Dominicanenklooster

Tekst van Dominicanenklooster (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/20464)

Voormalige leprozerie, of zogenaamd Rijke Gasthuis later benedictinessenabdij en thans dominicanenklooster.

Eén der oudste liefdadige instellingen te Gent. Oorspronkelijk leprozerie, ook "Lazarusgasthuis" en "Rijke Gasthuis" genoemd, in 1146 opgericht door enkele poorters buiten de toenmalige stadsomheining. Tot 1591 beheerd door de broeders en zusters van het Gemene Leven. In 1623, na het verdwijnen van de lepra in onze gewesten, wordt de leprozerie bij besluit van aartshertogin Isabella afgeschaft en de gebouwen omgevormd tot de arme scholen van Kulders en Blauwe Meiskens en tot benedictinessenabdij (sinds 1626-1630). Restauratie der gebouwen vanaf 1617. Verschillende bouwcampagnes: in 1626-29, 1630-31 (restauratie van de kerk), 1636-37 (voltooiing van de eerste twee vleugels), 1652 (vleugel tegenover de bibliotheek), 1659-61/65 (bouw van laatste vleugel en abdishuis tijdens de heropbloei onder abdis Eleonora du Blioul), restauratiecampagne midden 18de eeuw (onder meer nieuwe bedaking). Het complex wordt onder Jozef II in 1794 gesloten. Van 1817 tot 1854 ingericht als "Liefdadigheidswerkhuis" en kosteloze jongensschool, later ook meisjesschool. In 1845 eigendom van de dominicanen of predikheren, die zich hier in 1854 vestigen, nadat ze hun klooster in Onderbergen hadden verlaten. Ze bouwen in hetzelfde jaar een nieuwe kloosterkerk in neogotische stijl ter vervanging van de 17de-eeuwse kapel, gesloopt in 1863.

Het klooster ligt thans ingeplant in een huizenblok omsloten door Hoogstraat, Holstraat en Rasphuisstraat en is nauwelijks zichtbaar vanuit deze straten.

Kapel, Holstraat zonder nummer. Neogotische kapel naar ontwerp van J.B. Van de Cappelle van 1854 (zie bouwaanvraag). Ingeplant ten oosten van het complex. Baksteenbouw met verwerking van arduin. De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van acht traveeën en een koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting.

Aan de straatkant hoge puntgevel tussen twee kleinere puntgevels, waarachter de drie beuken schuilgaan. Arduinen spitsboogportaal met wimberg; spitsboogvensters en oculus erboven. Torennaald gestut door vier arduinen hoektorentjes.

Driebeukige pseudo-basilicale kerk van acht traveeën, spitsboogarcade geopend naar het schip op pijlers met geprofileerde sokkel.

Verzorgd neogotisch interieur met bepleisterde kruisribgewelving op muraalzuiltjes in midden- en zijbeuk. Spitsboogvensters zonder maaswerk.

Mobilair. 17de-eeuwse communiebank overgebracht van het klooster in Onderbergen. Fraaie neogotische biechtstoelen en kansel, laatst genoemde van Peeters (1867). Glasramen van J.B. Capronier van 1881.

Ingang. Hoogstraat nummer 41. Huidige hoofdingang van het klooster is een in 1957 aangepast gebouw met gedecapeerde 19de-eeuwse lijstgevel van 1862 oorspronkelijk met tudorboogvormige muuropeningen naar ontwerp van J.B. Hauman. Thans gewone rechthoekige vensters. Via dit gebouw bereikt men de noord- en oostzijde van de kloostergang.

Binnenplaats. Vierkante binnentuin omringd door kloostergebouwen met galerijen en bovenverdieping in traditionele bak- en zandsteenstijl daterend van 1637-1665. Reeds gerestaureerd in de loop van de 20ste eeuw. Vleugels van negen traveeën en twee bouwlagen afgedekt met zadeldaken (leien) met in de loop van de 19de eeuw toegevoegde dakkapellen en in zuidoost- en westvleugel met drie getrapte dakvensters. Noordvleugel oorspronkelijk slechts één bouwlaag hoog, voorzien van een bovenverdieping met de nieuwe bibliotheek in 1863. Op de begane grond kloostergang met laatgotische spitsboogvensters voorzien van doorlopende boogomlijsting, opengewerkt met maaswerk en glas in lood, gescheiden door versneden steunberen in de westvleugel en de daarbij aansluitende gedeelten van de noord- en zuidvleugel. Overwelfde gangen met bepleisterde barokgewelven gescheiden door natuurstenen gordelbogen, in de noordwesthoek gedateerde slotsteen 1637. Gedrukte spitsboogdeurtjes leiden naar de verschillende vertrekken. Op de bovenverdieping kruiskozijnen met negblokken. Vensterregisters duidelijk afgelijnd door waterlijsten. In de zuidvleugel erkervormig uitgebouwd trapgeveltje (4 trappen + topstuk) met ingang, gedateerd in 1652, doch bijgebouwd in 1936. In westvleugel eveneens driezijdige uitbouw met oculus onder leien dakje (kapel toegewijd aan Heilige Benedictus). Sporen van een vroegere gelijkaardige uitbouw in noordvleugel, thans korfboogpoortje met erboven cartouche met het embleem van de abdis.

De achtergevels van deze vleugels zien uit op een kloostertuin ten zuiden en ten westen. Traditionele onderkelderde lijstgevels van vijftien of twaalf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldaken, met klimmende dakkapellen en getrapte dakvensters. Kruis- en drielichtkozijnen overspannen met ontlastingsbogen van alternerend bak- en zandsteen, afgelijnd met negblokken en verbonden door waterlijsten. Op de hoeken van zuid- en westvleugel trapgevel van twee traveeën afgelijnd met hoekblokken. Oostvleugel met aangepaste begane grond met getoogde vensters voorzien van neogotische tweelichten.

Aanhorigheden. Ten noorden van het complex het voormalig abdishuis. Twee haakse vleugels met elkaar verbonden door een overdekte doorgang. Beschilderde en verankerde bak- en zandsteenbouw uit het derde kwart van de 17de eeuw, oorspronkelijk met trapgevels thans puntgevels. Bolkozijnen en rechthoekige vensters met sponning. Binnenin gedichte steekboogvensters in vlakke omlijsting met waterlijst en fraaie stucplafonds in rococostijl.

Voormalige brouwerij, heden behorend bij Rasphuisstraat nummer 1. Zandstenen gebouw van twee bouwlagen onder steil zadeldak (pannen), verankerde trapgevel vermoedelijk uit de tweede helft van de 16de eeuw. Rechthoekige vensters overspannen met strek, thans gedicht. Groot zoldervenster geflankeerd door twee smalle venstertjes voorzien van hoekconsooltjes en duimen.

  • Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, D.37/F.66.
  • Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1850//6714, 1862//9401.
  • DECAVELE J., Abbaye de Notre-Dame, dite "Hôpital des lépreux" ou "Rijke Gasthuis" à Gand, Monasticon belge, T. VII, Province de la flandre orientale, 2e volume.
  • DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, deel 8, Gent, 1901, p. 421-454.
  • ELAUT L., Gentse ziekenhuizen, Gent, 1976, p. 72-74.

Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs:  Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dominicanenklooster [online], https://id.erfgoed.net/teksten/20464 (geraadpleegd op ).