Britse Basis (tekst beschermingsfiche)

Tekst van Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135373)

De terreinen van de voormalige Britse basis, verwijzend naar de Britse aanwezigheid tussen 1951 en 1992, worden gekenmerkt door een complex van uitgestrekte loof- en naaldbossen, afgewisseld met een aantal open graslanden, heide, moerassen en struwelen. De kleine oppervlakten heide vormen restanten van een oorspronkelijk uitgestrekt heidegebied te Grobbendonk en Herentals. In het gebied bevinden zich enkele belangrijke historische relicten, zoals de relicten van de in 1414 gestichte priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon.

Fysische geografie

Topografie

Het gebied van de voormalige Britse basis strekt zich uit van Herentals tot Grobbendonk tussen de Kleine Nete en het Albertkanaal. Het gebied wordt begrensd door de ‘gedempte vaart’ (vroeger deel van het Kempisch Kanaal), de oude militaire spoorlijn tussen Herentals en Grobbendonk en de verbindingsweg voor plaatselijk verkeer tussen Grobbendonk en Herentals (Lenteheide en Troon) in het noorden, het fabrieksgebouw van De Beukelaer in het oosten, het Albertkanaal in het zuiden en de NATO-basis van Grobbendonk in het westen.

De voormalige Britse basis ligt in het bekken van de Kleine Nete, maar de hydrografie werd sterk antropogeen beïnvloed, onder meer door de aanleg van het Kempisch kanaal in het noorden en van het Albertkanaal in het zuiden. In het domein zelf ligt slechts één waterloop, namelijk de gracht rond de priorij, die langs de noordelijke grensweg verder afwatert naar de Kleine Nete in westelijke richting. De gemiddelde hoogte bedraagt 10 tot 11 meter +TAW, met plaatselijke stuifzanden en enkele antropogene terreinophogingen (bijvoorbeeld taluds) tot enkele meters boven het maaiveld.

Bodem en geologie

De tertiair-geologische kaart geeft aan dat in dit gebied de bleekgroene tot bruine, klei-, mica- en licht glauconiethoudende zanden van de Formatie van Diest (mioceen, 23,8 tot 5,3 miljoen jaar geleden) primeren. Tijdens het pleistoceen (2,6 miljoen tot 10 000 jaar geleden) werd dit pakket bedekt door dekzand van niveo-eolische of fluviatiele oorsprong. Gedurende het holoceen (10 000 jaar geleden tot heden) was er nog een fase van duinvorming door het opwaaien van dekzanden.

Omwille van de militaire bezetting werd de voormalige Britse basis niet ingekleurd op de 20ste-eeuwse bodemkaarten. Aan de hand van interpolatie van de aangrenzende gekarteerde delen kan echter afgeleid worden dat in het noordwesten van dit gebied hoofdzakelijk natte zandbodems en in de rest van het militaire domein droge zandbodems met een groot aandeel gefixeerde stuifzanden voorkomen.

Vegetatie

De voormalige Britse basis is een zeer bosrijk gebied tussen de vallei van de Kleine Nete en het Albertkanaal. De naaldbossen zijn overwegend dominant aanwezig, met voornamelijk grove en Corsicaanse den, maar plaatselijk komen ook uitgestrekte loofbossen voor, zoals bijvoorbeeld in het zuiden en het oosten van dit gebied. Meestal gaat het dan om eiken-berkenbos, de climaxvegetatie van de streek, soms vergezeld van Amerikaanse eik. De beboste landduinen vormen een belangrijk landschapsrelict in dit gebied. Op en aan de talrijke aardewegen, paden en bermen overheersen tredplanten en ruigten. In het westelijk deel van de Britse basis en ten zuiden van de Troon liggen een aantal graslanden, gaande van voedselarme graslanden op droge grond tot matig bemeste graslanden op vochtige grond. Vooral nabij de westelijke grens domineert de droge heide, tot onder de naaldbomen. Binnen de boscomplexen resteren nog een aantal natte heiden, laagveenmoerassen en oligotrofe vennen. Tenslotte zijn er nog de verlandingsvegetaties en wilgenstruwelen, voornamelijk in het noordoosten van het gebied. Dit vegetatietype kan opgedeeld worden in zoete, matig voedselrijke, stagnerende of lichtstromende, ondiepe tot diepe wateren en verlandingsvegetaties in zoute, voedselrijke, stromende of periodiek droogvallende wateren. Een laatste opvallend landschapselement is de monumentale beukendreef.

