Stedelijke school De Vest

Tekst van Stedelijke school De Vest (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70541)

De site van de Stedelijke school voor buitengewoon secundair onderwijs De Vest, gelegen op de hoek van de Vestenstraat met Achterham, gaat terug tot de Gemeenteschool nummer 1. De oudste kern van het huidige gebouwenbestand gaat terug tot 1908 en omvat de achterin gelegen schoolvleugels en de directeurswoning aan de straatzijde (Vestenstraat nummer 12). De aanpalende straatvleugel (nummer 14) vormt een uitbreiding uit 1923-1924 naar ontwerp van architect Daniël Francken. Dit volume voorzag een overdekte speelplaats, turnzaal, badhuis en portierswoning, en is tot op vandaag relatief gaaf bewaard, inclusief de aanwezige badinrichting.

Historiek

De Gemeenteschool nummer 1 van Vilvoorde bevond zich sinds 1861 in de gewezen stokerij E. Portaels op de hoek van de Spiegel- en Arsenaalstraat. Overbevolking van deze school leidde tot de bouw van nieuwe gemeentelijke scholen in de latere 19de en vroege 20ste eeuw. De beslissing voor de bouw van een nieuwe school aan de Vestenstraat werd door de gemeenteraad genomen op 7 augustus 1905. Archiefdocumenten wijzen op correspondentie tussen gemeentearchitect Jean Hauwaert en aannemer Alfred Capel uit Linkebeek, die vermoedelijk respectievelijk instonden voor het ontwerp en de realisatie van deze gebouwen. Het kadasterarchief registreerde in 1908 de opsplitsing en gedeeltelijke bebouwing van een perceel bouwland aan Achterham door de gemeente Vilvoorde. Ten noordwesten kwam een grote L-vormige constructie tot stand, in de kadastrale mutatiestaten aangeduid als "school", evenals een "huis van den onderwijzer" aan de straatzijde. Het achterin gelegen schoolgebouw was voltooid in april 1908. Op 21 september 1908 verhuisden de leerlingen van de Portaelsschool onder leiding van hoofdonderwijzer J.F. Allecourt naar deze nieuwe Gemeenteschool nummer 1. Op 3 augustus 1913 volgde een reeks verbouwingen van het complex voor de uitbreiding met een meisjesschool. Plannen van Jules Waroquiers uit 1914 tonen de nieuwe ingang die werd voorzien ten noorden van de onderwijzerswoning als een ijzeren hek gevat tussen bakstenen muurtjes. Op plannen van 1915 – eveneens van J. Waroquiers – werd een "preau couvert" in de hoek van de L-vorm voorzien van een tweede bouwlaag met drie nieuwe klassen voor meisjes.

Onder leiding van hoofdonderwijzer E. Backx ging de school aan de Vestenstraat in de volksmond door het leven als "School Backx". Tijdens het interbellum drong verdere uitbreiding zich op. In oktober 1920 werden plannen en bestekken opgemaakt voor de vergroting van de school in de Vestenstraat. Deze betroffen in eerste instantie de vervanging van de turnzaal door klassen en de realisatie van drie nieuwe klassen erboven, naar plannen van architect Nicolas Henry uit september 1920. De inname van de turnzaal van de jongensschool ten gunste van de verbetering en uitbouw van de meisjesschool, gebeurde op voorwaarde dat er een nieuwe turn- en speelzaal zou worden gebouwd. In eerste instantie werd een overdekte speelplaats voorzien tegen de afsluitingsmuur van de speelplaats ten zuiden (heden Achterham), en een turnzaal aan de zijde van de Vestenstraat. Het bestek en de plannen waren ondertekend door architect J. Waroquiers in augustus 1922. Op een later overzichtsplan was de turnzaal aan de Vestenstraat voorzien van een badhuis in haar verlengde. Het is onduidelijk wanneer en in welke omstandigheden de opdracht wijzigde en aan Daniël Francken werd toegekend. Zijn voorontwerp dateert van december 1922 en situeert het badhuis in de vier linker traveeën van de nieuwe, eenlaagse vleugel. Het badhuis was voorzien voor de schoolkinderen en omvatte 44 douchecellen, een 'kleerkamer der klassen' aan de achterzijde van het gebouw en twee gescheiden kleedkamers voor jongens en meisjes. Opvallende gelijkenissen met het later uitgevoerde ontwerp zijn er zowel in het exterieur als in het interieur: het gebruik van baksteen in combinatie met gele natuursteen, de per travee gekoppelde vensters gevat tussen gemarkeerde lisenen, en de structuur van de douchecellen met een individuele kleedruimte per cel en met vloeren in gepolierde granito.

