Hoeve Drijtorenhof

Tekst van Hoeve Drijtorenhof (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40151)

Gesloten, in kern 18de-eeuwse hoeve, in oorsprong horend bij het in 1944 door brand vernielde Hof te Meysse, dat eigendom was van de familie Vander Linden d’Hoogvorst en waarvan het domein naderhand geïntegreerd werd in de plantentuin. In 1881 verkocht baron Edmond Vander Linden d’Hoogvorst het kasteel en de warande samen met gronden en gebouwen buiten de omheining van het domein aan keizerin Charlotte; het geheel had een oppervlakte van meer dan 52 ha. Ten oosten en ten zuidoosten van het Drijtorenhof is er een grotendeels omhaagd park met resten van een boomgaard en een ruime vijver parallel aan de Amelvonnebeek en de Sint-Annastraat. Ongeveer halverwege wordt het park van oost naar west doorsneden door een dubbele lindedreef. Het domein kon niet bezocht worden.

Historiek

Aangezien de Vander Lindens veel belang hechtten aan een productieve landbouwuitbating, werd in 1717 ten noordoosten van het kasteel, buiten het eigenlijke domein een imposante hoeve gebouwd, vandaag gekend als het Drijtorenhof of het hof van baron Van Gysel, naar de latere eigenaar. Oprichter was baron Jean-François Joseph Vander Linden.

Op de Ferrariskaart bestaat de hoeve uit twee volumes, een L-vormig volume ten noordoosten en een rechthoekig volume ten zuidwesten van het centrale erf; ten zuidoosten van de hoeve wordt een moestuin aangeduid die omgeven wordt door boomgaarden; verder ten zuidoosten wordt nog een rechthoekige omwalling weergegeven, evenwel zonder gebouwen. In de Atlas van de Buurtwegen is de hoeve uitgegroeid tot een U-vormig complex, geopend naar het zuiden; van de vermelde omwalling is er op dat ogenblik niets meer te bespeuren.

In 1860 werd op het kadaster een vergroting ingetekend waarbij de mutatieschetsen een grondige volumewijziging vertonen van de bestaande gebouwen; door de bouw van een rechthoekig volume aan de zuidzijde kreeg de hoeve op dat ogenblik haar gesloten karakter; het westelijke deel van dit volume werd geregistreerd als stokerij. Eigenaar op dat ogenblik was Emmanuel Petrus Constantinus Ghislenus Vander Linden d’Hoogvorst, rentenier Brussel.

In 1890 werd de opheffing van de distillerie geregistreerd; als eigenares werd Z.M. de Keizerin Maria Charlotta Amelia Augusta Victoria Clementina Leopoldina, Hertogin van Saxe, prinses van Saxe Cobourg aangehaald. In 1902 was er sprake van een gedeeltelijke heropbouw waarbij de zuidelijke vleugel een volledig nieuw volume kreeg en het volume van de westvleugel licht gewijzigd werd; het perceel ten oosten en ten zuiden werd bestempeld als boomgaard. Het goed was nog steeds in het bezit van Hare Majesteit Keizerin Charlotte. In 1906 werd een démolition partielle ingetekend waarbij de westvleugel, aangeduid als magazijn, een volumewijziging onderging, vermoedelijk betrof dit de aanbouwsels.

Na de dood van keizerin Charlotte werd er volgens de literatuur en oude prentkaarten een laiterie-restaurant ingericht door de familie Dewaet-Bettens. In 1940 wanneer op het kadaster een grenswijziging, splitsing en gedeeltelijke aardsverandering werden ingetekend was de eigenaar Jean Baptiste Van Gysel-De Heu, beheerder van maatschappij Brussel. In 1942 tenslotte werd de bouw van een kippenhok en een landgebouw ten zuidoosten van het complex geregistreerd.

