Zammelsbroek (beschermingsfiche)

Tekst van Zammelsbroek en Trichelbroek (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135043)

Het laagveengebied Zammelsbroek te Geel en Laakdal wordt gedomineerd door de sterk meanderende loop van de Grote Nete en het omgevende gesloten valleilandschap. De grote plassen vormen relicten van de ijzerertsontginningen.

Fysische geografie

Topografie

Het Zammelsbroek bevindt zich in de vallei van de Grote Nete en omvat het gedeelte tussen de Zammelsebrug op de rijksweg Geel - Diest en de baan Oosterlo - Eindhout. Het gebied ligt nagenoeg volledig in de gemeente Geel. Enkel het zuidwestelijk deel bevindt zich op het grondgebied van Varendonk (deelgemeente van Geel). Het Zammelsbroek wordt begrensd door lintbebebouwing langs de weg Zammel (Geel) - Oosterlo (Geel) in het noorden, de baan Oosterlo (Geel) - Eindhout (Laakdal) in het oosten, de gemeentegrens met Varendonk en Eindhout in het zuiden en de rijksweg Geel - Diest in het westen.

Het centrale deel van dit gebied, gevormd door de vallei van de Grote Nete (alluvium), ligt op een gemiddelde hoogte van 14 meter +TAW. Het Zammelsbroek wordt begrensd door duinruggen in het noorden en het zuidoosten (Trichelhoek). Het noordelijk gelegen duincomplex bevindt zich op 20 à 22 meter +TAW. In het westen, bij de Zammelsebrug, vloeit de Grote Laak samen met de Grote Nete. In het oosten, in Oosterlo, werd één van de twee Nete-armen afgesloten, waardoor de dode Nete-arm ontstond. Het zuidelijk deel ontwatert via de Hoefkensloop naar de Grote Laak en via de Trichelbeek naar de Grote Nete.

Geologie en bodem

Het tertiair wordt gevormd door de Formatie van Diest (mioceen, 23,8 tot 5,3 miljoen jaar geleden). Het tertiair dagzoomt nergens en is meestal gesoliflueerd, met bijmenging van jonger materiaal. Tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden) werd het tertiair substraat bedekt met eolisch aangevoerd zand, lemig zand en (licht) zandleem. Het pleistoceen materiaal werd door erosie aangetast en gedeeltelijk verplaatst naar de valleien. Het uitzicht van de vallei werd voornamelijk gevormd tijdens het weichseliaan (115 000 tot 10 000 jaar geleden). Tijdens warme en droge perioden ontwikkelde zich daarop een bos, dat als gevolg van de stijging van het zeewaterpeil en de afkoeling van het klimaat vernietigd werd. De wortels en de stambases van de bomen werden begraven onder solifluctielagen van zandig, lemig of kleiig materiaal. Verstuiving van het zandig materiaal afkomstig uit de valleien was vrij algemeen en aanzienlijke oppervlakten werden bedekt met stuifzand. Ten gevolge van de ontbossing in jongere perioden grepen verstuivingen plaats die de landduinen deden ontstaan. Zo ontstond tijdens het holoceen (10 000 jaar geleden tot heden) de scherpe overgang van de duinformatie, gekend als de Kalvarieberg ten oosten van Zammel, door verstuiving van dekzanden. In de valleien werd alluviaal materiaal afgezet. Gedurende het atlanticum (8000 tot 5000 jaar geleden) kon veen zich in de lager gelegen valleikommen ontwikkelen en werd lokaal op de Formatie van Diest ook alluviaal ijzeroer gevormd. Door menselijke tussenkomst en gedeeltelijk op natuurlijke wijze werden sommige van de boreale (9000 tot 8000 jaar geleden) duinen gedeeltelijk genivelleerd.

De alluviale vlakte van de Grote Nete neemt het Zammelsbroek grotendeels in. Gronden op venig materiaal, zoals tussen de twee Nete-armen ten zuiden van de Kalvarieberg en in het Zammelsbuitenbroek (westelijk deel van het Zammelsbroek), typeren de Netevallei. Ten noorden en ten zuiden komen overwegend (matig) natte (post)podzolbodems voor. Plaggenbodems, voornamelijk gevormd door droge en matig natte zandbodems met diepe antropogene humus A horizont, tussen het Zammelsbuitenbroek en het gehucht Zammel wijzen op het eeuwenoude landgebruik. Het Zammelsbroek omvat volgende bodemeenheden: zandgronden, lemig zandgronden, licht zandleemgronden en niet-gedifferentieerde terreinen. Deze laatste bodemeenheid kan opgesplitst worden in duinen (Zuidzammel, noorden van het Zammelsbroek) en gronden op venig materiaal in het Zammelsbuitenbroek (ten zuiden van het visvijvercomplex), Zammelsbinnenbroek (tussen de Grote Nete en de dode Nete-arm) en in het oosten (net ten zuiden van de Grote Nete).