Begin 1923 wijzigden de plannen en werd beslist de speelplaats te situeren op de benedenverdieping van het gebouw met de turn- en badzaal. Ook andere ontwerpelementen die kenmerkend zijn voor het huidige uitzicht werden toen verder uitgewerkt, namelijk de nadruk op een weloverwogen verlichting en verluchting, en de wenselijkheid om twee toegangstrappen te voorzien. Op een overzichtsplan van mei 1923 worden deze wijzigingen schetsmatig in beeld gebracht. De conciërgewoning werd aangeduid tussen enerzijds de bestaande directeurswoning en anderzijds het nieuwe volume. De nieuwbouw voorzag op de gelijkvloerse verdieping een overdekte speelplaats en de machinekamer en wasplaats bij het badhuis, en op de bovenverdieping de turnzaal en stortbaden met kleedkamer. De uiteindelijk gerealiseerde plannen van Daniël Francken dateerden van 2 maart 1923 en het lastenboek voor dit "batiment à usage de gymnaste et bains douche annexé à l’Ecole n°1" werd goedgekeurd door de bestendige deputatie op 7 augustus 1923. Hoewel ten tijde van de herinventarisatie van Vilvoorde in 2005 de originele bouwaanvraag werd teruggevonden in het gemeentearchief, was dit anno 2018 slechts het geval voor enkele fragmentarische ontwerpplannen van architect Francken. Deze betroffen voornamelijk detailtekeningen van bouwonderdelen, zoals de trappen en het vloerontwerp met centrale windroos in de overdekte speelplaats.

De uitvoering van de werken werd toevertrouwd aan de Vilvoordse Entreprises Générales de Travaux Publics van de gebroeders Doms voor wat betreft de algemene bouw. Zij raamden de totale kostprijs voor het complex met de turn- en badzaal op 549.374,46 frank, en de conciërgewoning op 62.784 frank. Een ander lot van werkzaamheden werd toevertrouwd aan het huis Compagnie Générale d’Hygiène, gevestigd in Brussel. Zij stonden niet enkel in voor de technische installatie op het vlak van verwarming, ventilatie, verlichting en waterdistributie en -afvoer. Ze voorzagen ook de douchecabines, de wasplaats en de meubilering van de ruimtes. Zij raamden hun kosten op een totaal van 180.875 frank. De realisatie van de douchecabines vormde met een kostprijs van 53.500 frank een relatief groot aandeel van de totale kostprijs. Deze omvatte onder meer 29 cabines uitgevoerd in geglazuurde baksteen met een hoogte van 1,5 meter (en een centrale muur van 2,15 meter), voorzien van een afsluiting met gordijnen, zitbankjes in geglazuurde baksteen, een zeepbakje en twee kledinghangers per cabine. Daarnaast voorzagen ze een grote cabine in geglazuurde baksteen voor de kinderen (met een hoogte van 1,5 meter), één grote wasbak met een lengte gelijk aan de cabine voor de kinderen, evenals meerdere wasbakken in gewapend beton en granito. Ook stelden ze voor om twee toiletten te voorzien in het badhuis, in de eerste cellen aan de zijde van de zijgevel. Daarnaast vormde inrichting van de turnzaal een afzonderlijke post. De levering en plaatsing van het gymnastiekmateriaal werd toevertrouwd aan Julien Verdonck, een Gentse fabrikant van turntoestellen, die de kosten raamde op 24.580,35 frank. De werken waren voltooid in 1925.