Bij inventarisaties ten tijde van de bescherming (1997) werden verschillende voor de streek zeldzame plantensoorten waargenomen. In de bossen komen onder andere muskuskruid (Adoxa moschatellina), gewoon vingerhoedskruid (Digitalis pupurea) en bosanemoon (Anemone nemorosa) voor; op de droge gronden wordt ruige scheefkelk (Arabis hirsuta) aangetroffen. In de moerassen en langs de oevers groeien dan weer slangenwortel (Calla palustris) en moerassterrenkroos (Callitriche stagnalis). In de graslanden en struiken wordt dolle kervel (Chaerophyllum temulum) aangetroffen. Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) kan voorkomen in de graslanden of heide. De voormalige Britse basis heeft ook een zeer rijke mossenflora, met onder andere echt vetmos, goudkorrelmos, lichtrandmos, gewoon kantmos en violet trapmos.

Fauna

Onderstaande beschrijving van de aanwezige fauna werd opgesteld ten tijde van de bescherming (1997).

Voor de zoogdieren is het grote aantal reeën en de aanwezigheid van meerdere vossenburchten in dit gebied opvallend. Verder komen nog hazen, konijnen, hermelijnen, wezels en bunzingen voor. De diepe, betonnen brandblusputten nabij de brandstoftankplatformen vormen een ideaal biotoop voor amfibieën zoals de groene en bruine kikker, heikikker, Alpenwatersalamander, kleine watersalamander en kleine levendbarende hagedis.

Naast de algemene broedvogels uit de streek komen volgende minder algemene broedvogels voor: bosuil, ransuil, steenuil, boomvalk, torenvalk, buizerd, kleine, bonte specht, holenduif, zomertaling, wintertaling, bosrietzanger en kleine karekiet. Verder is er een grote kauwenkolonie waargenomen en vormt de voormalige Britse basis het grootste broedgebied voor nachtegalen uit de streek. Dit gebied herbergt ook een zeer hoog aantal vlinders, met soorten als de bonte bessenvlinder, porseleinvlinder, kleine vos, oranje iepentakvlinder, koevinkje, landkaartje, oranjetip, grote beer, gamma-uil, berkenspanner en groentje.

Cultuurhistorie

Belangrijk voor dit gebied was de vestiging van de priorij Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troon, in 1414 aan de oude weg van Grobbendonk naar Herentals op een donk (Hulsdonk) langs de Kleine Nete gesticht door ridder Arnold (of Aert) van Crayenhem en vrouwe Johanne van Steyvoort. De priorij behoorde tot de Windesheimerorde (augustijnen) en kende een nieuwe bloei na de vernietiging en plunderingen van 1572-1579. In die periode waren er drie grote eigenaars in het gebied: één derde behoorde toe aan de kerk van Ouwen (Grobbendonk) en werd naar de patroonheilige Sint-Lambrechtsheide genoemd (het betreft vooral het zuidwestelijk deel); 150 hectare was door de heren van Grobbendonk in de 15de eeuw aan de priorij geschonken (op de Netemeander die langs de gebouwen stroomde had de priorij een watermolen gebouwd, de Nieuwe Molen); andere gronden behoorden toe aan de heren van Grobbendonk.

Volgens de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) bestond het gebied tijdens de tweede helft van de 18de eeuw uit akkers omgeven door houtkanten en bos in het noorden (nabij de Troon), beemden en bossen ten zuiden van de Troon, droge heide met twee zuidwest-noordoost gerichte, langwerpige duinen en een ondoordringbaar moerasje in het oostelijk deel, naaldbosjes en loofbos in het zuidoostelijk deel en uitgestrekte heide (“Doulandsche Heyde”) met één groot akkerperceel omgeven door bomenrijen, twee naaldbospercelen en twee ondoordringbare moerassen in het westen. De omgeving van priorij De Troon, bestaande uit enkele gebouwen, akkers, bosjes en een visvijver langs een dreef, is de enige ontgonnen zone lans de Kleine Nete. Het landschap wordt doorsneden door drie opvallende noordwest-zuidoost lopende wegen: de weg van het kasteel van Grobbendonk naar Meerhoeven, de weg van Troon naar Meerhoeven en de weg van Troon naar Wolfste (Herentals).

