Imposant hoekhuis op trapezoïdale plattegrond. Vier bouwlagen hoog en elf traveeën breed, afgedekt met mansardedak (kunstleien), van 1906. Merkwaardige mengeling van neoclassicistische en art-nouveau-elementen in een constructie waarvan voornamelijk de benedenbouw neigt tot een glazen skeletbouw. Brede lijstgevel van wit geglazuurde baksteen met verwerking van arduin. Zij- en middentravee telkens per drie gegroepeerd en gescheiden door een bredere travee aangegeven door kolossale pilasters en een gekleurde bloemenfries van faiencetegels onder de gekorniste kroonlijst; boven het omlopend hoofdgestel zijn de gebundelde traveeën gemarkeerd door een rechthoekige dakkapel met rondboogvenster en vleugelstukken, afgewisseld met een œils-de-bœuf. Begane grond en entresol opengewerkt tot een groot glazen uitstalraam, verticaal en horizontaal onderverdeeld door hardstenen pilasters en banden. Derde bouwlaag met doorlopend hardstenen balkon op bewerkte kraagstukken: draagt drie brede houten erkers met ruime vensters en bekronend hoofdgestel; daartussen komen twee boogvormige drielichten met balustrade voor. Bovenste verdieping met gekoppelde, gebogen deurvensters en drielichten met arduinen boogstenen en bogen. Zijgevels voornamelijk opgetrokken uit wit geglazuurde baksteen en horizontaal geritmeerd door hardstenen banden.