Ten oosten van de hoeve aan de Keizerinlaan, in de as van de Leon Fischerlaan werd in 1956 de kapel ‘Monstra te esse’ gebouwd; ze werd ingehuldigd op 12 mei van dat jaar (zie opschrift) ter herinnering aan baron Van Gysel die vanaf 1939 eigenaar was van het Drijtorenhof en tevens weldoener van Meise. Het betreft een eenvoudige bakstenen pijlerkapel met spitsboognis en houten Onze-Lieve-Vrouwebeeld.

Beschrijving

Gesloten, in kern 18de-eeuwse hoeve bestaande uit een boerenburgerhuis ten noorden, stallen ten oosten en ten zuiden en de schuur ten westen van het centrale erf met een waterput in de zuidwestelijke hoek. Het erf is te betreden via een poort, gevat tussen de woning en de schuur. Verankerde en witgeschilderde bakstenen gebouwen op gepikte plint en afgedekt door leien en/of pannen zadeldaken met grotendeels later toegevoegde dakkapellen.

Het poortgebouw onder leien schilddak wordt gemarkeerd door een rondboogpoort, gevat in een kwarthol geprofileerde, kalkzandstenen omlijsting, voorzien van imposten en een sluitsteen met drie gestileerde torens. Omlopende houten kroonlijst. Links hiervan is er een gelijkaardige voetgangersdoorgang, op de imposten gedateerd Anno 1717.

De boerenwoning, in kern mogelijk opklimmend tot de 18de eeuw, doch sterk aangepast in de 19de eeuw (voortgaande op de mutatieschetsen vermoedelijk omstreeks 1860), telt zeven traveeën en een bouwlaag onder een leien zadeldak tussen aandaken met vlechtingen. Aan de erfzijde werden voor een deel pannen gebruikt. De rechthoekige vensters zijn beluikt en voorzien van hardstenen lekdrempels. Centraal is er een vernieuwde rechthoekige deur met rondbogig bovenlicht, gevat in een hardstenen rondboogomlijsting met imposten en sluitsteen, naar het voorbeeld van de hoger vermelde voetgangersdoorgang. Voortgaande op oude foto’s was de oorspronkelijke deur, rechthoekig van vorm, in de zesde travee. Door uitbreidingen en wijzigingen aan de erfzijde is de oorspronkelijke toestand niet meer zichtbaar. De gevelsteen met jaartal 1776 in de zijgevel van de uitspringende bijbouw, geregistreerd tijdens de inventariscampagne in het begin van de jaren 1970, kon niet geverifieerd worden.

De 19de-eeuwse stalvleugel ten oosten vertoont een pannen, op schoren overkragend zadeldak en wordt gekarakteriseerd door rechthoekige deuren met bovenlicht, gevat in een uitspringende, steekboogvormige omlijsting van baksteen. De stalvleugel ten zuiden werd kadastraal geregistreerd in 1902 en vertoond een aansluitend uitzicht met rechthoekige poorten en getoogde stalvensters in een vlakke omlijsting.

De ruime 19de-eeuwse langsschuur, vermoedelijk van omstreeks 1860, telt vijf traveeën en vier beuken. Ze wordt afgedekt door een pannen zadeldak, boven de puntgevels overkragend en voorzien van windborden. Aan de straatzijde bevinden zich twee rechthoekige poorten onder houten latei aan weerszijden van een centraal risaliet met segmentboogvenster voorzien van een tussenstijl en bekroond door een oculus. De langsgevels worden afgelijnd door een tandfries; aan erfzijde vertoont de gevel een aantal versneden steunberen en rechthoekige spaarvelden met ruime segementboogvensters en 19de-eeuwse aanbouwsels.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten, Meise, afdeling I (Meise), 1855/50, 1860/8, 1878/15, 1890/13, 1902/4, 1904/38, 1906/7, 1940/21, 1942/23.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • S.N. 2000: Wandelgids Meise. Witherenpad, Meise.

Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Drijtorenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298951 (geraadpleegd op ).