Fort Kessel (2017)

Tekst van Fort van Kessel (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3093)

Het fort van Kessel is een betonnen pantserfort uit ongewapend beton van kort voor de Eerste Wereldoorlog. Samen met 29 andere versterkingen vormt het de buitenste fortengordel van de vesting Antwerpen. Het fort werd gebouwd tussen 1909 en 1914 en aangepast tijdens het interbellum (1934 en 1939). Tot in 1940 vervulde het een rol in de militaire verdedigingsstrategie van het Belgische leger, eerst als bolwerk voor de artillerie, later als infanteriesteunpunt. In 1947 volgde de demilitarisering van het fort. Heden is het een belangrijke overwinteringsplaats voor vleermuizen.

Enkele kengetallen:

  • Forteiland, vestinggracht, glacis en aanpalende gronden: 15,8 hectare (het volledige perceel)
  • Forteiland 3,3 hectare
  • Gebouwen 0,76 hectare (7600 vierkante meter), waaronder 9 geschutkoepels
  • Glacis en bedekte weg 3,6 hectare
  • Vestinggracht 3,7 hectare en 45 à 55 meter breed

 

Betonnen pantserfort, type tweede orde met aangehechte reverscaponnière

Het fort van Kessel kwam tot stand tijdens de laatste bouwfase van de buitenste fortengordel na 1906. Omdat het met een lichtere bewapening was uitgerust dan de omliggende forten behoort het tot het type fort van de tweede orde. Bovendien heeft het een aangehechte reverscaponnière dat zijn vorm bepaalt: een uitbouw aan de voorzijde van het fort, binnen de vestinggracht, bedoeld om de grachten zijdelings van de nodige vuurkracht te voorzien. Van dit type is er ook nog het fort van Brasschaat. Het komt dus beperkt voor binnen de vesting Antwerpen.

Bouw van het fort van Kessel (1909-1914)

Het fort werd gebouwd boven op een bestaand kleinschalig landschap van met houtkanten omzoomde percelen, kleine bosjes en verspreid liggende bewoning buiten de dorpskern. Het landschap was ook toen al vrij versnipperd. Op het moment van de aanleg stond op de terreinen van het fort een hoeve, die onteigend en afgebroken werd.

Hoewel al in 1906 beslist werd tot de vervollediging van de buitenste fortengordel, startten de bouwwerken pas in 1909. Die jaren had de overheid nodig om de gronden te verwerven waarop de forten en schansen werden gebouwd. De militaire overheid ontwierp de forten, schreef de lastenboeken uit en liet de bouw ervan na een aanbesteding uitvoeren door de Antwerpse privéfirma Bolsée. Beton was het belangrijkste bouwmateriaal. Het werd op de werf gemaakt en met kiepwagentjes naar zijn bestemming gebracht. Volgens de berekeningen van de militaire ingenieurs moesten de gewelven van ruim 2 meter dik de inslagen van 27 centimeter kalibers kunnen weerstaan.

In april 1913 was de ruwbouw klaar. Een nieuwe fase brak aan: de aanleg van de vestinggracht en het interieur met de inrichting van de lokalen en de plaatsing van vloeren, ramen en deuren. Elektrische leidingen, telefoons en kanonnen werden als laatste geïnstalleerd. Voor de bouw van het fort was heel wat grondverzet nodig. De uitgegraven aarde van de gracht is gebruikt om de betonnen structuren binnen het forteiland aan te aarden en voor de aanleg van het glacis.

Het resultaat was een fort, opgebouwd op een trapeziumvormige eiland, omgeven door een brede gracht die aan de aanvalszijde door een opgaande aarden wal (glacis) werd voorafgegaan. Op het forteiland lagen de verblijfsgebouwen en uiteraard ook de geschutskoepels en artillerie die de aankomende tegenstander van op grotere afstand konden beschieten. Het zwaarste geschut stond centraal op het forteiland, ondergebracht in vijf geschutkoepels. Het 15cm kanon in de centrale geschutkoepel, had een bereik van 7,4 kilometer.

De traditorebatterij in het toegangsgebouw aan de breedste zijde van het forteiland diende om de ruimte tussen de nabijgelegen forten met artillerievuur te bestrijken. Vanuit de gebouwen (caponnière) aan de smalste zijde van het forteiland namen de troepen de vestinggracht onder vuur. Vanuit alle zijden van het fort kon men de tegenstander dus onder vuur nemen. Langs de aanvalszijde waren de gebouwen en geschutkoepels niet zichtbaar, omdat ze door aanaardingen aan het zicht waren onttrokken. Tussen de gebouwen onderling lagen ondergrondse galerijen voor de circulatie van de manschappen. De verblijfsgebouwen waren voor de troepen en de (onder)officieren gescheiden. Er waren slaapzalen, gescheiden toiletten, maar ook voorzieningen als een machinekamer voor de aandrijving op elektriciteit, een ventilatiesysteem, drainage, een bakkerij, een wasplaats en sanitair met naar de normen van die tijd comfortabele douches met stromend water. In oorlogstijd bood het fort een onderkomen aan ruim 300 mensen.