Het schoolgebouw werd niet alleen bewonderd omwille van de esthetiek en de constructie ervan, maar eveneens omwille van de hygiënische insteek en de moderne opvatting van het schoolgebouw, inclusief badruimte en turnzaal. De aandacht voor hygiëne door de overheid van het sterk geïndustrialiseerde Vilvoorde, is representatief voor een bredere hygiënische beweging tijdens de 19de eeuw. Het onderwijs nam een belangrijke plaats hierin in, in functie van het aanleren van basisprincipes omtrent gezondheid en hygiëne. Al in het eerste decennium van de 20ste eeuw werd in Vilvoorde nagedacht over de oprichting van een publiek badhuis met eenzelfde doel. Architect Francken werd in 1922 aangesteld voor het ontwerp van volksbaden op de voormalige site van het dominicanenklooster, maar dit werd niet gerealiseerd. In 1933 werden aanpassingen uitgevoerd aan de stortbaden bij de Gemeenteschool in de Vestenstraat, zodat ze ook opengesteld konden worden voor een groot publiek. Zo dienden de technieken aangepast te worden en werden de afscheidingsmuurtjes van de cellen verhoogd, zodat ze ook door volwassenen gebruikt konden worden. Deze werken werden uitgevoerd door de Brusselse tegelspecialist Lucien Claes. De openstelling van de stortbadinrichting vond plaats op 25 augustus 1933. Kort na de openstelling van het badhuis in de Vestenstraat vatte de gemeente het plan op om een nieuwe badinrichting met eveneens 30 douches te realiseren aan de Bolwerkstraat, die opende omstreeks 1939-1940.

De gemeentelijke jaarverslagen wijzen op een regelmatig onderhoud van de schoolgebouwen. In 1926 werd bijvoorbeeld de aanpalende directeurswoning volledig beschilderd aan het exterieur. In de gemeenteraadszitting van 28 januari 1949 werd opgemerkt dat de stortbaden in de Vestenstraat versleten waren, en dus hoogdringend vervangen moesten worden. Al in 1948 was een bestek opgemaakt voor de vernieuwing van de uitrusting van de badinrichting en veranderingswerken aan de verwarming van de vleugel. De stortbaden zelf zouden behouden blijven. De vernieuwing betrof voornamelijk de technische installatie. De werken werden in meerdere loten onderverdeeld en uiteindelijk gegund aan aannemer Emiel Veyt uit Buggenhout voor de algemene verbouwingswerken en Jos Raquet uit Vilvoorde voor de verwarmings- en warmwaterinstallatie. De werken werden gelijktijdig uitgevoerd van circa juni 1951 tot februari 1952, voor respectievelijk 843.461,94 frank en 718.127,24 frank. Op dat moment vernieuwde de Entreprises Génerales d’Electricité van Nicolas Nilens uit Vilvoorde ook de elektrische verlichting in de badinrichting, turn- en speelzaal. In 1955 werd de parketvloer van de turnzaal vernieuwd door de firma Parqueterie Leopold uit Brussel.

Het leerlingenaantal was tijdens deze decennia stelselmatig afgenomen. Op 1 januari 1957 fusioneerden de meisjes- en jongensschool tot één gemengde school. De schoolbevolking nam verder af door de verhuis van gezinnen naar een nieuwe woonwijk aan de overkant van het kanaal. In de jaren 1960 werden plannen gemaakt voor veranderings- en moderniseringswerken, die niet allemaal werden uitgevoerd. Briefwisseling uit 1976 wijst eveneens op plannen voor een verbouwing van de badinstallatie tot refter of judolokaal. Deze werken zouden een grote impact hebben gehad op zowel de volledige badinrichting als de ingang en traphal tot dit niveau. Gezien de ongunstige ligging in de nabijheid van de fabriekssite Forges de Clabecq, werd beslist om de school voor buitengewoon onderwijs over te hevelen naar de stedelijke school aan de Schaarbeeklei. De vierde graad van de beroepsafdeling van de school voor buitengewoon onderwijs bleef wel aan de Vestenstraat gevestigd, maar de ingrijpende werken aan de schoolgebouwen werden niet uitgevoerd.

