Parkwijk

Tekst van Sociale woonwijk Parkwijk (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/125508)

Sociale woonwijk met circa 850 woongelegenheden tussen 1965 en 1977 gebouwd door de Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting met als belangrijkste architecten Eugène Wauters, Paul Neefs en Carli Vanhout. De wijk werd gebouwd volgens het model van een modernistische parkwijk met voorzieningen en structurerende groenaanleg, deze laatste naar ontwerp van Henri Carlier en Ronald Clays.

Historiek en context

De Parkwijk kwam tot stand in het kader van de stadsuitbreiding van Turnhout in de jaren 1960. Ze werd opgetrokken op een groot stuk landbouwgrond van 29 hectare aan de zuidrand van de stad, in het noorden grenzend aan het stadspark, in het oosten en het zuiden begrensd door de rivier de Aa, en in het westen door de Steenweg op Tielen. De wijk kwam tot stand via een nauwe samenwerking tussen de stad Turnhout en de Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting (TMH). Beiden zagen de aanleg van de wijk als een unieke gelegenheid om zowel op het vlak van urbanisatie als architectuur een moderne agglomeratie op te richten, volgens de toenmalige idee van de buurteenheid (een volledig uitgeruste autonome stadswijk voor een drieduizendtal inwoners). Voor de uitwerking van het urbanisatieplan engageerde de TMH in 1962 Eugène Wauters en Carli Vanhout, die al verschillende wijken hadden gebouwd voor de huisvestingsmaatschappij, en wat later ook Paul Neefs. Voor de groenaanleg werd de landschaps- en tuinarchitect Henri Carlier aangesproken, die samenwerkte met Ronald Clays.

De eerste ontwerpen dateren van 1963 en tonen dat van bij aanvang werd uitgegaan van het model van een parkwijk, met een totaalontwerp van stedenbouw, architectuur en landschapsontwerp. In 1964 werd Wauters aangesteld als hoofdarchitect, bijgestaan door Vanhout en Neefs. In hetzelfde jaar werden onder grote belangstelling de plannen en een maquette van de Parkwijk voorgesteld aan het vorstenpaar, tijdens hun bezoek aan Turnhout ter gelegenheid van de bouw van de 150.000ste sociale woning in België en van de 1000ste woning gebouwd door de TMH in de Jozef Simonswijk. Volgens toenmalige literatuur koos de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting de TMH uit voor het koninklijk bezoek omwille van haar baanbrekende rol. In 1966 werden het definitieve stedenbouwkundige plan en typeplannen voor de woningen goedgekeurd, allen naar ontwerp van Eugène Wauters, Carli Vanhout en Paul Neefs.

De Parkwijk is een van de bekendste gezamenlijke werken van architecten van de Turnhoutse School. Met de Turnhoutse School wordt in hoofdzaak verwezen naar het laat-modernistische werk van drie architectenbureaus uit Turnhout: Paul Neefs, Lou Jansen (in samenwerking met Rudi Schiltz) en Carli Vanhout & Paul Schellekens (die zich in 1964 associeerden). Ook Eugène Wauters wordt soms tot de Turnhoutse School gerekend. De architecten van de Turnhoutse School bouwden een indrukwekkend oeuvre van woningen, villa's en sociale huisvesting in de regio rond Turnhout. In wisselende samenwerkingsverbanden tekenden ze ook voor tal van grotere (openbare) gebouwen, zoals het cultureel centrum de Warande en de Sint-Victorschool. Vandaag wordt het werk van deze architecten tot het beste gerekend wat er in de jaren 1960 aan laat-modernistische architectuur werd gebouwd in Vlaanderen. De architectuur van de Turnhoutse School is sterk beïnvloed door de Scandinavische architectuur van onder andere Arne Jacobsen en Alvar Aalto, evenals door de modernistische architectuur van Eero Saarinen en Mies van der Rohe. Sterk bepalend was ook het late brutalistische werk van Le Corbusier, zoals Ronchamps of La Tourette. In het definitief ontwerp voor de Parkwijk is in het bijzonder de invloed merkbaar van de Lafayettewijk in Detroit (1955, Ludwig Mies van der Rohe, Ludwig Hilberseimer en landschapsarchitect Alfred Caldwell) en van het huisvestingsproject van Jørn Utzon bij Fredensborg (Terrasserne, 1959-62). Deze laatste wijk werd door de raad van beheer van de TMH en de architecten samen bezocht tijdens de ontwerpfase van de Parkwijk.

