Kasteeldomein de Robiano

Tekst van Kasteeldomein de Robiano (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/42772)

De benaming 't Hof over 't water is te danken aan de ligging ten zuiden van de Vrijheid Tervuren aan de overzijde van de Voer, die op deze plaats voorheen vijf vijvers of scavoiren vormde, sinds 1772 Kasteel de Robiano genoemd naar de toenmalige eigenaars. Als één van de oudste kasteeldomeinen van Tervuren is het ten zuiden en ten zuidwesten nog steeds begrensd door bos en park; direct ten westen ligt een residentiële verkaveling.

Historiek

Het hofcomplex, reeds vermeld in de 14de eeuw was een leen van de Brabantse hertogen en vormde het centrum van één van de belangrijkste buitenwijken ten zuiden van de Vrijheid Tervuren. Later bestond het geheel uit een tweeledige structuur met een 16de-, 17de-eeuws pachthof en een herenwoning, in 1741 aangevuld met een poortgebouw. Het complex kreeg zijn definitieve vorm in de periode 1876-1879, waarbij de oude structuur met pachthof en herenwoning werd verweven met een nieuwbouw in romantisch eclectische stijl naar ontwerp van de provinciale architect E. Coulon.

Precieze gegevens omtrent ontstaan- en bouwgeschiedenis van dit voormalig leen van de hertogen van Brabant zijn bij gebrek aan systematisch archiefonderzoek niet bekend en dit ondanks het feit dat er over het kasteel reeds heel wat werd gepubliceerd. Volgens Vandesande en Davidts is de geschiedenis terug te voeren tot het einde van de 14de eeuw met Jan Van Assche als eerste bewoner. Omstreeks 1404 zou het oorspronkelijke hof door Jan Hertewijck, een telg uit een Brussels geslacht dat sinds 1339 het schepenambt bekleedde, zijn uitgebreid met een 'groot steynen huys' of 'huys van playsancie'. Pierron daarentegen situeert de eerste eigenaar, Emmery de Lesprinne, op het einde van de 15e eeuw, en dit als gevolg van een schenking in volle eigendom door Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk. Wat betreft de latere bezitters zijn de verschillende auteurs het wel met elkaar eens.

Doorheen de geschiedenis was het kasteel onder diverse benamingen bekend. De oudste, ''t Hof over 't water' verwijst naar de inplanting, ten zuiden van de ommuurde vrijheid, aan de overzijde van de Voer, die ter hoogte van het hof een reeks van vijf vijvers of 'scavoiren' vormde. Deze scavoiren duiken regelmatig op in de archieven naar aanleiding van geschillen tussen de eigenaar – tot de Franse Revolutie behoorden ze tot de domaniale bezittingen – en de eigenaars van het kasteel die ze huurden als kweekvijvers voor karpers. Vanaf 1493 zijn er diverse bescheiden bewaard die wijzen op een aanzienlijke uitbreiding van 't hof over 't water met gronden, weiland, boomgaarden, bossen en vijvers, voornamelijk gesitueerd op het 'Kistevelt', het 'Heijligen gheestvelt', de 'Gulden Bunder' en de 'Sint-Gertrude'.