Vegetatie

De vegetatie van het Zammelsbroek werd in 1981 geïnventariseerd. Bij deze inventarisatie werden enkele reeds eerder (in 1974 en 1975) waargenomen soorten niet meer teruggevonden. Dit kan onder andere te wijten zijn het verdwijnen van sommige interessante biotopen, zoals in het Zammelsbinnenbroek (oostelijk deel van het Zammelsbroek) waarin gedeelten werden omgezet in bemest weiland, en de onvolledigheid van de inventarisatie. De reliëfrijke structuur door de aanwezigheid van de boreale duinformatie en de lager gelegen alluviale vlakten en de afwisseling in vochtigheidsgraad van de bodems hebben een positief effect op de vegetatie: de afwisseling van hooiland, rietland, vennen, bos, struwelen en agrarisch gebied met heggen, bomenrijen en grachten creëert een complex rijk aan flora en fauna.

In het Zammelsbroek is ten tijde van de bescherming (1991-1994) een deel van de oorspronkelijke hooilanden, typisch voor de natte gronden van het alluvium, omgezet in populierenplantages. De onderbegroeiing vertoont hier reeds vrij veel opslag van wilg en els. Een ander deel is omgezet in weekendverblijven met visvijvers. In het Zammelsbuitenbroek (‘Rothoek’) bevindt zich nog een complex van grote, meestal verlaten visvijvers. De eutrofe vijvers worden omringd door uitgestrekte verruigde graslanden met opslag van bomen en verlaten hooilanden die evolueren naar verruigde graslanden. Sommige hooilanden zijn nog in gebruik als hooiland met bemesting of als bemest weiland. De verruigde hooilanden werden verder ingedeeld in:

  • de meest recent verlaten hooilanden met een typische Filipendulion-vegetatie, dotterbloem en plaatselijk ook echte koekoeksbloem vormen resten van het vroegere Calthion-hooiland;
  • de langer verlaten hooilanden met opslag van wilg en els. Ze zijn in volle evolutie naar mesotroof wilgenbroek dat plaatselijk al voorkomt. Typisch hiervoor zijn de kleine struwelen waartussen Filipendulion voorkomt;
  • een meer bijzonder type verruigd hooiland met onder meer veenpluis en wateraardbei is de oligotrofe ruigtevegetatie. Mogelijk is dit een overblijfsel van natte heide.

Ten slotte zijn er nog enkele percelen rietland en naaldbos en de duinformatie in het noorden.

Het gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de oorspronkelijke hooilanden in hun verschillende successiestadia, in het bijzonder het oligotroof hooiland en het mesotroof wilgenbroek.

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem, nitrofiel alluviaal elzenbos, populierenaanplanten, natte ruigte met moerasspirea, door russen gedomineerd grasland met boom- of struikopslag, verruigd grasland met struik- of boomopslag, vochtig en licht bemest grasland (dotterbloemhooiland), rietvegetatie, recente, eutrofe plassen, soortenarm permanent cultuurgrasland (met relicten van halfnatuurlijke graslanden), houtkanten met dominantie van zomereik of els, struweelopslag en soortenrijke sloten.

Fauna

De diversiteit aan vegetatietypes maakt dit gebied zeer aantrekkelijk voor talrijke vogelsoorten. Bij inventarisaties in de jaren 1970 werden broedgevallen van buizerd, bosuil, kleine karekiet, ijsvogel, snor, steenuil, sprinkhaanrietzanger, waterral, wulp en woudaapje vastgesteld. De dodaars, havik, kerkuil, gele kwikstaart, kuifeend, roerdomp, slobeend, roodborsttapuit, tafeleend, winter- en zomertaling broeden onregelmatig in dit gebied. De bonte vliegenvanger, groenpootruiter, boomvalk, krakeend, smelleken, oeverloper, visarend en sperwer zijn regelmatige doortrekkers. Onregelmatige gasten als de bastaardarend, grutto, boomleeuwerik, knobbelzwaan, kwak, kraanvogel, ooievaar, rietgans, purperreiger, rode wouw, witoogeend, wespendief en zwarte ruiter werden slechts sporadisch waargenomen.

In het Zammelsbroek komen volgende zoogdieren voor: egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis, gewone grootoorvleermuis, dwergvleermuis, konijn, haas, eekhoorn, rosse woelmuis, woelrat, muskusrat, aardmuis, dwergmuis, bosmuis, huismuis, zwarte rat, bruine rat, vos, hermelijn, wezel, bunzing, otter en ree.

