Bruggenhoofd Gent

Tekst van Bruggenhoofd Gent (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304562)

Belgische verdedigingslinie met bunkers, tussen 1934 en 1938 aangelegd op een achttal kilometer ten zuiden van Gent, meer bepaald tussen Astene (Deinze) en Kwatrecht (Wetteren).

De fortificatiepolitiek vóór de Tweede Wereldoorlog

De aanleg van het Bruggenhoofd Gent, ook wel 'Tête de Pont de Gand' genoemd, kaderde in de fortificatiepolitiek die België na de Eerste Wereldoorlog voerde. De aanleg van het Bruggenhoofd Gent maakte deel uit van de aanleg van een 'Nationaal Reduit', waarachter het Belgisch leger en de Belgische regering zich konden terugtrekken bij een vijandelijke inval, tot de komst van bevriende buitenlandse legers. Dit 'Nationaal Reduit' liep langs de Schelde vanaf Antwerpen tot aan de Schelde in Kwatrecht, vervolgens langs de Leie vanaf Astene tot de gekanaliseerde Mandel, vervolgens langs de Handzame en de IJzer tot in Nieuwpoort. Omdat de Schelde doorheen de stad Gent liep, werd een bunkerlinie ten zuiden van Gent aangelegd.

Opbouw van de 'Tête de Pont de Gand'.

In 1938 bestond het Bruggenhoofd Gent uit 228 betonnen bunkers.

Het eigenlijke bruggenhoofd was opgebouwd uit twee grote weerstandsnesten en drie steunpunten. De weerstandsnesten konden in vier richtingen verdedigd worden en moesten op zichzelf stand kunnen houden. De weerstandsnesten waren 'Betsberg – Oosterzele' met 22 bunkers en 'Muntekouter' met 25 bunkers. De steunpunten lagen vóór de linie en konden in drie richtingen worden verdedigd. De steunpunten waren 'Semmerzake' met 13 bunkers, 'Eke' met 10 bunkers en 'Astene' met 8 bunkers. De weerstandsnesten en steunpunten werden met elkaar verbonden via 'courtines' (verbindingslijnen) van bunkers.

Het zuidelijke en zuidoostelijke deel van het bruggenhoofd tussen Kwatrecht tot aan Semmerzake, was aangelegd op een heuvelrug. Hier werd een eerste verdedigingslijn opgetrokken tegen de top van de helling, waardoor een goed uitzicht op het terrein vóór de helling mogelijk was. Deze verdedigingslijn bestond uit 46 'voorliniebunkers', 16 vooruitgeschoven bunkers en 3 bijkomende bunkers op de wegen richting Gent. Vóór deze eerste lijn waren nog draadversperringen voorzien. Op andere plaatsen waren er inundatiezones voorzien. Een tweede verdedigingslijn bevond zich achter de heuveltop en diende een eventuele doorbraak door de voorlijn op te vangen. Deze linie bestond uit 23 'steunliniebunkers' en 16 commandobunkers. Achter deze weerstandsnesten, steunpunten en steunlinie lag nog een laatste verdedigingslijn, bestaande uit 46 'achterliniebunkers'. In deze laatste verdedigingslijn waren ook antitankcentra en de voorste gelederen van de Belgische artillerie gelokaliseerd.

De veldversterkingen waren in mei 1940 niet afgewerkt. Vele draadversperringen bleven onafgewerkt door protest van landbouwers en lokale politici. In mei 1940 waren er geen loopgraven tussen de bunkers gegraven. Het was de bedoeling om ook 'cointetelementen' (antitankhindernissen) toe te voegen aan de bunkerlinie, maar deze zijn uiteindelijk nooit geplaatst.