Tijdens de Franse Revolutie werd de priorij verbeurd verklaard. Naderhand werd het complex in gebruik genomen als hoeve, waarbij de kerk als schuur werd ingericht. In 1898 werd de kerk definitief door brand verwoest. In 1931 werd de kerkruïne aangekocht door Floris Prims, die ze in 1950 overmaakte aan het aartsbisdom Mechelen. In 1992 werd het volledige goed overgedragen aan de gemeente Grobbendonk, die het beheer op haar beurt overdroeg aan de natuurvereniging v.z.w. ‘De IJsvogel’. Van de oorspronkelijke gebouwen, die teruggaan tot de 15de eeuw, resten nog de kerkruïne van de in 1418 ingewijde georiënteerde zaalkerk, de oostelijke kloostervleugel met oorspronkelijk de kapittelzaal, het dormitorium, de refter, de keuken en de kelders (anno 2001 tot woning verbouwd) en de afsluitingsmuur met ingangspoort.

Vanaf 1830 begon de kanalisatie van de Kempen. Deze gebeurde in drie fasen. In een eerste fase werd de Kleine Nete gekanaliseerd tussen Lier en Herentals. Aanvankelijk gebeurde de kanalisatie slechts tot Grobbendonk, maar op aandringen van de Herentalse gemeenteraad werd ook het gedeelte tot Herentals gekanaliseerd. Op 4 juli 1839 werd de gekanaliseerde Kleine Nete plechtig geopend door Leopold I. Hierdoor ontstond de verbinding van Herentals met de Schelde via de Grote Nete en de Rupel. In een tweede fase werd het kanaal tussen Herentals en Bocholt (richting Luik) gegraven. Dit kanaal werd tussen 1843 en 1846 afgewerkt. In een laatste fase werd het Kempisch Kanaal in 1856 afgewerkt door een nieuwe verbinding te maken tussen de gekanaliseerde Kleine Nete in Grobbendonk (Bist Brug) en het kanaal Herentals - Bocholt. Dit gedeelte werd in 1940, na de opening van het Albertkanaal, gedempt.

Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) is duidelijk te zien dat het gedeelte van het Kempisch Kanaal tussen de Bist Brug in Grobbendonk en de Troon reeds is aangelegd. Stroomopwaarts van de Troon wordt het tracé van het Kempisch Kanaal ten zuiden van de gekanaliseerde Kleine Nete aangeduid. Rond 1850 bestond dit gebied voornamelijk uit uitgestrekte heidegebieden met in het westen een aantal grotere percelen naaldbos en in het oosten meer loofbos, gras- of hooiland en een uitgestrekt moeras (later waarschijnlijk de Goorkens). Ten zuiden en net ten zuidwesten van de Troon liggen nog een aantal moerassen en/of vijvers, terwijl een opvallend langwerpige duin zich van zuidwest naar noordoost uitstrekt ongeveer ten zuiden van de Troon. Opvallend detail is de aanduiding van de “cabane Zwarte Vos” in het westen.

In 1875 werd het grootste deel van het domein van de priorij door de Antwerpse scheepsreder en groothandelaar Huger gekocht, die in het zuiden nabij Meergoren (ten zuiden van het domein van de voormalige Britse basis) in 1878 het kasteel het Goorhof bouwde en er een park met beukendreven in stervorm, een grote vijver en een omgrachting liet aanplanten. Het kasteelpark werd later een arboretum met een vijver. Bij deze heraanleg verdween de stervormige aanleg met dreven. Eind 19de eeuw kwam een deel van het domein in handen van Emma De Vries, dochter van Louis De Vries, gewezen notaris te en burgemeester van Grobbendonk. Zij bezat de eigendom die ongeveer overeenkomt met de area’s B, D en E van de voormalige Britse basis, rond de vroegere visvijver van de abdij.

