HBK-hoofdzetel

Tekst van HBK-hoofdzetel (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7199)

Hoofdzetel van de Hypothecaire Beleggingskas (HBK), gebouwd naar een ontwerp door de architect Willy Van Der Meeren uit 1967-1968. De bouw door aannemer Van Riel & Van den Bergh werd in augustus 1968 aangevat en in oktober 1970 voltooid. Van Der Meeren tekende in 1982 ook voor de uitbreiding op het links aanpalende perceel. Het complex werd in opdracht van projectontwikkelaar nv Himmos gerenoveerd naar een ontwerp door het architectenbureau Poponcini & Lootens uit 2004, uitgevoerd in 2005 e.v. Het vastgoedproject betrof de herbestemming van het vroegere bankgebouw tot appartementen, handelsruimten en kantoren, en de bouw van een nieuwbouwcomplex op het aanpalende perceel.

Historiek en context

De in 1918 opgerichte private hypotheek- en spaarkas kende een belangrijke groei vanaf 1960, die gepaard ging met de uitbreiding van het net van agentschappen. Ter vervanging van de oude, te klein geworden hoofdzetel in de Arenbergstraat, werden begin 1967 gronden aangekocht in de Lange Lozanastraat. Door de sloop van vijf aanpalende, laat-19de-eeuwse burgerhuizen met diepe tuinen, kwam een bouwterrein ter beschikking van ongeveer 2700 m2. De HBK wil hier een nieuwe hoofdzetel optrekken die haar bedrijfsimago weerspiegelde: een "rustige, familiale atmosfeer, die evenwel getuigt van dynamisme, veiligheid, behulpzaamheid en zelfstandigheid." Van bij de start liet de directie een oprechte intentie blijken om met een eigentijds en kwaliteitsvol architectuurproject uit te pakken. Uit het externe advies dat voor de keuze van de architect werd ingewonnen kwamen drie namen als mogelijke kandidaten naar voor: de architecten Renaat Braem, Paul Felix en Willy Van Der Meeren. Daarmee gaf HBK alleszins te kennen een gedurfd, authentiek en vooruitstrevend concept na te streven, eerder dan een louter prestigegebouw. Braem en Felix behoorden tot de belangrijkste vertegenwoordigers van hun generatie, en stonden met een indrukwekkend oeuvre op het hoogtepunt van hun loopbaan. Beide waren bovendien als professor verbonden aan prestigieuze onderwijsinstellingen, respectievelijk het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen en de ingenieursopleiding van de Katholieke Universiteit Leuven. De iets jongere Van Der Meeren gold nog meer dan Braem als gangmaker van systeembouw en als pionier van het interdisciplinaire ontwerp, een non-conformist die functionaliteit koppelde aan gebruikslogica. De drie architecten werden eind december 1966 door de directie van de HBK gevraagd naar hun interesse voor deze opdracht. Gedacht werd aan een gebouw van vijf à zes verdiepingen met een vloeroppervlakte van 600 m2. In maart 1967 volgde het verzoek een eerste voorontwerp uit te werken. In dit stadium haakte Felix af, in tegenstelling tot Braem en Van Der Meeren die zich bereid verklaarden met elkaar in concurrentie te treden. De voorontwerpen van beide architecten, die in een maand tijd tot stand kwamen, werden begin juli ingediend. Op advies van een interne werkgroep van vooral jonge medewerkers, koos de HBK midden augustus voor het ontwerp van Van Der Meeren, als meer "van binnen uit" de onderneming.