In 1518 werd het hof gekocht door François de Borssele, heer van Cortkene. Na het overlijden van zijn weduwe Cathérine d'Egmont in 1523 komt het goed in bezit van haar neef Floris d'Egmont, graaf van Bueren. Sindsdien is de 'hoffstadt metten huysse daerop staende' bekend als 'thuys van Bueren' (1614). In 1558 erft Willem van Nassau, prins van Oranje van zijn overleden echtgenote Anna van Bueren, het gelijknamige kasteel. Kort daarop wordt het kasteel, waarin Brusselse calvinisten regelmatig toevlucht zochten, samen met de andere bezittingen van Willem de Zwijger in de Zuidelijke Nederlanden door de Spaanse overheid in beslag genomen. Nadat de goederen in 1576 bij de pacificatie van Gent waren vrijgegeven kwam het kasteel van Tervuren in 1592 in het bezit van de hoofdopziener van de domeinen graaf Florent de Berlaimont. Vanaf 1600 waren de d’Espinoza, markiezen van Melin voor meer dan een eeuw eigenaar te Tervuren. Volgens een inventaris opgemaakt in 1686 was '’t huys en ’t Pachthoff ende Boomgaert oft block' ongeveer zes dagwanden groot. Een figuratieve kaart in het kaartboek van de abdij van Park (1665) geeft een duidelijk beeld van het hof van Melijn zoals het toen werd genoemd. Het hof vertoont grosso modo een rechthoekige gesloten structuur waarbij diverse volumes twee binnenkoeren begrenzen. Het woongedeelte met een stenen breedhuis van twee bouwlagen en zes traveeën tussen getrapte zijgevels bevindt zich aan de rechterzijde. Op de achtergevel sluit een L-vormige, lagere dienstvleugel aan die samen met een tuinmuur een binnenkoer omsluit. Vermoedelijk was het woongedeelte toegankelijk via de westelijke zijgevel, zoals wordt bevestigd door een voorstelling van circa 1825. Links van het woonhuis bevinden zich de hoevegebouwen, toegankelijk via een haaks erop ingeplante poortdoorgang, met langs de straatzijde een laag volume verstevigd met steunberen. Aan de oostzijde wordt het erf begrensd door een groter volume, vermoedelijk een dwarsschuur. Alles wijst erop dat het hof van Melijn niet door zijn eigenaars werd bewoond maar verpacht.

Na de families van der Laen (1722) en de Limpens (1763) kwam het hof via huwelijk in 1772 in het bezit van de familie de Robiano, die het effectief bewoonde. De familie de Robiano stamde af van oude Lombardische adel, die zich tijdens het bewind van Karel V in de Zuidelijke Nederlanden had gevestigd en er hoge functies in regering en diplomatie bekleedde. Louis de Robiano (1781-1855) gehuwd met Maria Amalia de Stolberg-Stolberg ging zich actief bezighouden met de uitbating van de oude hoeve, waarbij uitgestrekte landerijen werden omgezet in weiland voor intensieve veeteelt. Na zijn dood in 1855 werd hij in Tervuren opgevolgd door zijn dochter Clothilde die samen met haar echtgenoot François de Stolberg-Wernigerode (1815-1888) de bezittingen in Tervuren, voor wat het woongedeelte betreft, ingrijpend liet verbouwen en uitbreiden. Het fervent katholieke echtpaar was actief betrokken bij het parochiale en sociale leven in Tervuren. De huiskapel werd regelmatig opengesteld voor de omwonenden.

In 1918 werden de bezittingen van de de Robiano's omwille van hun Duitse afkomst door de Belgische Staat in beslag genomen. De familie aan wie de toegang tot het land was ontzegd, zou niet meer terugkeren. Inmiddels hadden militaire genietroepen op het domein onderdak gevonden, met desastreuze gevolgen voor het rijke bomenbestand. In de Wolvenweg waaiden eeuwenoude beuken om nadat het zand uit de hellingen was gegraven ten behoeve van een manege die in het park was aangelegd. Ook de bomen rond de vijvers die onder meer werden gebruikt voor oefeningen met pontons liepen ernstige schade op. Hevige reacties vanwege de Ligue des Amis de la Forêt de Soignes en van de K.C.M.L. – de vijvers en de holle weg waren sinds 1917 geklasseerd (3de klasse) – konden niet baten. Een project van de militaire overheid om er een kazerne op te richten kon echter via onderhandelingen worden verijdeld. Toen in 1926 de sekwestratie werd opgeheven besliste de familie de Robiano niet terug te keren. Een deel van het domein werd geschonken aan de parochie en liefdadigheidsinstellingen. De rest werd openbaar verkocht. Het kasteel kwam in het bezit van graaf E. Hermicourt de Grunne. De omliggende gronden werden verkaveld. Het kasteel met park werd ter beschikking gesteld van 'l’Oeuvre Nationale des Colonies scolaires Catholiques'. Dit ging gepaard met de nodige herstelling- en herinrichtingswerken. Eind 1930 werd de eerste groep kinderen onder leiding van 'les Filles de la Charité' opgevangen. In 1950 waren het de 'Soeurs de la Congrégation de la Sainte Famille de Barcelone' die het kindertehuis beheerden. Twee jaar later verkochten de erfgenamen de Grunne het kasteel aan l' Oeuvre Nationale. In de jaren 1960 verbleven er gemiddeld ongeveer 90 kinderen. Omstreeks 1980 kwamen de voormalige 'kolonies' als kinderopvangcentra onder toezicht van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, nu Kind en Gezin. Met de opsplitsing in een Nederlandse- en Franstalige sectie kwam Tervuren, intussen een vestiging van de vzw Duinen en Heide, in de problemen. De vereiste bezettingsgraad bleek niet langer haalbaar, het complex werd veel te groot voor het aantal kinderen, zodat beslist werd het kasteel te verkopen. Dit gebeurde in 1994; SAS Institute, een Amerikaans softwarebedrijf, werd de nieuwe eigenaar. Het bedrijf heeft sinds 1997 haar kantoren in het kasteel.