Aanvankelijk stond nabij deze vijver een boswachterswoning, waarbij in 1906 een jachtpaviljoen - het Kalkhovenhof - werd gebouwd. De naam Kalkhovenhof verwijst naar de in die periode nog aanwezige kalkovens van de abdij. Dit paviljoen werd later nog vergroot en uitgebreid met onder meer een koetshuis, zodat het meer de allures van een kasteeltje kreeg. Emma De Vries, gehuwd met A. Van Nuffel, kreeg twee dochters, Andrée en Marguerite. Zij huwden met twee broers, respectievelijk met Leon en Victor Micha. Leon Micha bezat de Troon met 20 tot 30 hectare grond in noordelijke richting. Victor Micha bezat het Kalkhovenhof met ongeveer 12 hectare grond.

Op de topografische kaart van het Institut Cartographique Militaire van 1923 (terreinopname in 1909) wordt het gebied gevormd door het Verbindingskanaal van de Maas tot de Schelde, met zwaaikommen en een sluis ter hoogte van de Troon. Talrijke nieuwe wegen, waarvan een groot aantal dreven, doorkruisen het landschap. Eén van de belangrijkste wegen is de dreef van het oud sashuis (bij “Pont n° 5”) tot aan het kasteel van Hüger (later van Namur). Deze dreef is nog steeds aanwezig, zij het met een onderbreking ter hoogte van het Albertkanaal. Opvallend is de vijver genaamd “Goorkens” in het oosten, waar tot voor de aanleg van het Albertkanaal in gezwommen werd. Ten (zuid)oosten hiervan lag weiland. Voornamelijk ten zuiden van de Troon situeerden zich een aantal duinrestanten, terwijl ten zuidwesten van de Troon meer akkers en bebouwing te zien zijn, onder meer het kasteeltje met boswachterswoning van de familie Micha en de hoeve van de familie E. Nuyts.

Koning Leopold III en koningin Astrid openden het nieuwe, 50 meter brede Albertkanaal in 1934. Tijdens de werken aan dit kanaal bestond een verbindingskanaaltje (werkkanaaltje) met het Kempisch Kanaal, waarvan nu nog de resten zichtbaar zijn tussen de terreinen van het fabrieksgebouw van De Beukelaer en de oostelijke grens van het militair domein.

In 1951, na onteigening van de gronden, werd dit gebied ingericht en uitgerust als militair domein voor de Britten. Hierbij werden allerlei infrastructuurwerken uitgevoerd voor de aanleg van onder meer wegen in asfalt en beton, betonnen platforms voor olietanks, diepe, vierkante blusputten, loodsen, magazijnen, stallen en (beperkte) huisvesting voor militairen. Op het gedempt Kempisch Kanaal werd een spoorlijn naar Herentals aangelegd. Het Kalkhovenhof werd gebruikt als officiersmess. Naarmate de jaren vorderden kreeg het domein ook een aantal paramilitaire bestemmingen: schietoefeningen door rijkswacht en politie, rijden met militaire veteranenvoertuigen, scoutskampen, jumpings, enzovoort. Ondertussen verdwenen al een groot aantal gebouwen, onder andere het Kalkhovenhof en de boswachterwoning, andere raakten in onbruik en bijgevolg in verval. In 1992 werd het militair domein overgedragen aan het Ministerie van Landsverdediging. Sinds 2003 wordt het domein beheerd door het Agentschap Natuur en Bos, waarbij vooral wordt ingezet op het herstel van de heide.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA002040, De voormalige Britse basis (L. MEESTERS, 1997).
  • S.N. 2012: Aanduidingsdossier ankerplaats ‘Het samenvloeiingsgebied van de Kleine Nete en de Aa met de westelijke uitlopers van de Kempische heuvelrug’, definitieve aanduiding 10/12/2012. Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • Agentschap Natuur en Bos - Danah-project [online], Danah projecten (geraadpleegd op 19 december 2014).

Auteurs:  Meesters, Ludo; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Samenvloeiingsgebied Kleine Nete en Aa met westelijke uitlopers van Kempische Heuvelrug [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298903 (geraadpleegd op ).