Het aanvankelijk opzet van de HBK was om de bouw van de nieuwe hoofdzetel aan te grijpen voor een investering in vastgoed, rekening houdend met het toekomstige groeipotentieel van de spaarkas. Bedoeling was de overtollige verdiepingen in te richten als huurappartementen, die indien nodig zonder grote investeringen tot kantoren konden worden omgevormd. Uit het vooropgestelde programma bleek meteen al een duidelijke reflectie vanwege de directie over de gewenste uitstraling en het karakter van het gebouw, in overeenstemming met een moderne bedrijfsvoering. De nadruk werd gelegd op een aangename atmosfeer met een maximum aan licht, lucht en rust, bij voorbeeld onder de vorm van een atrium met groen en waterpartijen. Belangrijke aandachtspunten waren de esthetiek van de voorgevel als publicitair "kenteken", de inrichting van lokettenzaal en een flexibele ruimte-indeling voor de kantoren. Op constructief vlak werd gerekend op een onderhoudsvriendelijk concept, en het gebruik van duurzame materialen zonder overbodige luxe. Verder somde het programma de gewenste lokalen op, wat de publieke ruimten, de administratieve afdelingen (spaarkas, obligaties, boekhouding, mechanografie, hypotheek, organisatie), de directie en de sociale infrastructuur voor het personeel betreft. Vereisten van oppervlakte, bezettingsgraad, ruimtelijke organisatie, en techniek werden daarbij in detail omschreven, met de nadruk op klantvriendelijkheid, efficiëntie, interne controle en een vlotte circulatie van personen en documenten. Voor de publieke delen - de ingang, de lokettenzaal, de kofferzaal en een tentoonstellings- of conferentiezaal – gingen de suggesties van een drive-in, nachtsafes en rush-hour boxes, tot een stalling voor kinderwagens en honden, ruimte voor kinderopvang, publieke toiletten en een telefooncel. Als gemeenschappelijke infrastructuur voor het personeel schreef het programma een refter voor, een polyvalente ontspanningszaal met tafeltennis en biljart, en een klein sportterrein voor volleybal. Zelfs aan een zwembad werd gedacht, eventueel met een aanpalend ziekenhuis of een ander bedrijf in de omgeving als partner. Braem en Van Der Meeren interpreteerden het programma, de desiderata en verwachtingen van de opdrachtgever op een geheel eigen wijze, elk vanuit hun ontwerpmethodiek en architectuuropvatting. Braem vertrok van de vorm, met een plastisch sculpturale, biomorfe architectuur en een expressief organisch ruimteconcept als resultaat. Vanuit een analyse van de functionaliteit kwam Van Der Meeren tot een structuralistisch concept.

Na het toekennen van de opdracht volgde een vier maanden lange studieperiode, waarin Willy Van Der Meeren de HBK wist te overtuigen het bouwprogramma volledig te herzien, de hoofdzetel te reorganiseren en tot het ganse gebouw uit te breiden. Het nieuwe programma ontstond in nauw overleg met de toekomstige gebruikers, op basis van de analyse van 700 variabelen uit het eisenprogramma, die werden onderverdeeld in functionele groepen – intern verkeer, constructie, infrastructuurlijnen, opbouw van de gevels, kantoororganisatie - en gevisualiseerd in diagrammen. Vanuit een integrale en interdisciplinaire methodiek werd het gebouw vervolgens ontworpen op basis van de SAR-rasters van John Habrakens Stichting Architecten Research. Het resultaat was een hyperrationele, doorgedreven modulaire architectuur als de logische vertaling van het bedrijfsorganigram.

Architectuur

Het complex bestond oorspronkelijk uit een hoofdgebouw met kantoren en loketten aan de straat, dat via een galerij verbonden was met een paviljoen in de tuin. Dit laatste omvatte de refter en ontspanningslokalen voor het personeel, met een omheind volleybalterrein achteraan. De vrije inplanting en expressieve vormgeving van het paviljoen was er op gericht een oude Atlasceder tot zijn volle recht te laten komen. Een ondergrondse parkeergarage besloeg nagenoeg de volledige oppervlakte van het terrein.

Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, op een rechthoekige plattegrond van 29 bij 18 m, omvat het hoofdgebouw zeven bouwlagen en een terugwijkende technische verdieping onder een plat dak. Van Der Meeren plaatste het hoofdtrappenhuis niet centraal maar aan de linkerzijde van het gebouw, waar uitbreiding op de belendende percelen in de toekomst nog mogelijk was. Verder paste hij een split-level in vier niveaus toe voor de begane grond en eerste verdieping, die de lokettenzaal, kofferzaal en tentoonstellingszaal huisvestten, ontsloten door een open trappenpartij. De hogere verdiepingen vormden kantoorplateau’s met een open landschapsinrichting of een flexibele opdeling, achtereenvolgens bestemd voor de spaarkas-, krediet-, financiële, commerciële en administratieve afdeling met drukkerij. Een volledig beglaasd paviljoen bestemd voor de afdeling mecanografie, leunt zwevend op pilotis tegen de tuingevel van het hoofvolume aan.

De vormgeving van de voorgevel wordt bepaald door het betonskelet, opgedeeld in vier verticale secties van ongelijke breedte. Deels over de dubbele hoogte opengewerkt, met een expressief brutalistische pilotisstructuur, fungeren begane grond en de eerste verdieping als open galerij, een overgangs- of portaalzone tussen de straat en het bankinterieur. Om redenen van brandbeveiliging dienden de plateaus van de volledig beglaasde bovenverdiepingen 60 cm uit het gevelvlak te springen. Dit principe werd benut voor de afwatering en als loopstrook voor glazenwassers, die daartoe per raammodule over een opstapje beschikten. Voor deze opstapjes uit keramisch materiaal, opgevat en uitgewerkt als een geïntegreerd kunstproject, tekende de keramisten en glazeniers Joost en Bart Maréchal. Ook het glas-in-betonraam aan de tuinzijde van de lokettenzaal is van hun hand. De linker travee die het sanitair en de traphal met liften herbergde, onderscheidt zich net als de zesde verdieping van de administratie en drukkerij, door een nagenoeg blind voorkomen met gevelpanelen uit ruw bewerkte hardsteen, in combinatie met horizontaal of verticaal geïntegreerde raamstroken. In de smalle rechter travee schermde schuin gemonteerde glazen claustra’s de kleine buitenterrassen af. Met een krachtige plastiek, wordt de terugwijkende technische verdieping als topgeleding geaccentueerd door de L-vormige draagpijlers van het betonskelet.

Een beglaasde, betonnen brug die de tuin overspant, vormt de overloop van het hoofdgebouw naar het paviljoen, dat zich onderscheidt door een getande structuur en verspringende dakvlakken. Als constructie werd geopteerd voor een lichte houtstructuur bekleed met koper, die rust op een plateau uit gewapend beton. Een opmerkelijk plastisch detail is de betonnen spuwer met waterbekken. Het paviljoen bood ruimte aan een zithoek, de refter bemeubeld met modulaire tafels van Van Der Meeren, en een ontspanningszaal. Het volleybalterrein boven de parkeergarage was omringd door licht doorlatende polyester banken, voor een natuurlijke verlichting van de garage overdag, en een sfeervolle verlichting vanuit de garage bij avond.

Bij de uitbreiding van 1982 werd het hoofdvolume links van de traphal met twee traveeën doorgetrokken, in een getrapte bouwhoogte. Ook het paviljoen in de tuin kreeg een bescheiden annex, voortbouwend op de bestaande vormgeving.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 18#51211, 18#62458 en 197#20040779.
  • BAINES G. 1970: Nouveau siège social d’une caisse d’épargne privée, Environnement 1.11, 350-361.
  • BRAEKEN J. 2010: Renaat Braem 1910-2001 architect, Brussel, Deel 2, 310-312.
  • DE KOONING M. 1993: Willy Van Der Meeren (Vlees en Beton 21-24), s.l., s.p.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: HBK-hoofdzetel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194833 (geraadpleegd op ).