De bunkers

De meeste bunkers hadden een portaal dat afgesloten was door een stalen hek met hangslot. Ze bevatten één tot drie ruimtes, afgesloten door een stalen deur. Vier bunkers bestonden uit twee verdiepingen. Er werden 35 bunkers uitgerust met een stalen waarnemingskoepel. De hoofdbewapening van de bunkerlinie bestond uit mitrailleurs. Vandaar dat de meeste bunkers bedoeld waren als mitrailleursposten. Daarnaast waren er ook nog 18 gecombineerde bunkers, bedoeld voor mitrailleur en een 47 mm pantserafweergeschut. Er werden zes zware bunkers opgetrokken tegen directe doorbraak. Deze waren voorzien van een combinatie van een vast opgesteld 47 mm pantserafweergeschut, een mitrailleur en een schijnwerper op de weg. Daarnaast waren er nog drie zware bunkers voor het opstellen van 75 mm veldgeschut. Vermoedelijk was geen enkele van de opgetrokken bunkers voorzien van elektriciteit. Communicatie tussen de bunkers diende te gebeuren via de telefoon, maar de telefoonkabels waren amper ingegraven, waardoor ze bijzonder kwetsbaar waren.

Er werd veel moeite besteed aan een optimale inplanting van de bunkers in het landschap, omwille van de 'efficiëntie' van de bunker. Camouflage speelde een heel belangrijke rol. Er waren bunkers met een ruwe, 'gebochelde' buitenafwerking, aangeduid met 'enduit tyrolien mamelonné'. Deze bunkers werden ingenieus in het terrein ingewerkt. Deze bunkers werden beschilderd in de kleuren van het omliggende landschap. Andere bunkers werden gecamoufleerd als huisje of stalletje: deze bunkers werden gecementeerd of ommuurd met baksteen, of omhuld als een houten stal, voorzien van zogenaamde ramen, deuren, puntgevels, zadeldakjes enzovoort.

Gevechten langs de bunkerlinie in mei 1940

Toen Duitsland in de vroege ochtend van 10 mei 1940 ons land binnenviel, stortte het Belgische verdedigingsstelsel snel in elkaar: het oninneembaar geachte Fort van Eben-Emael werd uitgeschakeld en een aantal bruggen over het Albertkanaal vielen intact in Duitse handen. Door deze doorbraak aan het Albertkanaal zag het Belgisch leger zich gedwongen tot een terugtrekking achter de KW-linie, de bunkerlinie die in 1939 was aangelegd tussen Koningshooikt en Waver. Vanaf 16 mei 1940 werd een nieuwe terugtrekking in de richting van het 'Nationaal Reduit' bevolen.

Toen de eerste troepen vanaf 17 mei aankwamen aan het 'Nationaal Reduit', dienden er nog vele veldversterkingen uitgewerkt en gevechtsklaar gemaakt te worden door oververmoeide troepen die bovendien veel militair materieel verloren hadden. De bunkers waren niet standaard bewapend en er waren onvoldoende wapens voorhanden om alle bunkers volledig te bezetten.

Vanaf 20 mei 1940 werd drie dagen lang gevochten langs het Bruggenhoofd Gent, tussen de Schelde in Kwatrecht tot aan de oostelijke zijde van Betsberg bos in Oosterzele. Op andere plaatsen langs de bunkerlinie vonden er kleinere schermutselingen plaats. Er is sprake van 300 à 400 Belgische en Duitse doden, die langs deze bunkerlinie gevallen zijn.

In de nacht van 22 op 23 mei 1940 trok het Belgisch leger zich verder terug op een nieuwe verdedigingslijn, die gevormd werd door de Leie en het Afleidingskanaal van de Leie. Opnieuw vielen er vele militaire slachtoffers. Na nogmaals drie dagen strijd werd een nieuwe terugtrekking bevolen. Op 28 mei 1940 bood de koning de Belgische capitulatie aan.

De bunkerlinie vandaag

Vandaag zouden er nog meer dan 180 bunkers van de oorspronkelijk 228 bunkers bewaard zijn.

  • Informatie verkregen van Luc Van de Sijpe (19 januari 2016).

Auteurs:  Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bruggenhoofd Gent [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194415 (geraadpleegd op ).