typisch voor de teelt van perziken.

Het parkdomein herbergt ook enkele kleine eind-19de- of begin-20ste-eeuwse elementen van tuinarchitectuur waaronder twee bruggetjes met jongere ijzeren leuningen en een achthoekig eendenhuisje in vakwerkbouw (hout en baksteen) onder leien tentdak op het eilandje. Twee ronde belvedères aan de oostzijde, aanvankelijk met zicht op de Schelde, bleven eveneens bewaard: één met uitwaaierende trap samengesteld uit breuksteen vlakbij het kasteel en een tweede achter de vijver thans met recent toegevoegde siervaas op sokkel naar verluidt afkomstig van het Ziekenhuis Maria Middelares te Gent. Nabij de moestuin ten westen van het kasteel, is er nog een vrijstaand bijgebouw onder zadeldak met haard, in de literatuur soms geïdentificeerd als boothuis, maar stilistisch eerder een soort knechtenhuis. Het geel geschilderd éénlaags gebouwtje, aan kasteelzijde wellicht rond de eeuwwisseling voorzien van een glazen uitbouw op gietijzeren zuiltjes is als volume reeds afgebeeld op een kadasterkaart van 1911. Het huidig voorkomen is wellicht later te dateren. Net buiten het domein, links van het gietijzeren hekken aan de noordelijke gracht, is er nog een restant van een midden 20ste-eeuws voormalig boothuis op betonnen pijlers onder golfplaten dak. De beelden in het park behoren niet tot de oorspronkelijke aanleg, maar werden door de huidige eigenaars geplaatst.

De huidige toegang via een fraai ijzeren hek aan gietijzeren zuilen bevindt aan de Moleneindestraat, ten zuidoosten van het kasteel. Ten zuidwesten liggen de vroegere conciërgewoning (nr. 29) en het koetsiers- en hoveniershuis (nr. 27) die thans niet meer tot hetzelfde eigendom behoren. De vrij uitgegroeide Fladderiep staat in een loofbosbestand dat direct aansluit bij het kasteeldomein dat ten zuiden ervan ligt. Ten noorden is een nieuw arboretum aangeplant en in volle ontwikkeling.

Merkwaardige bomen

De voornaamste boomsoorten worden hieronder opgesomd. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in cm weer, gemeten op 150cm hoogte. Deze lijst omvat ook een vrij uitgegroeide Fladderiep die zich situeert in het loofbosbestand net buiten het kasteeldomein.

  • Mammoetboom (Sequioadendron giganteum) 318
  • Kaukasische spar (Picea orientalis) 220
  • Grijze walnoot (Juglans cinerea) 215
  • Zwarte walnoot (Juglans nigra) 196
  • Osagedoorn (Maclura pomifera) 184, dikste van Vlaanderen (Beltrees)
  • Perzisch ijzerhout (Parriotia persica) 230, dikste van Vlaanderen (Beltrees)
  • Moseik (Quercus cerris) 287
  • Moeraseik (Quercus palustris) 230
  • Moerascipres (Taxodium distichum) 260, 310
  • Suikeresdoorn (Acer saccharum) 208
  • Hickorynoot (Carya glabra) 139, 254
  • Amerikaanse es (Fraxinus americana) 198
  • Fladderiep (Ulmus laevis) 328
  • Hickorynoot (Carya glabra ovata?) 122
  • Hongaarse zilverlinde (Tilia petiolaris) 292
  • Honingboom (Sophora japonica) 340
  • Amerikaanse linde (Tilia americana) 152
  • Japanse cipres (Cryptomeria japonica) 165
  • Zomereik (Quercus robur) 329, 343

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/42003/112.1, BERLARE: Kasteel van Uitbergen met het ommuurde en omgrachte park met parkaanleg, dendrologische collectie, tuinarchitectuur en Fladderiep.
Auteurs:  Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Kasteel van Uitbergen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/365607 (geraadpleegd op ).