Voor de periode na 1976 zijn weinig bronnen bewaard omtrent de werken die eventueel plaatsvonden. Het badhuis werd circa 2000-2005 gemoderniseerd. De ruimte werd uit energie-overwegingen in tweeën gedeeld. De ene helft (zijde Vestenstraat) bleef onaangeroerd en wordt tot op heden gebruikt als opslagruimte. In de andere helft werd het plafond verlaagd en werden de water- en elektriciteitsleidingen gerenoveerd. De douchecellen met hun karakteristieke faiencetegelbekleding bleven behouden evenals de oorspronkelijke afvoerbakken en de aparte ruimte voor kinderen onder de negen jaar. Een mondelinge bron bevestigde dat 5 à 10 jaar geleden de voorgevel aan de Vestenstraat werd gerestaureerd, met uitzondering van de mozaïekpanelen.

Beschrijving

De schoolsite omvat gebouwen uit meerdere bouwfases, die geschikt zijn rond een geplaveide, deels met gras begroeide en beboomde speelplaats. Aan de zuidzijde ter hoogte van Achterham is de speelplaats ommuurd. Deze gecementeerde ommuring sluit vormelijk aan bij de bouwfase van 1908 en wordt doorbroken door een recenter toegangshek. Achterin de speelplaats, ten noordwesten, strekken zich twee, L-vormig ingeplante klassenvleugels uit, die dateren uit de vroegste bouwfase van 1908. Langs de Vestenstraat bevindt zich de eclectisch getinte straatvleugel van 1923-1924 (nummer 14) naar ontwerp van architect Daniël Francken met rechts aangrenzend, de heden bepleisterde en wit geschilderde directeurswoning (nummer 12) uit 1908.

Exterieur

De straatvleugel met badhuis en turnzaal is opgevat als een eclectisch getinte baksteenbouw van tien traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak (heden afgedekt met roofing ter vervanging van cementleien). De lijstgevel wordt afgelijnd door een omlopende houten kroonlijst op modillons. Het parement van rode baksteen in kruisverband wordt verlevendigd door het gebruik van regelmatige blokken gele/grijsbeige zandsteen uit de Condroz, toegepast als lekdrempels, tussendorpels en lateien van de vensters, als cordons, als omlijsting van de toegangspoorten en als plint. De met deze zandsteen afgelijnde plint is ingevuld met breuksteen van witte natuursteen, en vormt samen met de tot cordons doorgetrokken lateien en lekdrempels een horizontale belijning van de hoofdzakelijk verticaal gestructureerde gevel.

De voorgevel wordt sterk geaccentueerd en geritmeerd door gevelhoge lisenen, waartussen gekoppelde rechthoekige vensters zijn gevat, voorzien van bakstenen tussenstijlen en decoratief geaccentueerde lateien, tussendorpels en lekdrempels, op zandstenen consooltjes of modillons (bovenverdieping). In de drie linkertraveeën ter hoogte van de voormalige stookplaats met daarboven het badhuis zijn telkens drie vensters voorzien, terwijl vier vensters per travee de voormalige speelplaats en sportzaal verlichten in de rechtertraveeën. De bovenvensters zijn voorzien van bovenlichten en de modillons in hun borstweringen lijnen vlakken af, die ingevuld zijn met ruitvormen in witte, geglazuurde baksteen, afgewisseld met verluchtingsroosters. Dit decoratief spel met rode en witte baksteen is ook aanwezig in de bakstenen banden in zaagtandverband die de benedenvensters aan de bovenzijde aflijnen. De decoratieve banden lijnen een centraal gevelfries af tussen de vensterregisters, bestaande uit mozaïekpanelen tussen horizontale, getrapte zandstenen lijsten. De mozaïeken beelden didactische spreuken uit, weergegeven in een decoratieve, art-nouveaugetinte omlijsting, met van links naar rechts de vermeldingen:

  • "Oefening geeft/ moed kracht en/ zuiver bloed"
  • "Frisch water/ baart/ frisch verstand"
  • "Vuile handen/ veroorzaken/ dikwijls ziekte"
  • "Adem goed baad u goed/ t is gezondheid/ voor uw bloed"
  • "Kloekheid en verstand/ houden/ nauw verband"
  • "Gezondheid is de grootste/ schat - wie haar verliest/ die weet wel wat"
  • "'t Rein en zuiver kind/ wordt/ door elk bemind"
  • "Reinheid des lichaams/ is teeken van/ reinheid der gevoelens"
  • "Reinheid in de jeugd/ brengt reinheid/ in ’t gansch leven"