Cultuurhistorisch landschap

In het noorden van het Zammelsbroek werden bewoningssporen uit de middenijzertijd (600 tot 450 v.Chr.) of late ijzertijd (450 tot 57 v.Chr.) aangetroffen.

Een zekere Hemeryck vermeldt in 1562 het bestaan van een Calvarieberg in de noordelijke duinen en bossen. De linde aan de Sint-Dimpnakapel zou van 1627 dateren. Reeds in de middeleeuwen werd het gebied ten zuiden van Oosterlo gebruikt voor jacht en visvangst. Peeter Van Sloote (1613-1617) vertoefde graag in de ‘warande’ van Oosterlo. De ‘heerlijke’ goederen werden na de Franse Revolutie verkocht aan rijke burgers, onder meer de familie Vandermalen uit Sint-Jans-Molenbeek en Verbruggen uit Geel. Bekend voor de visvangst was de Heilige Geestvijver, een met sloten doortrokken bos achter het klooster, waar een viswachter toezicht hield.

Het Zammelsbroek bevat nog de relicten van het oorspronkelijk alluvium, zoals het er eeuwenlang uitzag. De alluviale gronden langs de Grote Nete werden van oudsher gebruikt als graasweiden voor het vee en als hooiland in de zomer. Tot het begin van de 20ste eeuw was het van half mei tot half oogst verboden het broek te betreden. Nadien werd het hooi publiek verkocht. Tot het begin van de 20ste eeuw en plaatselijke tot rond de Tweede Wereldoorlog werd er ook ijzererts (“spriet”) ontgonnen ten behoeve van glasfabrieken en smelterijen. Met een schuit werd het eerst naar het centrum van Oosterlo gebracht, vanwaar het met de tram werd weggevoerd. Enkele putten, zogenaamde moerkuilen, getuigen nog van deze ijzerertsontginningen.

Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het volledige zuidelijke deel van de Netevallei, behoudens een klein heideterrein ter hoogte van de splitsing van de twee Nete-armen en akkers met hagen omgeven in het zuiden bij “Trickelhoeck” en in het oosten, aangeduid als moerassig weiland. Ten noorden van de “Grosse Nètte Riv.” gaat dit weiland sneller over in akkers met hagen omgeven, duinen en heide. De bewoning concentreerde zich in Oosterlo en Zammel. De huizen behoorden tot dezelfde parochie waarvan de kerk zich in Zammel in bevond. Opvallend zijn de verbindingen van de “Lack Riv.” met de “Grosse Nètte Riv.” in het westen en van de “Echiser Lack Riv.” met de Grote Nete in het oosten. Op de Ferrariskaart zijn verder nog de galg, de Kalvarieberg, de Sint-Dimpnakapel in het noorden, de wip en de watermolen te Oosterlo zichtbaar.

De kaart van Vandermaelen (1846-1854) geeft nagenoeg het volledige gebied weer als vochtig weiland met een zandverstuiving in het noorden en heide in het noorden en het zuiden. Net ten zuiden van Oosterlo werd de vijver vervangen door loofbos. Het Trichelbroek bestaat nog steeds uit een afwisseling van akker- en weiland met talrijke houtkanten en hagen. De kaart van het Institut Cartographique Militaire (circa 1909, uitgegeven in 1925) toont dat het landschap, op de aanleg van enkele wegen en vijvers of ‘sprietputten’ nagenoeg ongewijzigd is gebleven ten opzichte van de Ferrariskaart. De perceelstructuur met langgerekte percelen omgeven door houtkanten en hagen langs de Nete bleef grotendeels bewaard.

Ten gevolge van de in 1863-1865 uitgevoerde verbeteringswerken ter verbreding, rechttrekking en verdieping van de rivier verdwenen enkele meanders van de Grote Nete. Omstreeks 1962 werd in het centrum van Oosterlo, ter hoogte van de watermolen, de Molenlaak gedempt, waardoor deze arm van de Grote Nete op het moment van de bescherming (1991) de dode Nete-arm) erg verlandde.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA000726, Zammelsbroek: Zammelsbuitenbroek (fase 1) en Zammelsbinnenbroek (fase 2) (L. Meesters, 1991).
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 101869, Hemelenberg 1.
  • MEESTERS L. 1989: Het Zammelsbroek te Geel, Monumenten en Landschappen 8.3, 41-54.
  • Databank Landschapsatlas Vlaanderen [CD-rom uitgegeven door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen], Ankerplaats Zammels Broek en Trichelbroek, A10055, 2001.
  • Biologische Waarderingskaart van Vlaanderen (versie 2, 1997-2010), Geel, Binnenbroek [online], geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bwk, Geel, Binnenbroek (geraadpleegd op 19 november 2014).

Auteurs:  Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zammelsbroek en Trichelbroek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298909 (geraadpleegd op ).