Beschrijving

De 19de-eeuwse verbouwing en uitbreiding met een eclectisch geïnspireerd kasteel en een neoromaanse kapel was bepalend voor het huidige uitzicht. Typerend voor deze ingreep is het feit dat het oude hof, zoals bekend van een tekening van 1665 zowel qua structuur als voorkomen, herkenbaar bleef bewaard. Ook de herinrichting tot kindertehuis in de jaren 1930 zou hieraan weinig veranderen.

Het voormalige hoevegedeelte is toegankelijk via een poortgebouw, op nagenoeg vierkante plattegrond, twee bouwlagen hoog en afgedekt met een tentdak. Wit natuurstenen onderbouw met korfboogpoort voorzien van imposten en het jaartal 1741 op de sluitsteen. Bakstenen bovenbouw met beluikte, rechthoekige vensters in een omlijsting van kalkzandsteen en een volledig verweerde wapensteen. Her en der bleven kalkzandstenen hoekblokken en gedichte steigergaten zichtbaar. Dat de verdieping later werd bijgebouwd blijkt duidelijk langs de binnenplaatszijde waar de gedeeltelijk in overkraging gebouwde bovenbouw wordt gestut door houten schoren.

De aangrenzende hoevevleugel, met vrijwel blinde, door steunberen verstevigde straatgevel is sinds geruime tijd opgedeeld en ingericht in twee woongelegenheden. De vleugel aan de zuidkant van de binnenkoer maakt deel uit van het kindertehuis en werd als dusdanig ingericht. Afgezien van later toegevoegde vensters en dakkapellen bleef het originele volume op hoge natuurstenen plint met rondboogdeuren en een zijgevel met muurvlechtingen en schouderstukken bewaard.

Het aanpalende woongedeelte wordt gevormd door een L-vormige vleugel in traditionele bak- en zandsteenstijl en een 19de-eeuws kasteel. Samen met een recentere dienstvleugel met hergebruikte rondboogportieken omlijnen ze een gekasseide binnenkoer. De twee vleugels van het oude gedeelte, waarvan de oorsprong minstens teruggaat tot de 17de eeuw tellen twee bouwlagen onder zadeldak. De gevels, die volgens een foto van 1900 vroeger waren afgewerkt met een pleister- en/of schilderlaag, vertonen diverse sporen van dichtgemetselde kruisvensters met dubbel ontlastingssysteem en een rondboogdeur. De erker aan de straatzijde dateert volgens een opschrift van 1906.

De binneninrichting werd volledig aangepast aan de nieuwe gebruikseisen, waarbij de originele structuur met moer- en kinderbalken en vermoedelijk ook het origineel kapgebinte (niet toegankelijk) bleef bewaard.