Vernielingen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Toen op 4 augustus 1914 het Duitse leger nabij Luik de Belgische grens overschreed, was het fort van Kessel nog niet helemaal klaar. De vestingtroepen bestaande uit 330 manschappen van de 8ste Batterij Regiment Plaatsingsartillerie onder leiding van commandant Piraux namen het fort in en brachten het inderhaast in gereedheid: op elkaar gestapelde en met water overgoten cementzakken moesten als noodbetonneringen van de geschutkoepels dienen. De noodversterkingen uit 1914 zijn tot op heden zichtbaar.

Ook de omgeving rond het fort onderging een metamorfose. De woningen in het schootsveld tussen de forten en langs de aanvalszijde werden gesloopt of in brand gestoken. Bovendien was de buitenste fortengordel zo geconcipieerd, dat in bepaalde intervals de verdediging door militaire inundaties ondersteund werd. En dus begon de onderwaterzetting van de beemden langs de Grote en de Kleine Nete.

De eerste maand na de invasie bleef Antwerpen buiten schot, omdat de Duitsers zich op een snelle doortocht richting Frankrijk concentreerden (von Tschischwitz 1921). Alleen het zuiden en het centrale gedeelte van het land vielen aan de Duitse bezetting ten prooi om cruciale doorgangen en spoorwegen vrij te houden. Koning, militaire staf en leger hadden zich intussen in het nationaal reduit van Antwerpen teruggetrokken. Van daaruit beraamden ze vanaf 25 augustus tegenaanvallen op het voorbijtrekkende Duitse leger. Zolang het Belgische leger weerstand bood, vormde dat voor de Duitse legertop de aanleiding om Antwerpen toch in te nemen en de rest van het land te bezetten. Vanaf eind september 1914 namen ze de Antwerpse fortengordel onder vuur. Eerst kwamen de meest zuidelijk gelegen forten aan de beurt. Bij de aanval op de forten ten zuiden van de Grote Nete verleende het fort van Kessel ondersteuning aan het fort van Lier, tot het op 3 oktober zelf werd beschoten(von Tschischwitz 1921). De zware Duitse artillerie bestookte het fort van op een afstand van 8 à 10 kilometer, vanuit Isschot bij Heist-op-den-Berg en Heikant bij Berlaar, buiten het bereik van de fortartillerie (Gils 2014, 55). De toestand werd onhoudbaar en het Belgische garnizoen verliet al vroeg de vesting (Wuyts 1991, 4.48). 22 zware projectielen hadden het fort geraakt; op vijf plaatsen waren de gewelven doorboord waarbij de geweldige drukgolf nog meer bijkomende schade veroorzaakte (Gils 2014, 181-190).

In de vier daaropvolgende jaren maakten de Duitsers het fort opnieuw gebruiksklaar, zoals blijkt uit vele Duitse opschriften in het fort. De zwaarst getroffen delen werden dichtgemetseld en beschadigingen hersteld. Vóór hun terugtrekking in 1918 verwijderden ze het geschut.

Latere ontwikkeling

In de jaren 1930 werd de fortengordel van Antwerpen opnieuw in staat van verdediging gebracht. Nog was de rol van het fort van Kessel niet uitgespeeld, hoewel het veel van zijn betekenis had verloren. Het werd tot infanteriesteunpunt omgevormd. Ondanks de voorbereidingen speelde het fort van Kessel tijdens de Tweede Wereldoorlog geen enkele rol in de gevechtshandelingen van 1940. De ontmanteling van het fort kon beginnen. IJzeren waarnemingsposten werden volledig uitgebroken, net zoals (dragende) ijzeren balken. Er werden zelfs springstoffen gebruikt om het metaal uit het gewapend beton te recupereren. 1947 is een mijlpaal in de geschiedenis van het fort, omdat het dan werd gedeclasseerd. Fortengordels bleken geen rol van betekenis meer in de verdediging van het land te hebben en dus ontdeed de overheid ze van hun militaire functie. Tot 1973 bleef het eigendom van defensie, tot de gemeente het aankocht.

 

  • Ministerie Vlaamse gemeenschap, beleidsdomein Mobiliteit-Openbare Werken, Afdeling Technische Ondersteuning, luchtfotoarchief, doos 100, Antwerpen 5, nummer 6-0765; doos 106, Lier 9; doos 112, Lier 6.
  • Topografische kaart van België, Herziening derde editie, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1900-1930, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven in 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven in 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Topografische basiskaart numerieke reeks, Nationaal Geografisch Instituut, uitgegeven in 2009, schaal 1:10.000.

Auteurs:  Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Fort van Kessel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202498 (geraadpleegd op ).