De regelmatige traveeën worden in de vierde travee onderbroken door een licht breder uitgewerkte travee, die voorzien is van vijf bovenvensters en op de benedenverdieping van een rondboogpoort in een zware zandstenen omlijsting. Het mozaïekpaneel vermeldt in deze travee "Stortbaden/ Turnzaal". Al het schrijnwerk van vensters en deuren werd vernieuwd, mogelijk naar oorspronkelijk model.

Het materiaalgebruik, de plint en de kroonlijst worden doorgetrokken tot de zuidwestelijke zijgevel. Deze gevel van vijf traveeën wordt geritmeerd door per twee gekoppelde rechthoekige vensters, voorzien van zandstenen lekdrempels, lateien en tussendorpels (bovenvensters). De linkertravee is op de benedenverdieping voorzien van een later ingebracht, hoog geplaatst gekoppeld venster, boven een blinde, ondiepe, rondboogvormige gevelnis. Dit blijkt op basis van de ontwerpplannen initieel een open toegang tot de kolenkelder geweest te zijn.

De achtergevel getuigt van een soberdere uitwerking en is voorzien van een parement in zichtbare bruine baksteen (heden beschilderd op de benedenverdieping) op een plint van zand- en hardsteen, en wordt regelmatig geopend door rondboogvormige muuropeningen ter hoogte van de voormalige speelplaats en van de turnzaal, en door drie bredere steekbogige vensters ter verlichting van het badhuis. De benedenverdieping van deze uiterst rechtse traveeën werd aangepast in de vroege jaren 1950, waarbij twee kleine getoogde vensters werden vervangen door een brede rechthoekige schuifpoort, die heden nogmaals werd aangepast.

De vleugel wordt ten noorden geflankeerd door de voormalige portierswoning (heden omgevormd tot kantoren), die een doorgang vormt tot een tweede trapzaal en de achterin gelegen schoolvleugels. De portierswoning bestaat uit twee verspringende traveeën en dito bouwlagen. De linkse travee met de toegang springt licht terug, is voorzien van een plat dak en wordt afgelijnd door een lijst in zandsteen uit de Condroz. De rondboogpoort is net als de andere ingepast in een zware zandstenen omlijsting. De daarboven aangebrachte vermelding "SCHOOL N°1" is eveneens uitgevoerd in natuursteen en is ingepast tussen de deuromlijsting en de bovenvensters. Deze drie vensters zijn voorzien van hoekkettingen, lekdrempels en een hoofdgestel in zandsteen, en worden gescheiden door bakstenen tussenstijlen. De rechtertravee is uitgewerkt als een lijstgevel afgelijnd door een omlopende houten kroonlijst op modillons, en geopend door twee rondboogvensters op de benedenverdieping en drie gekoppelde, rechthoekige bovenvensters. De uitwerking neemt het materiaalgebruik van de vleugel met de baden en turnzaal over, en combineert baksteen met zandsteen uit de Condroz voor de booglijsten van de benedenvensters, de doorgetrokken lateien, de tussenstijlen, de lekdrempels, de steigergaten en de plint, die doorbroken wordt door vier getraliede keldervensters. Het schrijnwerk is eveneens vernieuwd.

De overige gebouwen van de schoolsite zijn illustratief voor de voorgeschiedenis van de school, maar ondergingen meer aanpassingen. Ten noorden van de portierswoning bevindt zich de voormalige onderwijzers- of directeurswoning, opgevat als een traditioneel enkelhuis uit de vroege 20ste eeuw van twee traveeën en twee bouwlagen boven een souterrain, onder een mansardedak met een oeil-de-boeuf en een dakkapel. Het verankerde bakstenen parement is sinds lang bepleisterd en beschilderd, en wordt verlevendigd en gestructureerd door blauwe hardsteen, toegepast als plint, cordons, decoratief uitgewerkte booglijsten met sluitsteen, aanzetstenen en lateien. Het schrijnwerk is volledig vernieuwd, op uitzondering na van een verzorgd uitgewerkt houten windbord, aangebracht tegen de dakgoot. Ten noorden van de woning is er een vernieuwd toegangshek tot het achterliggende schoolgebouw aanwezig.

