Blokkersdijk

Tekst van Blokkersdijk (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302857)

Het gebied Blokkersdijk, oorspronkelijk deel van de Borgerweertpolder, bestaat uit begin jaren 70 van de 20ste eeuw opgehoogde gronden met centraal een natuurlijk ontstane plas. Dit natuurgebied wordt gekenmerkt door een grote biodiversiteit.

Fysische geografie

Topografie en hydrografie

Het landschap Blokkersdijk, met een oppervlakte van circa 111 hectare, ligt op de linkeroever van de Schelde ten noordwesten van Antwerpen en wordt begrensd door de Schelde in het noorden en de Tophatgracht in het oosten. De Palingbeek vormt de zuidelijke begrenzing. In het westen grenst de oude polder Pijp Tabak in Zwijndrecht aan het gebied. De hoogte varieert van circa 5 meter +TAW ter hoogte van de plas tot 8-9 meter +TAW ter hoogte van de dijk langs de Schelde en in het oosten van het landschap.

Het centrale en westelijk deel van het gebied, gelegen in de oorspronkelijke Borgerweertpolder, worden ingenomen door de ondiepe, natuurlijk ontstane plas met een oppervlakte van ongeveer 45 hectare. Deze plas wordt gevoed door neerslag en kwelwater en heeft oevers die geleidelijk aan aflopen tot een maximale diepte van 1,40 meter bij een normale waterstand. Dit centrale, niet opgehoogde gedeelte wordt omgeven door een met kalkrijk Scheldezand opgehoogd terrein.

Geologie en bodem

Het tertiair bestaat binnen het gebied uit groengrijs tot grijs, fijn, glauconiethoudend en plaatselijk kleihoudend zand van de Formatie van Kattendijk (vroeg-plioceen). Voor de opspuitingen kwamen in het gebied zeer natte gronden op zware rivierklei voor. De rivierklei rust op circa 90 centimeter diepte op een veensubstraat. Het gebied maakte deel uit van het grote rivierpolderlandschap langs de Schelde. Na de opspuitingen bestaat het terrein uit overwegend kalkrijk baggerzand uit de Schelde. In de laagte blijft de plas over. De digitale bodemkaart geeft ter hoogte van de plas het bodemtype Ufp (zeer sterk gleyige zware kleibodem zonder profiel) weer. Ten oosten van de plas worden sterk vergraven gronden (bodemtype OT) weergegeven.

Fauna en flora

Ondanks het feit dat de oorsprong van Blokkersdijk verre van natuurlijk is, is deze plas zeer aantrekkelijk gebleken voor vele soorten waterwild. Als verblijfplaats van grote aantallen watervogels, strandvogels en winter- en zomergasten heeft dit gebied een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde. Voor de doortrekkers is de plas bovendien een noodzakelijke schakel in de keten van Europese rustplaatsen. Uit tal van waarnemingen van zeldzame vogels blijkt duidelijk het internationaal belang van dit gebied. Bovendien is het gebied een belangrijk broedterrein van kluut en bergeend.

Van al de waterwildgebieden in Antwerpen, Limburg en het noordoosten van Brabant heeft dit gebied de grootste soortenrijkdom en (ten tijde van de bescherming in de jaren '80) het grootste aantal duikeenden en zaagbekken: krooneend, tafeleend, kuifeend, toppereend, brilduiker, middelste zaagbek, grote zaagbek en nonnetje komen er voor. Ook het aantal zwemeenden is hoog en opvallend gespreid over de zes soorten die in België overwinteren: wilde eend, pijlstaart, wintertaling, smient, krakeend en slobeend. Als zomergast wordt de zomertaling vermeld. Onder de opvallendste broedvogels worden de bergeend, slobeend, kluut, kuifeend en tafeleend onderscheiden. De norm waaraan een gebied moet voldoen om beschouwd te worden als ‘Wetland of International Importance’ wordt elk jaar ruimschoots overschreden door de slobeend (200 vogels). Onder de andere watervogels worden nog de waarnemingen van onder andere geoorde fuut, gewone fuut, dodaars, blauwe reiger, purperreiger, grauwe gans, rotgans, knobbelzwaan, scholekster en bonte strandloper vermeld.

Ook botanisch maakt het gebied een zeer interessante evolutie door. In 1980 werd het als volgt beschreven:

  • vegetaties op droge gronden: de vegetatie op de droogste gronden is eerder banaal en soortenarm. Het zijn opgespoten gronden welke ongeveer 3 meter boven het normale waterpeil van de plas liggen. Een deel ervan, opgespoten in oktober 1973, is nauwelijks begroeid. Het zand is hier zeer fijn, waardoor er aanzienlijke zandverstuiving optreedt. Kenmerkende planten zijn onder meer zandhoornbloem, kleinbloemige basterwederik, straatgras, fioringras, akkerdistel, klein kruiskruid, Canadese fijnstraal, liggende vetmuur en zandmuur. Onder de minder algemene soorten worden loogkruid en fraai duizendguldenkruid vermeld.
  • moerasbos Blokkersdijk (noordwesten van het gebied): dit is het oudste en vrijwel gespaard gebleven opgespoten terrein. Het dateert van 1905 (smalle strook tussen de Scheldedijk en de eigenlijke Blokkersdijk). Het is een wilgenbosje met hier en daar opslag van ruwe berk, witte abeel en vlier. In de kruidlaag komen onder meer akkerdistel, grote brandnetel, Jacobskruid, smeerwortel, kleefkruid, wolfspoot, glidkruid, kleinbloemige basterwederik, witte klaver en fioringras voor. Van de hier aangetroffen moerasmelkdistel (Sonchus palustris) waren er in 1980 slechts vier vindplaatsen in België gekend.
  • lager gelegen delen: de vegetatie is hier gekenmerkt door zoutminnende planten. Het zout is aanwezig in de baggerspecie uit de Schelde waarmee het gebied is opgespoten. Bij inventarisaties in 1972 en 1973 bleek de vegetatie gedomineerd te worden door zulte. In 1974 werd de zulte verdrongen door zeebies, die vanaf dan een zeer uniforme begroeiing vormde, waarin vrijwel geen andere soorten voorkomen. Hier en daar begint zich op dat moment ook riet te vestigen.

De Biologische Waarderingskaart vermeldt de plas als een eutrofe plas met natuurlijke oevers. Rondom de plas komt rietvegetatie voor. Aan de west- en zuidzijde van de plas wordt de aanwezigheid van ruigte op voormalig akkerland, opgehoogde of vergraven terreinen vermeld. Ten noordwesten van de plas werden vochtig wilgenstruweel op een voedselrijke bodem en struweelopslag van allerlei aard gekarteerd. Ten oosten van de plas werden naast ruigte en stroken met elementen van rietkragen pioniervegeaties en soortenrijke ruigten geïnventariseerd. In het noordoosten van het gebied bevindt zich een populierenaanplant op droge grond met struikgewas.

Bij de beschrijving van het natuurreservaat Blokkersdijk-Antwerpen-Linkeroever door Natuurpunt (2004-2014) wordt een onderscheid gemaakt tussen het laaggelegen, niet opgespoten deel en de opgehoogde delen. Ten westen van de plas komen slikstranden voor die de plas bijna volledig omgeven bij lage waterstand. De rietstrook op de oostelijke en westelijke oever breidt nog steeds uit. De zone ten zuiden van de plas is begroeid met zeegroene rus en riet. Deze zone vormt het laaggelegen, niet opgespoten deel. Ten noordwesten van de plas bevinden zich het spontaan opgeslagen moerasbos en ongeveer 5 hectare stroken begroeid met pioniersvegetatie. Het oostelijk deel van het landschap bestaat van noord naar zuid uit vlierstroken, opgeslagen wilgenbosjes en circa 20 hectare vlakten begroeid met duinriet. Het noordoosten van het gebied wordt ingenomen door het in twee fasen aangeplante schutbos (1952-1954 en 1972-1973).

Cultuurhistorisch landschap

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het gebied weer als een deel van de “Polder de Swijndrecht”, gelegen binnen de verdedigingsgordel rond de stad Antwerpen. Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) bevindt de “Polder de Borgerweert” zich ten zuiden van de Noord-Scheldedijk. De waterloop “Het Rot” loopt deels door het zuiden van het gebied.

De Blokkersdijk, haaks op de Schelde aangelegd, vormde oorspronkelijk de scheiding tussen de Melselepolder (Kallo) en de Borgerweertpolder (gelegen in het achterliggend gebied van het Vlaams Hoofd). Het is onduidelijk wanneer deze dijk werd aangelegd.

Van het oorspronkelijke polderlandschap van de Borgerweertpolder is er niets meer over, want nadat het polderland op de rechteroever geheel werd opgeofferd aan industrie en havenuitbreiding, werd begonnen met de opspuiting van de linker Schelde-oever. Op haar beurt werd de linkeroever tussen Kallo en Antwerpen vrijwel volledig ingenomen door industrie. Ook de Borgerweert-polder verdween onder de opspuitingen. Op de meest recente topkaart staat deze polder nog aangegeven als een drassig weiland, terwijl even ten westen een vrij grote plas op de kaart voorkomt. Deze plas verdween bij de opspuitingen in het begin van de jaren 70 van de 20ste eeuw ten behoeve van de industrie. Het was oorspronkelijk de bedoeling het hele gebied op de te hogen, waarbij de helft als industriegebied in gebruik zou genomen worden en de rest voorzien werd als uitbreiding van het Sint-Annabos. De laaggelegen polder liep hierbij gedeeltelijk onder water. Het oostelijk deel werd ook opgespoten. Grote hoeveelheden Scheldewater kwamen hierbij in de plas terecht, waardoor het water brak werd en de moerassige delen een zoutminnende flora gingen vertonen. In oktober 1973 liep het gebied opnieuw vol met rivierwater. De plas is dus van recente oorsprong en was rond 1980 nog in volle evolutie. De maximale diepte van de plas bedroeg op dat moment 1,5 meter. Het landschap Blokkersdijk werd in 1988 erkend als natuurreservaat.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier DA000494, Blokkersdijk (HILLAERT E. & VAN DEN BREMT P., 1980).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Van den Bremt, Paul; Cox, Lise; Hillaert, E.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Blokkersdijk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/191452 (geraadpleegd op ).