Tegen de op het park georiënteerde langsgevel werd in 1876-'79 een romantisch eclectisch geïnspireerd kasteel gebouwd naar ontwerp van de Nijvelse architect E. Coulon. Deze "provinciaal architect" was vooral actief in Waals-Brabant, voornamelijk als ontwerper van talrijke parochiekerken in neostijl. Het kasteel is opgetrokken uit baksteen en witte natuursteen en telt twee bouwlagen boven een souterrain dat het niveauverschil tussen park- en straatkant overbrugt. Picturaal en plastisch behandelde gevelpartijen, horizontaal geleed door kordonlijsten, speklagen, een forse kroonlijst op consoles en decoratief benadrukte rondbogige en rechthoekige vensterpartijen.

De smalle straatgevel wordt geaccentueerd door een ronde hoektoren die de overgang tussen oud en nieuw visualiseert. Midden- en hoekrisalieten met torenvormige bekroning verlevendigen de vijf traveeën brede "voorgevel" langs het park. De linkertravee wordt extra benadrukt door het hoge piramidale dak en een overvloedige decoratie ter hoogte van de bovenvensters. Op de hoek van het gebouw bevindt zich een beeldengroep onder baldakijn die naar verluidt de Heilige Elisabeth voorstelt met echtgenoot Herman van Thüringen en hun drie kinderen. De familie de Stolberg beschouwde zich namelijk als rechtstreekse afstammelingen van deze heilige. Boven het balkonvenster in de vorm van een rondbogig tweelichtvenster prijkt een forse cartouche met de initialen van Amélie de Robiano-Stolberg, en het devies van Louis de Robiano "FAIS CE QUE DOIS, DIEU POURVOIRA". De romantische inspiratie vertolkt zich eveneens in de grillige dakvorm, onderbroken door talrijke formeel en decoratief verschillend uitgewerkte mansardevensters.

Interieur. De nieuwbouw ging uiteraard gepaard met een volledige reorganisatie en inrichting van de oude L-vleugel. Volgens een plattegrond, bewaard in het Rijksarchief deed de straatvleugel dienst als eetkamer en salon, terwijl in de dwarsvleugel de trapzaal, keuken en bijgebouw waren ondergebracht. De nieuwbouw ten slotte omvatte vanaf de straatkant een tweede salon, de bibliotheek, een biljartzaal, een spreekkamer en bureau. Ook de binnenafwerking met stucplafonds, parketvloeren en marmeren schouwen getuigt van een historiserende aanpak. De meeste aandacht ging uit naar de centraal ingeplante trapzaal en biljartzaal, die in feite als hoofdtoegang fungeert. Ter hoogte van de trapaanzet wordt de ruimte visueel in twee gedeeld door twee Ionische zuilen en muurpilasters die een kroonlijst op klossen dragen. Merkwaardig is de brede houten staatsietrap met smeedijzeren leuning die zich ter hoogte van een tussenbordes ogenschijnlijk in twee symmetrische traphelften opsplitst. De linkerhelft loopt echter dood op een buitenmuur. De biljartzaal bezit een overvloedig met lijstwerk versierd stucplafond met florale motieven in de zwikken, terwijl de wanden in de rechthoekige velden worden opgedeeld en onderbroken door paneeldeuren met bescheiden supra portes. De overige ruimten zijn minder herkenbaar bewaard, niettegenstaande de meeste nog een rijk versierde marmeren schouw bezitten.

Ten zuiden van het kasteel en ermee verbonden door een tussentravee (sacristie) bevindt zich de neoromaanse huiskapel. Volgens de briefwisseling in het Fonds de Robiano dateert ze van 1864 en mag architect Coulon eveneens als ontwerper worden beschouwd. De Leuvense aannemer Vanderlinden stond in voor de uitvoering. Naar verluidt werd gedeeltelijk gebruik gemaakt van afbraakmateriaal afkomstig van de oude hoeve (gesloopte schuur?).