Het definitief urbanisatieplan uit 1966 bestaat uit een woonkern met 824 woongelegenheden, met een volledige sociale uitrusting en een menging van hoogbouw, middelhoogbouw en laagbouw. Duidelijk herkenbaar zijn modernistische CIAM-concepten (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) zoals de ontsluiting via een rondgaande invalsweg, woningen gegroepeerd rond groenhoven, de idee van een wijkcentrum met voorzieningen (de ‘core’), de strikte scheiding van voetgangers en verkeer, en openbaar groen als structurerend element. Net als in Lafayette is de Parkwijk opgebouwd volgens een zeer strikt orthogonaal raster. In totaal bevatte het definitief plan 824 woongelegenheden, waarvan 435 eengezinswoningen (rijwoningen en patiowoningen). Het oorspronkelijk aanlegplan voorzag ook in het noordoosten van het terrein, aansluitend op het stadspark, drie woontorens van vijftien bouwlagen met in totaal 204 appartementen (niet uitgevoerd). In het zuidwestelijk gedeelte waren vier woonblokken gepland van zes bouwlagen met 176 woongelegenheden (niet uitgevoerd). Verder voorzag het plan in 9 winkels met bovenliggende woning, parkeerplaatsen, een supermarkt (niet uitgevoerd), kerk met parochiaal centrum, marktplein, kleuterklassen (niet uitgevoerd), tankstation (niet uitgevoerd).

Carlier en Clays gingen voor de groenaanleg uit van het behoud van een aantal boomgaarden, van twee rijen wilgen en eenentwintig inlandse eiken. Verder ontwierpen ze een zeer strak groenplan volgens een strikt orthogonaal patroon met grote grasperken. In totaal was elf hectare voorzien voor openbaar groen en elf speelkernen (archieven bevatten schetsontwerpen van Carlier en Clays). In 1972 wonnen Carlier en Clays met het ontwerp voor de Parkwijk de eerste prijs in de Nationale Wedstrijd voor de Groenruimten, ingericht door het Nationaal Instituut voor de Huisvesting. Het groenontwerp werd slechts gedeeltelijk verwezenlijkt.

De Parkwijk werd grotendeels uitgevoerd volgens plan. De laagbouw werd tussen 1967 en 1977 uitgevoerd in negen bouwfasen (fasen 1 tot 6 en 8 tot 10), met als zesde fase een ensemble van bejaardenwoningen. Naast Vanhout, Wauters en Neefs realiseerde ook architect Gust Janssens een aantal woninggroepen. De werken namen een aanvang met een eerste fase van 82 woningen naar ontwerp van Neefs, Vanhout en Wauters (1967-1969, Albrecht Rodenbachplantsoen 1-81, 2-82); tweede fase 50 woningen naar ontwerp van Carli Vanhout (1968-1969, Albrecht Rodenbachplantsoen 83-131, 84-132); derde fase 98 woningen naar ontwerp van Eugène Wauters (1969-1971, Haagbeemdenplantsoen 1-65, 2-66, Elandersplantsoen 1-31, 2-32); vierde fase 52 woningen naar ontwerp van Carli Vanhout (1970-1971, Elandersplantsoen 33-75, 34-76, 97-103, 98-104); vijfde fase 32 woningen naar ontwerp van Gust Janssens (1971-1972, Elandersplantsoen 77-95, 78-96, Xaverianenplantsoen 1-11, 2-12); zesde fase 27 bejaardenbungalows naar ontwerp van Eugène Wauters (1971-197, Haagbeemdenplantsoen, 67-93, 68-92); achtste fase 34 woningen naar ontwerp van Gust Janssens (1973-1975, Xaverianenplantsoen 13-27, 14-28, 73-89, 74-90); fase negen 26 woningen naar ontwerp van Eugène Wauters (1974-1976, Xaverianenplantsoen 29-39, 30-40, 91-103, 92-104); fase tien 32 woningen naar ontwerp van Carli Vanhout (1975-1977, Xaverianenplantsoen 41-71, 42-72).