De schoolgebouwen achteraan zijn L-vormig ingeplant en tellen heden allebei twee bouwlagen. De noordelijke vleugel was initieel eenlagig, maar werd later door een uitbreiding van de meisjesschool vergroot met één bouwlaag tot het huidige uitzicht (zie ook de bouwnaad). De gecementeerde, verankerde lijstgevels worden geopend door deels gekoppelde segmentbogige muuropeningen. Het zadeldak van de noordwestelijke vleugel werd na zware stormschade in 1990 vervangen door een plat dak. Inwendig bewaren de schoolgebouwen enkele metalen, decoratief uitgewerkte trappen met bijhorende trappalen, evenals een typische planindeling met grote vensterpartijen die de klaslokalen verlichten.

Interieur

De straatvleugel van 1924 omvat op de benedenverdieping van zuidwest naar noordoost de voormalige stookplaats en wasplaats van het badhuis, de inkom en trapzaal tot het badhuis en de turnzaal, de voormalige overdekte speelplaats, een tweede trapzaal tot de turnzaal en tot de voormalige portierswoning ernaast. De portierswoning is voorzien van een eigen traphal die uitmondt in de trapzaal van het schoolgebouw. De trapzalen doorsnijden de volledige diepte van het gebouw en vormen zo ook een doorsteek tot de achterliggende speelplaats en de oudere schoolgebouwen. Op de bovenverdieping bevinden zich van zuidwest naar noordoost het badhuis, de trapzaal met voormalige kleedkamer, de turnzaal met galerij aan de zuidwestzijde, de tweede traphal, en afgescheiden hiervan de bovenverdieping van de voormalige portierswoning.

Blikvanger in de beide trapzalen zijn de bewaarde ijzeren bordestrappen naar ontwerp van architect Francken, voorzien van twee aanzettreden in granito, een open structuur, een ijzeren leuning en een decoratief uitgewerkte ijzeren trappaal, evenals houten treden, bordessen en handgreep. Architect Francken voorzag initieel gepolierde granito als vloer voor deze ruimtes. Deze vloer is enkel op de bovenverdieping van de noordoostelijke traphal bewaard. De voormalige overdekte speelplaats, die tussen de twee trapzalen is ingepast, is heden aangepast tot atelier. Francken maakte in 1925 een ontwerp voor de vloer, opgebouwd uit vierkante natuurstenen tegels, geplaatst in een regelmatig patroon van vlakken. Centraal in het symmetrische ontwerp was een vierkant uitgespaard, die ingevuld is met een windroos, uitgevoerd in verschillende kleuren gepolierde granito, afgelijnd met zwarte mozaïeksteentjes. Een deel van de eenvoudige betegeling en een noordwestelijk deel van de windroos zijn anno 2018 bewaard.