Eénbeukig volume van twee traveeën en een halfrond koor opgetrokken uit baksteen en witte natuursteen, afgedekt met een zadeldak met klokkentoren. Verticale ritmering van de zijgevel door middel van rondboogvensters, steunberen en muurpilasters onderling verbonden door speklagen. Westgevel omlijnd door twee brede natuurstenen pilasters onderling verbonden door een Lombardische fries die in de zijgevel wordt herhaald. Massief houten deur met smeedijzeren beslag gevat in een sculpturaal uitgewerkt rondboogportiek met twee Korintische zuilen die een boogvormig timpaan met Christusmonogram dragen.

Boven het portiek een fraai, wit natuurstenen bas-reliëf met Onze-Lieve-Vrouw en Kind en het familiewapen en devies. In de geveltop ten slotte een centraal roosvenster met gelobd brandglas. Oorspronkelijk bevond zich ter hoogte van het koor een zijkapel die toegang verleende tot een crypte onder het koor. Nadat in 1917 de stoffelijke resten van de de Robiano’s waren overgebracht naar het parochiekerkhof werd deze zijkapel gesloopt. In de kapelmuur verwijst enkel nog een bas-reliëf met de Verrezen Christus naar de vroegere locatie.

De binnenruimte wordt geritmeerd door Korintische zuilen en pilasters die een kruisgewelf dragen. De oorspronkelijke beschildering met imitatiedoekbehang zoals bekend van foto's uit de jaren 1940 is verdwenen. Overigens bleef het interieur, zowel qua meubilering, verlichtingsarmaturen, bevloering als glasramen vrijwel intact. Het neoromaanse altaar rust op een predella gevormd door een bas-reliëf met een voorstelling van het Laatste Avondmaal. Volgens gegevens uit het de Robiano-archief werd het gerealiseerd door de gebroeders Goyers uit Leuven, in samenwerking met de Duitse schilder E. Deger. De overige sculpturen, de communiebank met engelenfiguren in een vierpas en de houten bas-reliëfs met de vijf blijde en glorierijke mysteriën links en rechts tegen de koorwand dienen wellicht aan dezelfde kunstenaar toegeschreven. De vier glasramen met heiligenvoorstellingen (Elisabeth van Hongarije, Franciscus van Assissi, Vincentius à Paulo, Theresa van Avila, Antonius van Padua...) werden uitgevoerd door Vanderpoorten (Sint-Jans-Molenbeek) naar het ontwerp van de schilder Comans uit Düsseldorf.

Het park, langs de straat afgesloten met een hoge breukstenen muur met smeedijzeren borstwering en een haag, is toegankelijk via een fraai Lodewijk XVI-hekken. Eenvoudige zijvleugels – een gevolg van brandweereisen – vervangen de originele pilasters met siervaasbekroning. Van een formele parkaanleg, zoals voorgesteld op de Ferrariskaart (1770-1778) zijn geen sporen bewaard. Rest een sterk hellende graszone omkaderd met boompartijen waaronder een indrukwekkende eik en twee levensbomen. Achter het kasteel bevindt zich een vrij recente uitbreiding, waarop restanten van een boomgaard en een serre aansluiten.

Ter hoogte van de Wolvenweg staat een merkwaardig, maar beschadigd calvariekruis, in 1856 opgericht naar aanleiding van het accidenteel overlijden van Louis de Robiano-Borsbeek in 1855. De Christusfiguur en reliëfs in het voetstuk worden toegeschreven aan Louis Crépin (1828-1887), Brusselse beeldhouwer en vooral landschapsschilder, die een tijdlang in Tervuren werkzaam was.

De Wolvenweg, een holle weg en geliefkoosd onderwerp van de schilders van de Tervuurse School, vormt nog steeds de westelijke begrenzing van het kasteeldomein. Van de vijf "scavoiren" of kweekvijvers, waaraan het kasteel zijn oudste benaming "'t hof over 't water" ontleende zijn er nog drie bewaard aan de overzijde van de straat.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Bron: Beschermingsdossier DB000097
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein de Robiano [online], https://id.erfgoed.net/teksten/181892 (geraadpleegd op ).