Tijdens de uitvoering werd beslist de hoogbouw te vervangen door middelhoogbouw en de woonblokken in het zuidwestelijk gedeelte niet uit te voeren. In 1973 werd de bouwaanvraag goedgekeurd voor 410 appartementen in middelhoogbouw naar ontwerp van Adri Van Eemere (fase elf en twaalf, uitgevoerd tussen 1975 en 1977). Het totaal aantal woningen bleef daarmee ongeveer behouden. In 1996 werd de wijk nog uitgebreid met een appartementsgebouw naar ontwerp van Carli Vanhout (Lode Petersplantsoen nummer 24, niet opgenomen in de afbakening).

In 1970 bouwde het stadsbestuur twee kleuterklassen in betonnen prefab; later uitgebreid met een lagere school (Stedelijke Kleuter- en Lagere school Parkwijk, Haagbeemdenplantsoen 95). De Blijde Boodschap-kerk werd in 1971-1972 gebouwd naar een ontwerp van René Van Steenbergen. Het bureau Vanhout & Schellekens stond in voor de ontwerpen van een sociaal centrum (1973) en een feestzaal (1978-1979).

Beschrijving en typering

Aanlegplan

Het aanlegplan van de wijk volgt een strikte scheiding van verkeer en voetgangers, met een duidelijke wegenhiërarchie. De wijk wordt ontsloten via een invalsweg (de Parkring) die aftakt van de Steenweg op Tielen en de rand van het terrein volgt. Van de Parkring takken vijf insteekstraten af die een voorzieningencentrum en vier clusters van woningen of ‘plantsoenen’ ontsluiten: één in het noorden (Haagbeemdenplantsoen), twee in het oosten (Elandersplantsoen, Xaverianenplantsoen), en één in het westen (Albrecht Rodenbachplantsoen). In de woningclusters vertakken de straten verder, eindigend in pijpenkoppen. Het voorzieningencentrum van de wijk (Lode Peetersplantsoen) is gelegen in het westen aan de toegang van de wijk: negen winkels met bovenliggend appartement, twee parkeerplaatsen, de kerk met parochiaal centrum en feestzaal, die aan een kleiner plein liggen. Van de Steenweg op Tielen takt in het oosten van de wijk een tweede weg af, die toegang biedt tot de later gebouwde middelhoogbouw langs het stadspark en tot de scholen. Bepalend voor de structuur van de wijk is de centrale groenstrook waarop groene hoven aansluiten waarlangs de woningen zijn gelegen. Straten en woningen zijn geplaatst volgens een rechthoekig assenstelsel met een nieuwe wijze van zonering waarbij de voorkant van de woningen aan de groenzones is gelegen en de achterzijde met garage en ommuurde privétuin aan de straten. De woningen zijn rationeel ingeplant volgens een systeem van strikt orthogonale stempels – met rijen en hoven – die worden herhaald. Er is ook veel aandacht voor zacht verkeer, met voetgangersverbindingen tussen de centrale groenzone en het aanpalende stadspark via een brug over de Aa.

Woningtypologie en -architectuur

De wijk wordt gekenmerkt door de toepassing van verschillende woningtypes, namelijk rij-, patio-, bejaardenwoningen en appartementsblokken.

FASEN 1 tot 5 en 8 tot 10:

Betreft de eengezinswoningen naar ontwerp van Neefs, Wauters, Vanhout en Janssens, vormen een bijzonder homogeen geheel van zevenenveertig blokken rijwoningen (tuinkamerwoningen) ingeplant rond groenhoven, afgewisseld met vier blokken met patiowoningen ingeplant langs de rand van het terrein. Er komen acht types woningen voor, te onderscheiden naargelang het aantal slaapkamers en de oriëntatie. Bij het type B ligt de tuin in het oosten of het westen, bij D in het zuiden en bij F in het noorden. Type G en H zijn de patiowoningen. Ze hebben allemaal drie slaapkamers. De types A, C en E liggen op de uiteinden van de rijen en hebben vier slaapkamers (kopwoningen).

De eengezinswoningen zijn in spiegelbeeldschema geschakeld tot rijen van vier tot tien eenheden. Ze zijn opgetrokken in baksteen en tellen twee traveeën en twee bouwlagen onder plat dak; voorzijde grenst aan uitgestrekte, groene zone; achterzijde met privétuin en garage grenst aan de straatkant; gevarieerde verticale of horizontale, stalen vensters. De patiowoningen zijn in spiegelbeeldschema per twaalf gegroepeerd. Ze zijn eveneens opgetrokken in baksteenbouw van twee traveeën en één bouwlaag onder plat dak; T-vormige plattegrond, zowel aan de lange zijde als aan de twee korte zijden palend aan de buurwoningen waardoor de achtertuinen van vier woningen telkens één patio vormen; rechthoekige stalen vensters.

