Neogotisch dubbelhuis van zes traveeën en twee bouwlagen met schilddak (leien), uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Zeer oude kern met merkwaardige overwelfde kelder op zuilen (13de eeuw); de voorgevel is in feite grotendeels een reconstructie van 1882 van het middeleeuws burgerhuis dat voor herstelling gedateerd was 1560. Gekanteelde lijstgevel opgetrokken uit voornamelijk regelmatig gekapte Doornikse kalksteen; door materiaalgebruik en kantelen aansluitend bij de romaanse Kleine Sikkel. Muurankers met kram en krul voornamelijk ter hoogte van borstwering van kleinere en onregelmatige steen (oorspronkelijk?). Gekoppelde stenen kruiskozijnen; kruiskozijnen van benedenverdieping voorzien van spitsboogvormige boogvelden met ingeschreven driepas onder ontlastingsbogen; getoogde deur met steektrap onder dito bolkozijn. Overstekende gekanteelde gevelbekroning op kwartronde kraagstenen ter hoogte van middentravee onderbroken door een getrapt dakvenster met twee bolkozijnen. Links zijaanbouw met blinde muur waarin rechts een gotisch spitsboogpoortje met verweerde zandstenen booglijst en hoekblokken.