Op de bovenverdieping bevindt zich in de drie zuidwestelijke traveeën het badhuis, toegankelijk vanuit de eerste trapzaal. De ruimte bewaart de originele badinrichting van 1924, maar werd recenter opgesplitst in twee delen. In totaal bestaat ze uit 29 afzonderlijke douchecellen, drie bijkomende cellen en één grotere wasvoorziening voor de kinderen jonger dan negen jaar. De individuele cellen zijn symmetrisch per twee gekoppeld en geschikt in vier rijen evenwijdig aan de Vestenstraat, waarbij de middelste rijen rug en rug zijn geplaatst en zo een centraal blok vormen. Inwendig zijn de cellen tweeledig opgevat met aan de zijde van de gang telkens een kleedruimte, voorzien van een verhoogde vloer in gepolierde granito, en daarachter een verdiepte douchekuip en zittrede, afgewerkt met een kenmerkende betegeling van witte geglazuurde tegels. Deze betegeling is ook doorgetrokken als lambrisering en afwerking van de betonnen binnen- en buitenwanden van de cellen. In de betegeling zijn ook tegels voorzien met geïntegreerde kledinghaakjes en zeepbakjes. De cellen werden tot de huidige hoogte verhoogd (met vijf lagen baksteen) toen het badhuis in de vroege jaren 1930 werd opengesteld voor het volk. De vloer van de kleedruimtes per cel sluit aan bij de vloer van de volledige ruimte, die uitgewerkt is in gepolierde granito, afgeboord met witte mozaïeksteentjes en voorzien van rijen afvoerroosters. In het centrale blok zijn tegen de zuidwestelijke zijgevel twee toiletten voorzien. Deze cellen zijn hoger opgetrokken en zijn qua materialen gelijkaardig uitgewerkt als de douchecellen. In de noordoostelijke hoek is een ruimere inloopcel voorzien, waarbij niet alleen de vloer maar ook de lambrisering uitgevoerd is in gepolierde granito. De wasplaats voor de kleine kinderen is gesitueerd in de westelijke hoek en omvat 11 open kleedhokjes die hun oorspronkelijke hoogte behielden en die gelijkaardig zijn afgewerkt als de afzonderlijke kleedruimtes: een vloer in granito en met faience afgewerkte wanden, voorzien van twee tegels met kledinghaakjes. Tegen de noordwestelijke wand is een langgestrekt wasbassin ingewerkt, voorzien van een verdiepte kuip, een zittrede en zeepbakjes ingewerkt in de betegeling.

De trapzaal tot het badhuis leidt ten noordoosten naar de turnzaal. Aan de zuidwestzijde van deze zaal is een galerij voorzien, toegankelijk via een houten trap en afgesloten met een houten balustrade, die overeenstemt met ontwerpplannen van Francken. In de turnzaal is de constructie duidelijk afleesbaar, namelijk de wanden in zichtbaar metselwerk en de dakconstructie met een metalen dakspant, opgebouwd uit een vakwerk van 16 vakken.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Vilvoorde, afdeling III, 1908/69.
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23088/110.1, Gemeenteschool met badhuis (VERHELST J. 2019).
  • Stadsarchief Vilvoorde, Verslagen over het bestuur en de toestand der zaken van de stad Vilvoorde, 1910-1964.
  • Stadsarchief Vilvoorde, School Vestenstraat, Vergroting met conciërgewoning, turnzaal en douches, architect D. Francken en aannemer G. Doms, 1923-1924; Vergrotingswerken stortbaden, 1933; Vernieuwing van de badinstelling en veranderingswerken der turn- en speelzaal, 1949-1952; Vernieuwing van de dakbedekkingen op het klassengebouw en op de turnzaal, 1965-1967.
  • Stadsarchief Vilvoorde, School Vestenstraat, volgnummers 1, genummerde plannen; 2, niet-genummerde plannen; 3, plannen van de turnzaal en de badinrichting; 5, bouw van een school, 1905-1908; 9, bouw van een turnzaal en stortbaden, 1921-1926; 23, aanpassingswerken badinstallatie, 1976.
  • CALDERON A. 1993: Historiek der straten van Vilvoorde, Leuven.
  • CALDERON A. 2002-2007: Vilvoorde, Archiefbeelden, 3 delen, Brussel.
  • EGELS P. 1997: Open Monumentendag Vilvoorde 14 september 1997, brochure.
  • NAUWELAERS J. 1950: Histoire de la Ville de Vilvorde, Tome II, Parijs/Brussel/Kortrijk.
  • VAN IMPE A. 2004: Beknopte geschiedenis van Vilvoorde, Nieuwkerken-Waas.
  • VERHEYDEN A.L.E. 1972: Vilvoorde in oude prentkaarten: deel 1, Zaltbommel.
  • VERHEYDEN A.L.E. 1974: De Vilvoordse scholen vroeger en nu, Vilvoorde.
  • Mondelinge informatie verkregen van de conciërge (6 september 2018).

Auteurs:  Verhelst, Julie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stedelijke school De Vest [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298642 (geraadpleegd op ).