Typerend voor de vormgeving van de gezinswoningen is het sobere en eenvormige baksteenmodernisme, met muren in donkerbruine baksteen, voortgaand op de brutalistische traditie van zichtbaar metselwerk. Kenmerkend voor het laatmodernisme is ook dat alle ramen van vloer tot plafond lopen en door variatie van breed tot zeer smal een zorgvuldige en minimalistische compositie vormen. Ook de smalle dakranden en details zoals de uitstekende muurtjes dragen hieraan bij. Enkel de laatste fase woningen (fase 10, Carli Vanhout) wijkt vormelijk licht af. Hier lopen een aantal ramen niet van vloer tot plafond en werd voor het schrijnwerk aluminium toegepast in plaats van in staal.

FASE 6

Betreft een opmerkelijk structuralistisch ensemble van 27 bejaardenbungalows tussen 1971 en 1973 gebouwd door Eugène Wauters en ingeplant tegenover de kerk (Haagbeemdenplantsoen, 67-93, 68-92). De woningen, private terrassen, publieke ruimte en groenaanleg (pleintjes, voetpaden) vormen een totaalontwerp opgebouwd volgens een strikt raster van gelijkvormige vierkanten (van 4,5 op 4,5 meter). De bungalows (met plattegrond in L-vorm met drie vierkanten) worden zowel horizontaal als verticaal gespiegeld en geclusterd in groepjes van drie tot zes bungalows, zodat een gevarieerd en levendig geheel ontstaat. De vormgeving van de bungalows is zuiver kubistisch: witgeschilderde baksteen, plat dak (met verspringingen in de hoogte) en een contrast van open en gesloten geveldelen. Raamopeningen van vloer tot plafond met fijn stalen schrijnwerk.

FASE 11 en 12

Betreft de middelhoogbouw naar ontwerp van Adri Van Eemeren in het noordoosten van het terrein (Parkring 5-209, 6-208): twee gebouwen van zes en zeven bouwlagen, uitgevoerd als één gebouw in zigzagvorm in een combinatie van donkerbruine baksteen en bedekking met leien, in een voor de jaren 1970 typische vormgeving.

Voorzieningen

Aan het Lode Peter Plantsoen nummer 1 bevindt zich de kerk de Blijde Boodschap, ontworpen door René Van Steenbergen en gebouwd in 1971-1972. De kerk sluit naadloos aan op de architecturale vormgeving van de woninggroepen: balkvormig volume in donkere baksteen met gesloten gevelvlakken. Aansluitend een sociaal centrum (1973) en een feestzaal (1978-1979) naar ontwerp van atelier Vanhout-Schellekens (Lode Peetersplantsoen 2). Aan het Lode Peetersplantsoen 5-13 een blok van negen winkels met bovenliggende appartementen, eveneens in gelijkvormige vormgeving. Verder bevindt zich in de wijk nog de Stedelijke Kleuter- en Lagere school Parkwijk (Haagbeemdenplantsoen 95), die later werd bijgebouwd.

Evaluatie

Deze wijk werd binnen de thematische inventarisatie van het sociale woningbouwpatrimonium zeer hoge tot uitzonderlijke erfgoedwaarde toegekend (top van de selectie).

De Parkwijk gold in de jaren 1960-1970 als een modelwijk voor de volkshuisvesting. Hoewel sommige onderdelen tijdens de uitvoering werden gewijzigd heeft de Parkwijk door het strakke totaalplan, de relatief korte totale bouwtijd en het beperkte aantal architecten een zeer homogeen uitzicht. Het is een van de weinige parkwijken in Vlaanderen die daadwerkelijk als een samenhangende eenheid werd gerealiseerd, met uitvoering van het stedenbouwkundig plan, de architecturale invulling en de groenaanleg. Het is ook een van de weinige wijken waarvan de voorzieningen grotendeels werden gerealiseerd.

