Résidence Gounod

Tekst van Résidence Gounod (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7339)

In oorsprong herenhuis in eclectische stijl met neoclassicistische inslag op de hoek van Mechelsesteenweg en Gounodstraat, volgens de bouwaanvraag uit 1887 opgetrokken in opdracht van de koopman Henri Oostendorp. Het bouwdossier vermeld ontwerper noch aannemer. Op initiatief van de Société Foncière et Mobililière Privée Résidence Gounod, werd het vroegere hotel naar een ontwerp door de architect Gerard De Ridder uit 1933 verhoogd met één verdieping, inwendig verbouwd, en uitgebreid met een appartementsgebouw in art-decostijl zijde Gounodstraat. Afgevaardigd beheerder van de vastgoedmaatschappij, opgericht voor de bouw en het beheer van het complex, was Albert Erkes (1893-1951), reserve-kolonel en eigenaar van kasteel "Spreeuwenborg" te Schilde. Aanvankelijk stond een veel groter nieuwbouwcomplex op het programma, een gebouw met een gevelbreedte van 35 m op een L-vormige plattegrond, dat de vroegere tuin besloeg en in totaal vijftien flats omvatte, gegroepeerd rond twee traphallen. Vanwege de economische crisis werd het project voorlopig beperkt tot een 16 m brede nieuwbouw met slechts vijf appartementen, die najaar 1934 werd voltooid. De rest van het perceel zou uiteindeliijk pas in 1954 worden bebouwd (Gounodstraat 1A).

Gerard De Ridder, wiens loopbaan kort na de eeuwwisseling van start was gegaan, associeerde zich omstreeks 1928 met de architect Joseph Hertogs, en zette na diens dood hun gezamenlijke praktijk verder. Waar De Ridder in 1925 al een appartementsgebouw van hoge standing aan de Jan Van Rijswijcklaan had tot stand gebracht, tekende hij in 1929 met Hertogs voor de gelijkaardige "Résidence du Nouveau Parc"aan de Eglantierlaan. Beide complexen behoren tot de vroege voorbeelden van luxe-flatgebouwen naar Parijs model in Antwerpen, en zijn representatief voor de behoudende art-decostijl waarvan De Ridder zich in de jaren 1920 bedient. Bescheidener van opzet en standing, bouwt de “Résidence Gounod” uit 1933-1934 hier in vereenvoudigde vorm op voort.

Herenhuis

Met een gevelbreedte van vier bij vijf traveeën, omvat het imposante hoekgebouw een souterrain en vier bouwlagen onder plat dak. In 1933 toegevoegd, vervangt de bovenste verdieping het oorspronkelijke klassieke hoofdgestel met bekronende attiek. De statige lijstgevel met gekorniste houten kroonlijst heeft een parement uit witte natuursteen, met gebruik van hardsteen voor pui, plint, balkons en waterlijsten. Geleed in de pui die door bossage als sokkel wordt geaccentueerd, en de bovenbouw met kolossale pilasterorde, wordt het op de hoek afgeronde gevelfront geritmeerd door hoek- en zijrisalieten. Een brede rechthoekige erker, balkons, entablementen en driehoekige frontons leggen de klemtoon op de eerste verdieping. Verder is de opstand opgebouwd uit regelmatige, in hoogte afnemende registers van rechthoekige muuropeningen, op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting. De houten vleugeldeur, het smeedijzeren traliewerk en de voetschraper zijn bewaard.

Oorspronkelijk was de plattegrond georganiseerd rond de ruime, centraal ingeplante traphal met bovenlicht, aansluitend op de vestibule met trappenbordes. Daarbij bood de begane grond ruimte aan de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda, en bevond de keuken zich in het souterrain. Bij de herindeling tot appartementen in 1933, bleven souterrain, begane grond en eerste verdieping inclusief de traphal als wooneenheid behouden, met slechts beperkte aanpassingen aan de indeling. De afgesplitste tweede verdieping en de toegevoegde derde verdieping vormen autonome appartementen, bestaande uit een woonkamer, drie slaapkamers, een meidenkamer, keuken en badkamer, ontsloten door de traphal van de aanpalende nieuwbouwflat.

Appartementsgebouw

Met een gevelbreedte van acht (van de zeventien geplande) traveeën omvat het gebouw een souterrain en vijf bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel , met een overschilderde cementbepleistering in ‘simili pierre’, een plint, deuromlijsting, puilijst en lekdrempels uit blauwe hardsteen, beantwoordt aan een drieledig compositieschema. Dit is opgebouwd uit de pui, de bovenbouw en een gecanneleerde attiekverdieping met kroonlijst, waarbij een uit de middenas geplaatste, oplopende bow-window met bekronend balkon de bovenbouw markeert, en de attiek zich onderscheidt door gecanneleerde penanten. Verder is de sobere opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, met het vlak omlijste portaal en bovenlicht in de tweede travee. De smeedijzeren inkomdeur en keldertralies zijn bewaard, het oorspronkelijk houten vensterschrijnwerk is grotendeels vernieuwd.

De appartementen beslaan telkens een volledige verdieping, ontsloten door de traphal met lift, en beschikkend over een individuele kelder in het souterrain. Op de bovenverdiepingen omvatten de flats aan straatzijde de woon- en eetkamer met erker of balkon en twee slaapkamers, en parallel aan de achterzijde de inkomhal met vestiaire, de keuken met terras, een derde slaapkamer en de badkamer. Vanwege de inkomhal en conciërgeloge, telt de kleinere gelijkvloerse flat één slaapkamer minder. Inkom- en traphal met marmeren vloer- en wandbekleding.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1887#499 en 1933#43546.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Résidence Gounod [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177908 (geraadpleegd op ).