Noodwoning

Tekst van Noodwoning (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70277)

Locatie

Gelegen langs de Ieperstraat, huisnummer 13, op circa 200 meter ten zuiden van de kerk van Reninge.

Historische achtergrond

De oorlog liet een groot litteken na in de Westhoek. Reeds op 23 september 1916 werd het "Koning Albertfonds" (KAF) opgericht om de woningnood via het bouwen van barakken te bestrijden. Het Fonds ging van start in 1917, maar tegen 1918 was het niet veel meer dan een papieren organisatie zonder geld, arbeiders, materieel of vervoer, noch met een serieuze visie op het vraagstuk van de huisvesting.

De eerste vluchtelingen die rond de wapenstilstand terugkeerden naar de “verwoeste gewesten” gingen bij gebrek aan iets anders wonen in militaire schuilplaatsen of bunkers of ze trokken eigenhandig een primitieve woning op met al het bruikbaars dat ze aantroffen: brokstukken uit het puin en allerhande oorlogsmaterieel (“squatterbouw”).

Begin 1919 ontving het KAF de langverwachte subsidie van de regering en kon er van start gegaan worden met het voorzien in noodwoningen. Ze zouden moeten worden ingeplant op gronden waarop geen andere wederopbouw was voorzien en verhuurd worden aan wisselende bewoners. Door de toenemende terugkeer van vluchtelingen na de winter van 1918-'19, schoot stilaan de meest diverse verzameling noodwoningen uit de puinbodem op.

Om de grootste nood te lenigen kocht het Fonds eerst barakken van het Britse leger op (“Nissen Huts”, van 8, 5 x 5 meter). Ook barakken van het Belgische leger, genoemd naar Generaal Dossin, werden gebruikt. Vanwege hun grootte dienden zij als kerk, school, meergezinswoning en dergelijke meer. Reeds tijdens de oorlog hadden directeur-generaal ingenieur Zanen en secretaris architect Moenaert demonteerbare houten woningen van 6 x 6 en 4 x 4 m met aangebouwd stalletje ontworpen. De uitvoering van de aanbesteding liep echter maanden vertraging op, onder meer vanwege het nijpende houttekort. Jouret en Speltincks ontwierpen dan weer dure paviljoenen van 8 x 6 meter in hout en beton.

Dit alles was slechts een druppel op de hete plaat, het KAF kon de grote vraag niet aan. Bovendien ontbraken elementaire voorzieningen in de barakken. Vanaf 1920 institutionaliseerde de overheid dan ook de zelfbouw: ze stelde bijvoorbeeld 3.000 BEF aan bouwmaterialen ter beschikking zodat mensen ofwel zelf hun semipermanente woning van minimum 9 x 6 meter ofwel aan de hand van een standaardgeraamte konden optrekken (“Drieduisters”). Het eerste kende een relatief succes, maar nog steeds had men te kampen met onder andere transportproblemen. Daarnaast bleef het KAF gedurende de eerste helft van de jaren '20 de gecentraliseerde aanmaak van noodwoningen voorstaan.

Begin 1925 werd het KAF geliquideerd omdat de wederopbouw grosso modo als voltooid werd beschouwd. In theorie moesten de barakken onder de beste voorwaarden verkocht worden, in praktijk echter bleven ze veelal bewoond vanwege de lage huurprijs. De “noodwoningen” deden zoals aanvankelijk gevreesd, veel langer dienst dan voorzien, voor een tiental tot op de dag van vandaag.

Over noodwoningen en semipermanente woningen te Reninge is weinig geweten. Er kon niet worden teruggevonden hoeveel noodwoningen of 'barakken' er oorspronkelijk in het dorp stonden, noch locaties ervan. Wel kon achterhaald worden dat het gemeentebestuur huur betaalde aan het KAF voor het gebruik van enkele 'barakken' voor de gemeentediensten.

Een aantal elementen doet vermoeden dat het hier eerder om een semidefinitieve woning dan om een noodwoning van het KAF gaat. Vóór WOI stond op deze plaats een klein gebouw daterend van 1887, doch mogelijk ging het hier om een nutsgebouw. Gezien de locatie in de Ieperstraat (in de omgeving zijn enkele arbeidershuizen uit de jaren 1920) is het onwaarschijnlijk dat deze woning deel uitmaakte van een groep noodwoningen. De woning zou gebouwd zijn in 1925, wanneer tevens de grond, eigendom van een brouwer uit Stavele, verkocht werd. De huidige eigenaars/ bewoners stellen dat grootvader deze woning gebouwd heeft. Het gegeven van het mansardedak komt niet overeen met een basistype van het KAF. Waarschijnlijker dat het hier om een semi-definitieve woning gaat die in 1920 gebouwd werd (bij renovatie bleek dat de kieren van de ramen opgevuld waren met kranten van het jaar 1919).

Bij renovatie midden de jaren 1990 werd het pand voorzien van een nieuwe bedaking in rode Vlaamse pannen, daar waar het lager gedeelte van het mansardedak oorspronkelijk met bitumen gedekt was. Bij deze renovatie werd het houtwerk vernieuwd, dit met uitzondering van de voordeur met geleed bovenlicht en het gekartelde windbord (windveer verwijderd). De zijgevels zijn zichtbaar opgebouwd in stijl- en regelwerk. De typische beschildering van de voorgevel werd echter gerespecteerd bij deze renovatie. Het lager gedeelte achteraan (keuken) werd recent volledig herbouwd.

De interieurindeling is grotendeels bewaard, doch de aankleding is op enkele elementen na zoals een oorspronkelijke binnendeur vernieuwd. Het oorspronkelijke gebint is bewaard.

Beschrijving

Smal diephuis van 3 traveeën onder gemansardeerd zadeldak van rode Vlaamse pannen. De zijgevels zijn zichtbaar opgebouwd in stijl- en regelwerk. De voordeur, in de middelste travee van de beschilderde voorgevel, wordt geflankeerd door 2 ramen, en heeft een geleed bovenlicht en een gekarteld windbord.

  • DENDOOVEN Dominiek & DEWILDE Jan 1999: De wederopbouw in Ieper. Een wandeling, St.-Niklaas, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen.
  • DEMOEN Wim 1993: Diksmuide, een stad in beweging. Wederopbouw 1915-1935, Eindverhandeling, 1992-1993 - Hoger Instituut voor Architectuur, Sint-Lucas Gent.
  • GOBYN Ronny 1985: De woningnood en het probleem van de voorlopige huisvesting in België na de eerste wereldoorlog, SMETS Marcel (red.), Resurgam. De Belgische wederopbouw na 1914. Tentoonstelling in Passage 44 Brussel van 27 maart tot 30 juni 1985, Brussel, Gemeentekrediet, 169-187.
  • Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, Inventaris Bouwkundig Erfgoed, [online] http://www.monument.vlaanderen.be/vioe/nl/index.html

Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Noodwoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195958 (geraadpleegd op ).