De Parkwijk heeft een hoge architecturale waarde, zowel op het vlak van typologie als vormgeving. Ze is typisch voor de introductie van nieuwe woningtypes (tuinkamerwoningen, patiowoningen) en voor het brutalistisch getinte baksteenmodernisme van de architecten van de Turnhoutse School. Als resultaat van een samenwerkingsverband tussen een aantal gekende architecten en tuinarchitecten heeft ze ook een grote waarde binnen de respectievelijke oeuvres. In het bijzonder heeft de Parkwijk een hoge stedenbouwkundige waarde als een zuiver model van een parkwijk, waarin de principes van de modernistische stedenbouw strikt werden toegepast. Door de afstemming van het stedenbouwkundig plan, de architecturale uitwerking en de groenaanleg heeft ze een bijzonder hoge ensemblewaarde. De bejaardenwoningen naar ontwerp van Eugène Wauters hebben een uitzonderlijk hoge ensemblewaarde. De Parkwijk is anno 2014 ook zeer goed bewaard.

De erfgoedwaarde betreft vooral het totaalplan, de laagbouw, de kerk met feestzaal en sociaal centrum. Een lagere erfgoedwaarde wordt toegekend aan de (middel)hoogbouw van Adri Van Eemeren en de later bijgevoegde schoolgebouwen. De tiende fase van de eengezinswoningen (Carli Vanhout, 1975-1977, Xaverianenplantsoen 41-71, 42-72) heeft een iets lagere architecturale waarde, maar wel een hoge ensemblewaarde als onderdeel van het geheel.

Elementen die de erfgoedwaarde onderbouwen zijn: het aanlegplan inclusief de circulatiepatronen, de perceelstructuur (zonering), en de inplanting en schakeling van de woningvolumes. Wat de woningen (laagbouw) betreft zijn de homogeniteit, de schaal, het type, de vorm, de materialiteit (baksteen), de gevelcompositie en het schrijnwerk (coloriet, indeling en profilering) van belang. Ook de groenaanleg (inclusief voetpaden) bepaalt mee de erfgoedwaarde.

  • Archief De Ark Turnhout, dossier Parkwijk.
  • Depot Vilvoorde van de Vlaamse overheid, Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, bouw- en renovatieplannen, dossiers 650, 651.
  • Stadsarchief Turnhout, dossiers BE/SAT/SA-3.09-2-4-026, BE/SAT/SA-3.10-3-3.2-3.2.7-282, BE/SAT/SA-3.10-3-3.2-3.2.7-282 (beplantingswerken).
  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam TURNHOUT_PARKWIJK_1290.
  • Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 1290, Turnhout, Wijk Papenbruggen Tielenbaan.
  • Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Patrimoniumdatabank.
  • BRAEM R., 1976 Renaat Braem kiest architectuur, Openbaar Kunstbezit XIV, 82-83.
  • DE BONT Y. 1995: 27 bejaardenwoningen Haagbeemdenplantsoen, in: DE BONT Y., 100 jaar wonen in Turnhout. Architectuur van 1895 tot 1995, Zellik, 94.
  • DE BONT Y. 1995: Urbanisatie Parkwijk, in: DE BONT Y., 100 jaar wonen in Turnhout. Architectuur van 1895 tot 1995, Zellik, 84-85.
  • DE BONT Y. 2012: Parkwijk Turnhout 1966, in: DE BONT Y. & STRAUVEN F.(red.), Architectuur in de golden sixties. De Turnhoutse School, Tielt, 264-277.
  • LAUREYS D. 2012: Eugène Wauters (1924-2008), in: DE BONT Y. & STRAUVEN F.(red.), Architectuur in de golden sixties. De Turnhoutse School, Tielt, 50-67.
  • S.N. 1971: Gedenkboek 1921-1971. Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting n.v., Geel, 37-39.
  • S.N. 1973: Nationale Wedstrijd voor de Groenruimten. Groenvoorziening van een parkwijk te Turnhout, Wonen 58-59, 12-15.
  • S.N. 1986: Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting, brochure.
  • VAN HERCK K. 2012: Wonen in een park: sociale woningbouw in de golden sixties, in: DE BONDT Y. & STRAUVEN F. (red.), Architectuur in de golden sixties. De Turnhoutse School, Tielt, 229-244.

Auteurs:  Van Herck, Karina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale woonwijk Parkwijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192591 (geraadpleegd op ).